GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 81

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 81

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

71 Dit bekeeringsverhaal, dat Denifle liet tweede „komediestuk" van Luther noemt (L a. p. 1-, p. 394), zou Luther het eerst hebben verzonnen bij zijn voorlezingen over Genesis 27, in 1540 gehouden. Hij verhaalt daar, hoe hij lang gezocht had naar de beteekenis van wat Paulus zegt in Rom. 1 : 17: „Justitia Dei reveiatur in evangelio.' „Ibi diu quaerebam et pulsabam. Obstabat enim vocabulum illud: „Justitia Dei" quod usitate sic exponebatur: Justitia Dei est virtus, qua ipse Deus est formaliter iustus et damnat peccatores. Sic omnes Doctores hunc iocum interpretati fuerant, excepto Augustino: Justitia Dei id est, ira Dei. Quoties vero legebam hunc locum, semper optabam, ut Deus nunquam revelasset evangelium. Quis enim possit diligere Deum irascentem, judicantem, damnantem ? Donec tandem illustrante Spiritu sancto locum Abacuc (2, 4) diligentius expenderem : „Justus ex fide vivit" Inde colligebam, quod vita deberet ex fide exsistere, atque ita abstractum referebam in concretum et aperiebatur mihi tota sacra scriptura et coelum ipsum" (Luthers Werke E. A. op. lat. 7, 74). Vijf jaar later, toen hij zijn praefatie voor de uitgave zijner werken schreef, in 1545, deed Luther dit verhaal nog eens en voegde er toen aan toe, dat hij, eerst nadat dit nieuwe licht hem uit de Schrift was opgegaan, gezien had, hoe Augustinus 't zelfde geleerd had: „Postea legebam Augustinum de spiritu et litera, ubi praeter spem offendi, quod et ipse iustitiam Dei similiter interpretatur: qua nos Deus induit, dum nos iustificat" (E. A. var. arg. 1, 23). De gronden, die Denifle heeft aangevoerd om de onwaarheid van dit verhaal aan te toonen, zijn de volgende: in de eerste plaats is het volgens hem onwaar, dat de Middeleeuwsche exegeten de justitia Dei in Rom. 1 : 17 verstaan hebben van de straffende gerechtigheid Gods, want, zooals Denifle met tal van citaten in een afzonderlijk deel heeft aangetoond (Erganzungsband I, Die abendlandischen Schriftausleger bis Luther über Justitia Dei, Rom. 1 : 17) hebben deze exegeten evenals Augustinus de justitia Dei in Rom. 1 : 17 verstaan van de gratia justificans, die God ons schenkt. In de tweede plaats meent Denifle te kunnen aantoonen, dat Luther volstrekt niet eerst bij zijne bekeering, die Denifle in 1515 stelt, tot deze nieuwe opvatting van de justitia Dei is gekomen, maar dat hij „so weit wir ihn zurückverfolgen können", ook toen hij nog goed Roomsch was, diezelfde opvatting van de justitia Dei heeft gehad, zooals Denifle tracht te bewijzen met citaten uit Luther's Psalmencommentaar van 1513—1515 en zijn aanteekeningen op de Sententiae van Lombardus van 1509—1510 (Luther, I-, p. 397, noot 1).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 81

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's