GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Internationale Zendings-raad.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Internationale Zendings-raad.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Na in ons eerste artikel te, hébben gewezen op' de historische wording en het eigensoortig karakter van den I. Z. R., en in ons tweede artikel de uitsluiting der Duitsobe zending op het rijksgebied der geallieerden te hebben behandeld, willen wij tot hel. besluit twee belangrijke kwesties, v/aarover de I. Z. R. zicb heeft uitgesproken, kort uiteenzetten.

Aan een subcommissie was opgedragen een rapport saam te stellen over kerk en zending, of liever C'Ver de tegenwoordige verhouding der zending tegenover de omboogstrevende kerken. De aanwezige Japanneezen, Cbineezen, Indiërs en Afrikanen vo'Emden een afzonderlijke oommissie oiii dit vraagstuk toe te lichten, zoodat het inderdaad van alle kanten werd beliciht; .

Het getij verloopt, en zoo moeten de bakens worden verzet. De oorlog bieeft bet nationaliteitsgevoel der volken sterk ontwikkeld, en ook he't zelfbewustzijn der inlandscbe christenen tot ontwaking idoen komen. Als voorbeeld wij'zen we op de kerk der B.atalckers, waarover Dr Joh. Warneck opzienbarende mededeelingen heeft gedaan, en waarop' Ds Dijkstra in „De Macedoniër" van Januari 1922 in zijn rubriek „Üit mijti camera" de aandacht vestig't; men leze dus diens opmerkingen Oiver dieize hoogst (interessante Icwestie. Elke zending heeft ten doel kerken te stichten en dez'o zoo spoedig mogelijk tot ZeLfstandigheid op te voeden; bet gaat niet aan de inlandsche kerken steeds onmondig te houden en alzoo ondeï voogdij van de kerken van het moederland. Trouwens, dat willen de zendingskerken zelf ook niet, en daarom streven zij' naar emiancSpafcie.

Welke lijhen moeten nu hier woriden getrokken? Hoie zullen d!e zendende kerken moeten handelen, zonder te haastig of te laat vrijheid te geven? De I. Z. R. heeft zich uitgesproken, en wij achten het van belang een deel zijner opvattingen hier weer ite geven. Het ligt echter in onze bedoeling om in aansluiting met een anlikel over déze materie in „The Intern. Rev. of Miss." van de hand van DT Brown binnen enkele weken op deze kwestie terug te komten. Geven !wij: nu echter H3en jdèel' der resolutie.

De christelijke actie lijdt op leen groot deel van het zendingsveld, vooral in Indië en Japan, onder bet ernstige nadeel, dait zij door de inlanders als een vreemde, buitenlandsche zaak beschouwd v/ordt. Dit nadeel kan slechts oiverwonnen worden, als de ho'Ofdleiding der christelijke aotie overgaat in de ihanden der inlanders. Nu m'oiet mien echiter wiel in aanmierkLng nemen, dajt de metboide der verschillende zendingsoorporaties zeer onderscheiden is; dat de verhoudingen op de verschillende zendingsvelden ook zeer onderscheiden zijn; dat er ook eerst een genoegzaam aantal inlandsche leiders aanwezig moet zijn met voldoende gaven voorzien, voordat men hun de leiding kan toevertrouwen; dat mitsdien geen eenzijdige, voor allen en aües geldende, oplossing van dit zware probleem mogebjk is."

Dit is duidelijke en gezonde taal.

Bij de beraadslagingen kwamen allerlei vragen op, die beantwoording eischten. Is bet raadzaam, om het genoemde nadeel te vermijden, dat Europeesche zendelingen onder de opperleiding van de inlandsche kerk arbeiden, en eenzelfden dienst bekleeden als de ingeboienen des lands? En moeten niet alle vragen der zendingsaotiie van het betreffende land, niet door buitenlandsche ztendingslichamen van achter de groene tafel, en niet door zendingsconfer^enties, maar gemeenschappelijk door inlanders en zendingsvertegenwoordigers onder de oogen gezien en tot oplossing gebrach't worden ? '-Deze vragen kunnen zoo maar niet biéantwoord. Men kan er een gedachte over hebben, maar het handelen op de juiste wijze v'ereiscbt nader onderzoek: daarom zijn deze en dergielijke vragen door den I. Z. R. medegegeven aan de zendingscorporaties, opdat deze ze weer zouden doorgeven aan de zendelingen en de kerken op het zendingsveld. Wel leeft de I. Z. R. ondeir den indruk, dat mét deze vragen bijizcndere gewichtige kwesties aan de orde waren gesteld, en dat ziji spreken van • het streven naar een ander doiel in den pracitischen zendingsarbeid op het Aziatische zendingsyeld. Men oriënteerde zich hierbij aan de v'érboudingen, die in Japan worden aangetroffen, waar dit besproken doel in het algemeen genomen reeds bereikt werd. Daar is toch de boofdleiding in handen van de verschillende Japansche zendingslicham'en, en de zendelingen arbeiden als hun bondgenooten op terreinen en in kringen, die aan de Japanneezen gewenscht voorkomen.

Een niet veel minder belangrij'k punt was de bespreking o.ver de Christelijke scilrool op het zendingsveld. Hoe belangrijk dit punt geoordeeld werd, blijkt wel uit het feit, dat het was voorbereid door het publiceeren van onderscheidene artikelen, en er van den korten itijd, waarover de Raad te beschikken had, bijna een dag aan dé bespreking hierover gewijd werd.

Wij moeten echter, om niet te' uitvoerig te worden, ons tevreden stellen met het weergeven van de conclusies, die wjj in de „Int. Rev. of Miss." vonden .

Gehandeld werd over de idealen van het zendingsschoolonderwijs, over zijn verhouding tot de zich snel ontwikkelende nationate en koloniale schoolsystemen, over de bijzonderle bevordering van de karaktervormiing en opvoeding tot een christelijke persoonlijkheid, welke men van de zendingsschool verwachten mag, en dergielijke meer.

De algemeens overluigjng was, dat het zending? onderwijs beslist onvoldoende moest worden genoemd en ook te „sectarisch"; beit is de vraag, wat met dit laatste woord bedoeld wordt. Het is niet te hopen, dait de I. Z. R. de kracht gaat zoeken in een soort algemeene, zwevende, iedeir tegemoetkomende christelijke overtuiging, - waaraan allé kleur is ontnomen. Beter kunnen wij ons vinden in dé uitspraak, dat er voor ee'n \weede'-rangs zendingsonderwijs geen plaats is; öf goed öf géén onderwijs moet de leus zijn. „Wij zuUen alleen kunnen blijven bestaan, in elk geval hebben wij alleen het recht te blijven bestaan met. ons onderwijs, indien wij doien, wat de regaeringen niet kunnen doen; indien wij jongens en mteisjies opleiden zóó, dat een onderwijsspecialiteit de .oventuiging wegdraagt, dat zij zijn opgevoed tot een. nobel burgerschap; en zoo wij de regeeringen kunnen aanbieden de medewerking van inspedfceurs en deskundigen zoo goed als zij zelf zich niet verschaffen kan." Deze uitspraak moge eenigszinsEngelsch' gekleurd zijn, toch aanvaarden wiji de grondgedachte.

Het zendingsonderwijs moet .bovenaan staan. Al zijn er dan weinig scholen, de toiekom'st is voor het beste. Kwaliteit, salmenweitking en godsdienstige principe moeten hat waobtwoord zijn. Uitstekende hoedanigheid van het onderwijs moet doen aflaten van bet oprichten len instandhouden van minderwaardige inrichtingen; samienwerking moet de kloof overbru, ggen tusschen naam len ras; en godsdienstige overtuiging moet hteit toonen aan een ieder, dat wij den Naam des Heeren niet onteeren door den jongen mlenschen een minderwaardig onderwijs te geven, en dat dan „christelijk 'onderwijs" te heeten.

Natuurlijk is het gemakkelijker, deze. gedachten uit te spreken, dan den weg aan te wijzen, waarin deze gedachten kunnen wordjen verwerkelijkt. Echter heeft bet reeds zijn nut op het ideaal te worden gewezen. Het beste onderwijs kan ons ternauwernood goed genoeg zijn. Maar de Haere moet de noodige mannen en vrouwen geven. Wij kunnen er ons over verheugen, dat ook de Angelsaksische zending haar kracht meer in de diepte gaat zoeken, dan zij voorheen wel deed. Onze Gereformeerde zending heeft steeds in defce richting gewerkt, al zal zij de eerste zijn om te lerkennen, dat zij het ideaal nog niet bereikt heeft.

J. D. WIELENGA.

Evangelisatie onder Socialisten.

I.

Wie de mentaliteit heeft van een evangelist, zal ongetwijfeld met groote belangstelling de religieuze O'pwaking in de kringen der socialisten gadeslaan. Speciaal heb ik bierbij bet oog op de S. D'. A. P. 'Regelm'atig komen op de congres-agenda'.s voorstellen van afdeelingen te staan, die aandringen in het partij-orgaan meer plaats in te ruimen .aan de behandeling van religieuze stroommgen. Beschouwingen pro en contra werden de laatste jaren

hertaaldelijk neergepend. Het blad „De Nieuwe SaiTïenleving", orgaan van het Religieus Socialis-'LLSch Verbond, poogde hiöraan voldoening te schenken. Half om lialf socialistisch, ' en oomnmnistjsch is het door innerlijke tweespalt daarin niet ge-' slaagd. Steeds luiidet gaan fde stemlmen oif, die vragen, dat de partij zélf aan' dé religieuze behoeften der partijgenooten bevrediging zal gevea. Zelfs is er eene Beweging der Jongeren ontstaan, waarvan oi.a. G. J. ZwertbrOiek één der leiders is. Deze schreef in „Het Volk" van 28 Jan. i.l. in zijn „Populair Weteïisehappelijfc Bijvoegsel" o.a. het, volgende:

Het komt dus . hierop neör, dat de socialisti-Bche jongeren, die het socialisme willen beleven iu jat hun levensuitingen en die het beste wat in hen is voor hun ideaal willen geven, dit niet kunnen doen in de socialistisch© partijen van thans. Bijna uitsluitend politiek is het, wat daai alle aandacht heeft. En hoe belangrijk deze, vooral thans, ook is — een mensoh, een socialist, erf vooral een jong socialist kan bij politiek alléén niet leven! — En zoo zoekt ieder, die jong van jaren is en jong van hart buiten de bestaande partijen naar andere votmen, waarin ze van hun diepste zelf meer tot uiting kunnen doen komen dan hun eigenschappen als staatsburger alleen en waariri ze hun diepste en vaak nog zeor onbepaalde begeerten kunnen bevredigen.

Zoo 'is de jong socialistische beweging ontstaan.

Het probleem van de verhouding tusschen socia.lisme en godsdienst wordt in de kringen der S. 'D. A. P. periodiek aan de orde gesteld, zegt J. de Jager in hetzelfde nummer. Sinds Kerstaiis is de zaak echter meer in een acuut stadium gekom'en. Het ^Kierstnum'mer van „De Notenkraker" heeJit liierioe aanleiding' gegeven. Het bevatte n-.m. een 'Kerstplaat van' Dürer en een Middeleeuwsch 'Kers'tlieid. Loopuit noemde het „sp'ecifiek Katholieke symboiliek", „'eien min of 'mteer kwalijk gelukte iniitaiie van een geïllustreerd 'Katholiek Familie-Weekblad". Dit nummer heeft aanleiding gegeven 'tot t'cn breede discussie in' het „Populair Wetenschappelijk Bijvoieigsel", die nog steeds voortd; iurt.

Het is ten hoiogste leerzaam hiervan kennis te nemen. Ik zal mij dan oo'k in dit artikel veroorloven met schaar en lijmpot aan het werk te gaan en enkele frappante uitspraken omder de aarvdacht onzer lezers brengen.

De man, idie den knuppiel in het hoendefhok wierp, was partijgenoot I. Monas uit Bussum. Hij openbaart zich als een religieus socialist in de volgende'woorden: .

' Wij hebberil^|^G|l(S, partijp'i; o, gram staan: „Godsdienst is privaatzaak"; nu weten wij, allen, dat deze bepaling indertij'i noodzakelijk was, om stelling te nemen tegen bet principe van den ouden Socialistenbond: „Tegen 'God lein den Staat"; niemand kan echter ontkennen, dat dit programma-punt een zeer negatieve leuze is. In de jaren^ volgend op 'de partij'steUingname in dezen, hebben wij , alle zeilen moeten bijspannen om te trachten, onze verschillende eisohen te vei'WezenliJken; het Algemeen kiesrecht. Sociale verzekering, Achturendag etc. kwamen achtereenvolgens tot stand. Maar zooals het oude bijbelwioKurd zegt: „Gij zult bij ; brood alleen niet leven", zooi zien wij in de laatste jaren meer en meer de religieuze behoeften opnieuw opkomen 'en zich een uitweg zoeken.

Komend uit Joodsche omgteving, had hij' zich gestooten aan het specifiek Christelijk karakter van he't .Kerstnumm'sr. Het soeialis'mte zélf moet het volk meer tot een religie worden, is zijn oordcel. Hij vat dit in het volgende sam'en:

Als socialisten moeten wij in ons beginsel ook de religieuze bevrediging vinden, die het Socialisme, van alléén 'een maatschappelijk stelsel, hoog opheft tot een ideale levensbeschouwing. Het Socialisme heeft te veel moois dn zich, dan dat 'wiJ dit over het hoofd zoiuden blij'ven zien en voioï onze religieuze behoeften uitsluitend bevrediging! zouden blijven zoeken in een godsdienst, die gebouwd is op ideologieën van 2000 en meer jaien geleden en alhoeW'el vele der beelden en veirgelijkingen van het Christendom natuurlijk voor alle tifden hun ide& ele kracht blijVen behouden, zoo komt het mij toch vooir, "4at 'cle nieuw-opkomen-i de religie vele zijner beelden noodzakelijk zal moeten ontleenen aan den tegenwoordigen tijd, aan den enormen strijd der aïbeiders èn aan den tijd, die . komen gaat. Dichters als Adam'a van Scheltema, Van CoUem fe. a. zijn in zekeren zin als voorloiop'ers van deze nieuwe religie te beschou'wten: al 'hun idealisme .ontleenen zij alléén aan het Socialisme, maar de geest, die uit deze werken straalt, is nog op, geen stukken na doorgedfongen in den geest der arbeiders, die _geroepen zijn het Socialisme te verwezenlijken.

Hiermede was de strijd ingeluid. In het volgend numnier kwam K. Geertsema van. Arnhem eene lans breken voor ' den ouden godsdienst en de oude kerk.

Kan dus 't socialisme als levensleer de godsdienst niet vervangen, het kaa er veel kostelike elementen aan ontlenen. Maar daarvoor, 't is ©en eenvoudige waarheid, is 't nodig, dat de godsdienst blijft bestaan. Partijgenoot Monas heeft eigenlik ook helemaal niet gezegd, waarom de godsdiensB vervangen moest worden. De elementen van de godsdienst, op/welke ik mi| ïn dit artiekel hier en daar beriep: God de vader van alle mensen, Gods stem sprekend jn ons hart, 't gelo-of in de zegepiaal van het goede, waarom zou de gedsdienst die bestanddelen moeten verliezen, waarom zou hij zelfs in z'n 'geheel ten dode moeten worden opgeschreven en door iets anders vervangen? Als de Partij, als de leden 't er nog eens mee wilden pi: oberen? Misschien zijn ze er alleen maar wat van vervreemd. Misschien is 't alleen maar een soort van Valsche schaamte, die hernieuwde kennismaking belemmert. Voor een ieder is er tot die kennismaking nog gelegenheid: de kerken zijn er nog en in die kerken preken vélen onzer partij'genoton en geestverwanten, die men èn 't socialisme èn de godsdienst gerust kan toevertrouwen. Zpnderlingc verwijzing? Och, niets vreemder dan dat men ïn het socialisme belangstellenden naar onze partijvergaderingen verwijst. Probeer 't eens oen jaar tje, zoek met oordeel, luister zonder vootoordeel, en laten we er dan nog, eens over spreken, of de godsdienst vervangen moet worden.

Jos Tjoopuit tracht tussohen beide' stroomingen het midden te honden. „In de partij leven religieusvmelenden, anti-religieus denkenden en a.-religieus levenden, z.g.n. agnostici naast elkander in één verband." Tusschen ben moet een zeer groote mate van wederzijdsche tolerantie bestaan. D'aa.rom rich't hij vermianenld deh vinger oip^ tegen de religieus-gezinden in de partij. Hij ziet een gevaar aan dreigen:

Evenwel, de religieus denkenden in onzs beweging, dit wdlde ik hier toch niet nalaten te zeggen, moeten nu niet de dingen Willen gaan omkeeren. Er dient gewaarschuwd te worden tegen een zekere zucht om de socialistische beweging, door middel van een sooirt van vreedzame pene-, tratie (doo'rdrjngtng) met a? eligLeuze bestanddeelen geestelijk te gaan „vernieuwen". In dit geval zal er verzet komen, daar ben ik bijna zeker van.

Deze waarsc'huwing is zeker een merkwaardig •teeken van den groei van het religieus besef in de gelederen der partij.

H. O. Mollema van Amsterdam! göeft een week later de volgende confessie:

Volledig opgevoed in de bijbelsche geschiedenis, in de Christelijke leör, bekend met de kerkelijke dogma's, viel het mij direkt op, toen ik tot onderscheid van jairen kwam, dat de vrome menschen, die des Zondags zoo trouw naar de kerk gingen, in het door-de-fweeksche leven zich weinig van die mooie leer van Jezus aantrokken.

Hiermede werd aan mijn godsdienstig, , voelen, aan mijn kinderlijk geloof een .zware slag toegebracht, die gelden zou voor mijn geheele leven.

Eene ondervinding, in het jonge leven, kan een bijzonder stempel drukken op het verdere leven.

Zoo zijn er velen in onze partij. '• . Wij _zijn wel diep tpleurgesteld door de ervaringen jn ons jonge leven, maar de ondergrond van ons naïef-kinderlijk geloof, hetwelk wij van I onze vrome en^ brave ouders hebben geërfd, gaat nimmer verloren.

Alhoewel veel van het Christelijk onderw'ijs voor ons 'zijn waarde heeft verloren, is er steeds eene levensbeschou'wing die ons voor oiogen staat, die wij kuimen samenvatten in de leer van Jezus of liever in zijn twee leeirstellingen: God liefhebben boven alles, en den naaste als ons zelf.

Dat is eigenlijk onze godsdienst en daarom zal ik er maar' direkt bijfvoegen, zijn wij leden van de piartij.

Omdat wij in den dagelijkschen strijd onzer voormannen, in onze piers, ïn de dagelijksche propaganda van de geheele partij, belichaamd zien de twee leerstellingen van Jezus, is dalt onze religie.

De strijd voor de ontvopigding van het verongelijkte, ten achtergestelde, bestolen, in een put van geestelijke en stoffelijke ellende gestorte pro-.letariaat is voor ons de naleving van die tweeleerstellingen.

Het meeste spreekt het tïoddelijke tot mijl in de natuur, in de muziek len in de wetenschappen.

Bij stormweder, bij heerlijken zomeravond aan den flrand der zee.

Bij volledige afzondering 'in de diepten der bosschen.

Bij het hooren van zang en "fiiuziek en dan het beste in mooie natuur.

Bij het lezen van de beste en reinste gedachten van den mensch.

Niet in het geroezemoes van het groote stadsleven.

Niet in de fabriek of in de werkplaats. Niet in het aanschouwen van armoede en ellende.

Daar zien wij meer het schenden van het goddelijke in den mensch. Reeds de erkenning van do goddel^'ke eigenschappen in den mensch is voor ons een reden, om te strijden tegen de kapitalistische samenleving.

Deze heide leersteUingen staan voor ons in zoo nauw verband, dat zij vo& rons een geheel zijn en bij ons een idealisme hebben opgewekt, dat onuitwischbaai is en een gestadige "bron waaruit wij steeds den strijdlust putten voor een betere samenleving.

Daarom zijn wij socialist en georganiseerd STlïeider.

Wanneer wij nu door den feilen strijd om het bestaan, door da, gelijks Wiederkeerende zorgen, behoefte hebben aan troost en aan opbeuring, aan geestelijke leiding en Verzoïging; w, anneer wij eenigs'zins teleur z^n gesteld door een yerio'ren staking, dan hebben wijl'wiel eens ©en riem' onder het hart nbodig, maar dan beschouw ik dat m'eér als ontspanning van den fel bewogen geest.

Ook hebben wij'ibij onze gebrekkige ontwiüeling behoefte ; aan voorlichting en aan ontwikkeling van onzen geest.

Maar indien - wij bezield zijh raet het door mij geschetste idealisme, dan zijn er niet veel oogenblikken van moedeloosheid in ons leven, omdat wij ons doel altijd vast omïijtid voor oogen hebben: de strijd tegen het kapitalisme.

Die strijd wordt uitgevochten door de partij en de vakbeweging, en neemt ons geheele leven in beslag, is een piunt 'van overdenking en studie bij Onzen dagelijkschen arbeid en miaakt dien arbeid zelfs licht. Ons leven krijgt daairdoor kleur en bestemming en wordt eir geheel door vervuld.

Dit is onze religie, dit is onze goddelijke roeping, daar behoeft niets aaU te worden toegevoegd; zij is voldoende vodr ons geheele levsn in alle omstandigheden.

Mien Lansen van Amsiljerdam moet er niets van .hebben. Ze 'begreep^ niets van dat geroep pm religie in verschillende artikelen. Miien had steeds met z, f oveel genot in Ide sociialistische pers geneusd, lot:

Tot er 3 artikelen kwamlen, de eerste artikelen waartegenover ik totaal vreemd stond. Het w'aran .. de 3 artikelen , in ons Bijvoegsel, waarin geroepen werd om een nieuwe i< eligie, om een nieuwen socialistischen godsdienst. Daar begreep , ik niets van. Ik las ze nog eens en kort daarop las ik het artikel van p.g. De Jager in „De Soc. Gids".

Nog isteeds begreep-ik er niets van. Zou er een nieuw© socialistische godsdienst komen? Dius een socialistische god? En die god zou gediend worden? Bepaalde vormen van dienen zouden ontstaan? Hoe zou dit dienen zijii? Knielen? Berusten? Ootmoedig opzien? Ik 'kon er me geen voo'rstelling Van geven.

Nog' was Miens leieid niet ten einde, want:

Maar dan komt de kroon op liet werk: „De Notenkraker" met Christelijke, ja roomSche platen, en „Het Jonge Volk" met roomsche platen. Verhalen en liederen met aanbidding van het kind. Ik wit het hier eeirlijk zeggen, ik kan die platen, ik kan die engelen, die vrome gezichten, die aanbidding Van dat dikke, molUge kind daar midden op dien vloer (zie „Het Jonge Volk"), niet zien in onze pers zonder walging.

Er is een klove tusschen ons, ongodsdienstige menschen, en tusschen die anderen, die zich religieus noemen. Ik ben niet anü-godsdienstigf. Ik heb eerbied voor ieder, die oprecht katholiek, O'precht Christen, oprecht jood is. 'Wij, 'ongodsdienstigen, willen dit geloof eerbiedigen, vnj willen niet spotten, wij Willen niet kwetsen.

Godsdienst blijve in onze Partiji pirivaatzaak. Laat niet den godsdienststrijd toe in onze gelederen. Laat ons élkaa; rs ' geloof eer-. biedigen, laten .al 'die duizend godsdienstige richtingen ook ons ongeloof eerbiedigen.

Het veiste gaat J. de Jager in zijn uiteenzettingen, die dia.metraal tegen die van Mien Lansen overstaan. Zijne uitspraken zijn inderdaad 'hoogst belangrijk:

Ik geloof inderdaad, dat de kwestie dieper zit dan wat meer of anindere Waardeering yoor „geestelijke stroomingen", wat meer! of minder gele-' genheden om religieus-socialistische sprekers ta gaan 'hooren. Ik kan in deze tastend© pogingen in de richting van meer „idealisme" voor den een, 'meer , , godsdienst" voor den ander, meer , , waar socialisme" voor een deirde, niet anders zien dan het 'steeds meer doorbrekend besef, dat de filosofische oriënteering der s'ociaaldemokratische arbeidersbeweging hopeloos uit den tijd is, — zooi zij ©r ooit geweest is. Ik Wee't, dat velen mij zuUen betwisten, dat de soc.-dem'. arbeidersbeweging er „überhaupt" een filosofisch© orienteering oip' na zou houden. Zij staat boven, of althans buiten den istrijd der wereldbeschouwingen, zal men mij van die zijde vermoedelijk tegemoet voeren. Hen, die zoo spreken, zou ik willen aanraden, de uitmuntende uiteenzetting te lezen, die iemand in wien zij waarschijnlijk meer vertrouwen zuUen hebben dan in mij, R. Kuyper, in zijn „Marxistische beschouwingen" van dit onderwerp geeft fop biz. 99—116), Het is moeilijk, het daar gegeven betoog kort samen te vatten, zonder het onrecht-te doen, maar zeer duidelijk laat de schrijver gevoelen, dat aan den eenen kant religieuze partij'genooten praktisch met 'geen lenkel programpunt in botsing komen en dus zonder eenig bezwaar kunnen medestrijden, doch dat aan den landeren kant de theoretische achtergrond (en dit beteekent dus ook de groot© li|nen dar piTaldijfc!) van het program gevoT'md wordt doolr de „Marxistische wereldbeschouwing", die, - wat zij ook wèl moge wezen, zeker geen religieuze is.

De Sociaal-Demokratische Arbeiderspartij met andere woorden, is wel degelijk opi ©en bepaalde manier filosofisch georiënteerd, is wel degelijk de — !zij , het ook verdraagzame — draagster van een bepa.alde wereldbeschouwing. En "vfat ik in „T)e Soc. iGids" uitvoerig heb uiteengezet, moet ik hie* zeer in het kort herhalen: Als de godsdienst een waan is van maatschappelijken oorsprong en.... einde, dan is de Marxistische 'praktij's der godsdiensfinegeering gebouwd op de Matóstisohe theorie 'der godsdienst-wèg-klaring, inderdaad juist. Maar als in het godsdienstig leVen beleefd wordt, en in elk© godsdienstige wereldbeschouwing voorgesteld en overdacht wordt een diepere Waardevoller Werkelijkheid dan die welke wijl met onze oogen zien en met onze ooren hooiren —• dan is de Marxistische ptaktijk der godsdienst-negeering een prLncipdëelo vergissing, die niet goed gemaakt wordt door ook eens wat aan idealistische of religieuze stroomingen , , te doen". Een vergissing, die noig betrekkelijk weinig heeft kunnen hinderen in een tijd, waarin de sociaaLdemokratie een b^ha uit-

sluitend kritiseeïende, negatieve taak Kad, maar welker gevolgen voor onze beele beschaving noodlottig kunnen worden, naaïmate zif meer en meer wordt een kultuurfaktor, meer en meer de hoop der toekomst.

Een eemoiedelijk woordje mengt partijigenoot Hofland er iusscihien:

Als de banbliksems mt Moskou ons tegemoet rolden en het oude Ka'emlin tot opschrift beeft, dat godsdienst hersenveirgift is, zenden wij' onze schepen met graan, ©n de Paus zendt een half ' millioen lire. Hieirin ligt toch' wel een groote • "belofte voor de veiTvuUing v^tn het imiverseelei in beide richtingen. Nog dezer dagen werden we uitgenoodigd een offer te brengen ï); p het altaar van Eenheid ©n Socialism& . Wie onzer heeft hiefaan niet voldaan? "Wij gingen hiieraan niet vooïb^! gelijk de Leviet, maar vervulden de wet van 'Christus.

Ten laatst© geef ik het woord aan W. Drop' van Rölierdam. Zijn g'edacihte is: godsdienst en socialisme zijn twee', maar twee, die bijeen hooren. Met een lenk voorbeeld heldert hij op', hoe het soicialisme die religieuze behoeften niet kan bevredigen:

Laat mij dan' maar dadelijk beginnen m©t te zeggen, dat men van het socialisme, een socialistische levensbeschouwing, of ho© nleii het verder omschrijven wil, ook te Veel kaïi vragen. En ik meen, dat de taak van het socialisme niet is de „religieuze behoeften bevredigen". Zou men den eisch stellen, dat , .religieuze" (op de beteekenis van het woord kom. ik nog even terug) behoeften door het soicialisme bevredigd worden, dan probeert men brood te fcoiopen in ©en manufakturenwinkel. In den iregel lukt dat niet.

Hij licht dit toe door üa wijizen op-de problemen van schuld, en smart.

Wal is eigenlijk een mensch, als men hem' goed bekijkt:

Laat men dat eens met mij doen. Wat vinden we dan? Onder een uitstekend opigehoudsn schijta van fatsoenlijke braafheid heel wat zelfzucht en egoïsme. Zullen we dat omzetten alleen met een nieuwen maatschappijVorm? We vinden feiten in ons leven, waarbij we, gedreven door esn vaak volkomen onbegrijpelijke aandt'ift, dingen deden, die we zelf afschuwelijk hebben gevonden. Zullen we de kracht om ons tegen die aandrift te keeran, vinden in een veranderd systööm' van pToduktie en distributie?

Tot zoover mijne citaten. Scbiar en lijrapot zijn misschien wat al te zieer aan het werk geweest, ïk hoorde echter muziek in deze uitspraken. Iets van het: „oif zij HeM tasten en vinden mochten". Het is de plicht der evangelisatie, het is de dure roieping der kerk, deze dolers en zoekers den weg te wijzen. Doiet zij; dit niet, dan Maai dat zou vreeselijk zijn!

N. B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Internationale Zendings-raad.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 februari 1922

De Reformatie | 8 Pagina's