GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Schuld en straf - pagina 85

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schuld en straf - pagina 85

Rede, gehouden bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

79 Ervaringen van een schuldbesef, waartegenover de determinist niets heeft te zeggen, dan dat het eene vergissing is, — alsof dat het geweten stillen kon, — terwijl ook dan de Christen door op den troost des Evangelies te wijzen, op het bloed van Christus, dat van alle zonden reinigt, inderdaad aan den ontzaggelijken eisch der werkelijkheid kan voldoen, en eene barmhartigheid bewijzen anders dan die der goddeloozen, welke wreed is. Men wil van schuld niet weten. Nadat de mensch aan de Paradijsbelofte der slang had geloofd: „gij zult als God zijn," — openbaarde zich aanstonds de zonde in loochening van schuld, als hij op des Heeren vraag: „Hebt gij van dien boom gegeten, van welken Ik u gebood, dat gij daarvan niet eten zoudt?" zeer deterministisch en sociologisch ten antwoord gaf: „De vrouw, die Gij mij gegeven hebt, die heeft mij van dien boom gegeven, en ik heb gegeten." En zoo komt, nadat het eind der vorige eeuw de souvereiniteit des menschen, het: gij zult als God zijn, — openlijk heeft uitgeroepen, het laatst van deze eeuw stouter nog dan de vorige alle schuld ontkennen. De mensch heeft geen schuld. Voorzoover die wezen kan, ligt zij buiten hem. Waartegenover Gods Woord, omgekeerd, niet slechts den mensch wèl schuldig verklaart, maar ook op hem de schuld laadt voor alle gebrek en lederen misstand in Gods heerlijk scheppingswerk. „Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. „Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen; niet gewillig, maar om diens wil, die het der ijdelheid onderworpen heeft; „Op hope dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid van de heerlijkheid der kinderen Gods. „Want wij weten dat het gansche schepsel te zamen zucht en te zamen als in barensnood is tot nu toe." 397) De heerlijkheid van de kinderen Gods zal zijn de heerlijkheid der Schepping, gelijk deze thans om der zonde wil in de dienstbaarheid der verderfenis is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1900

Rectorale redes | 130 Pagina's

Schuld en straf - pagina 85

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1900

Rectorale redes | 130 Pagina's