Het kerkverband der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, gelijk dat gekend wordt uit de handelingen van den Amsterdamsche Kerkeraad in den aanvang der 17e eeuw - pagina 66

64

AAtfWltJST EN HOSMÏIÜM.

''"l''^';'

der eersten geweest is, diehetplan tot hare stichting heeft toegejuicht; hoe hij dat gedaan heeft met eene opgewektheid en beslistheid, die ook ons toen tot opwekking was; en hoe hij haar toen verder gesteund heeft op allerlei wijze: met zijn naam, met zijn invloed, met zijne middelen, met zijne sympathie. Hij is heengegaan, ook van ons; wel gewis op Gods tijd, maar naar menscheljjk inzicht veel te vroeg. En toch ook weer niet te vroeg: hij ging henen in vrede. Door eene soortgelijke reden was er in dien kring bij den aanvang van dit jaar nog eene vacature. We verheugen ons dat die sedert vervuld is door het optreden van den Arasterdamsclien predikant W o u t e r Kraijenbelt. Hetzij ü gegeven, geachte Directeur voor Noord-Holland, de belangen onzer stichting nog lang te bevorderen, met dat jeugdige vuur dat u nog zoo eigen is: door uw woord, door uw voorbeeld, door uw invloed, door uw gebed. Daar de heeren Directeur en Curator, die als zoodanig raoeslen aftreden, tot ons aller vreugde voor ons bewaard bleven, hebben allhans daardoor die colleges geene verandering ondergaan. Toch wordt in dat van heeren Curatoren één lid gemist. Maar dit is nu eens een ggnais /dat ons uiterst welkom is. Met voldoening zagen we U, geachte De Har tog, aan de benoeming van heeren Directeuren gevolg geven, en alzoo overgaan tot den kring der hoogleeraren, als Regent van het te stichten Hospitium. Toen voor bijna drie eeuwen een der Amsterdamsche predikanten tot eene soortgelijke functie te Leiden geroepen werd, heeft het nog maar ongeveer een jaar geduurd, en loen kon het Staten-college reeds vvorden ingewijd ^). Wij nu, we hebben geen Staals1) Het ïCollegie der Theologien" te Leiden is ingewijd op den 6 Oct. 1592; het besluit tot de oprichting is door de H. H. Staten van Holland na onderscheiden deliberatiën genomen op den 3 Mei 1591; en de eerste Regent, Johannes Cuchlinus, destijds predikant te Amsterdam, is nog in hetzelfde jaar 1591 benoemd geworden; volgens het getuigenis van Lucas Trelcatius in zijne lijkrede op Cuchlinus, biz. 9 van die rede, gelijk zij gevonden wordt in de compleete uitgave van Cuchlinus' hoofdwerk; Theologicae Disputaliones de Religionis Christianae capitibus praecipuis (hoofdzakelijk eene geregelde, uitvoerige en grondige theologische verklaring van de vragen en antwoorden van den Heidelbergschen Catechismus; ook nu nog van dogmatisch en historisch belang, maar zóó zeldzaam geworden dat degenen die over Cuchlinus geschreven hebben, ook nog Glasius en van der Aa, in hunne Biographische Woordenboeken, van hem zeggen, dat er «geene geschriften van hem schijnen te zijn in het licht gegeven"; de bedoelde uitgave, ongeveer 1000 blz. in klein-folio, is in 1613 door Samuel Crispinus bezorgd). Vgl. voorts over de oprichting, de wijding en inwijding, de inrichting enz. van bovengenoemd Sta*en-Oo]lege de uitvoerige beschrijving van Bor, Historie der Nederlandsche Oorlogen, IHe Stuk, 20e Boek, blz. 644—658 (nl. in de verbeterde en vermeerderde uitgave van 1679; in de oude uitgave, die, althans voor dit deel, in 1630 uitk-wam, is het Boek 29, blz, 33—42).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen