GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Prof. Dr V. Hepp.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Dr V. Hepp.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De Reformatie" heeft reden om blijde te zijn. Haar eindredacteur Dr Hepp Is deze week benoemd tot hoogleeraar aan de Vrij"^ Universiteit, en ons blad wil vooraanstaan om den nieuwen professor geluk te wenschen met de eervolle en gewichtige positie, die hem te beurt viel.

Eervol en gewichtig.

Zoo mag dit professoraat zeker (.•genoemd worden. Dr Hepp wordt immers de opvolger van onzen grooten, beminden Prof. Bavinok, on zi.ju pla, ats in te nemen, is zeker een bijzon-.iere oere, doch deze opvolging brengt ook een zware veraatwoordelijkheid met zich mede. Den catheder van een man als Ravinck te bezetten, is een bijzonder moeilijke taak, en het. onderwijs in de dogmatiek, dat de nieuwe hoogleeraar heeft to geven, maakt zijn arbeid tot een van het grootste gewicht. Dr Hepp zal de eerste zijn om dit te erkennen, en behoefte hebben aan het gebed van ons volk om wijsheid en licht bij de aanvaardini.3 van dit belangrijke lamibt.

Deze keuze verbaast ons niet.

Dr Hepp was om zijn wetenschap(leiijke békw.anmheden de aangewezen man, en wie Je theologische kaart eenigszins kent, moet toestemmen, dat, waar de faculteit noodig had een scherpzlnnigeTi dogmaticus van wijsgeerige geschooldheid en bijzon dere denkkracht, de benoemde .n aé eerste plaats in aanmerking kwam, om de ledige plaats van Prof. Bavinck te vervullen. Het zal niet noodig zijn dit in den breede te illustreerea, en eveneens zal men het mij niet euvel duiden, dat ik hier een uitvoerig relaas van al hetgeen Dr Heon gieschreven en gedaan heeft, aahterwège laat. [Onze lezers hebben dit niet noodig.

Onze God zegene deze keuze.

Hij bekrachtige den nieuwen hoogleeraar tot zijn zware taak, en geve hem genacfe om zijn gewchtvoUe positie zóó te vervullen, dat niet alleen.door zijn arbeid de gereformeerde theologie lot hoogeren bloei gebracht worde, maar ook onze kerken rijke vruchten mogen plukken van zijn jeiding van de aanstaande dienaren des Woords. Dit toch is een punt van bijzonder belang. De vornimg der studenten is voor onze kerken een levonsquaestie, en we hopen van harte, dat het den nieuwen hoogleeraar gegund worde het hart der studenten te vinden en te treffen, en hen aan zich te binden door wetenschappelijk en mystiek contact

Zij deze benoeming voor de Vrije UnVersiteit tot rijken zegen.

God brenge haar weer dichter tot ons volfc. En ons volk dichter tot haar. In de heilige eenheid van het oule onverzwakt» gereformeerde belijden.

DIJK.

Twee klippen.

IX.

In deze artikelen zal gehandeld worden over I\et Kerkisme en het kerkelijk Indifferentisme.

Eerst over het Kerkisme.

In verschillende vormen komt dit voor. Vooreerst, wanneer iemand beweert, dat er buiten zijn kerk geen zaligheid is.

Vervolgens, wanneer hij het kerkelijk instituut, waartoe hij behoort, als de alleen ware kerk beschouwt en alle andere valseh noemt.

Ten derde, wanneer hij in zijn kerk niet ziet de meest zuivere, maar de zuivere, wanneer hij haar zuiverheid niet relatief, maar absoluut opvat.

Ten vierde, wanneer hij politiek, schoolwezen, wetenschap en kunst en zoo menig ander levensterrein afhankelijk maakt van de institutaire kerk.

Ten vijfde, wanneer men zijn lidmaatschap der geïastitueerde kerk practisch genoegzaam acht om het eeuwige leven te beërven.

Alsnu dient gewaarschuwd tegen het kerkelijfc Indifferentisme.

Vooraf wenschen we er op te wijzen, wat hiermee niet wordt bedoeld.

Men mag er niet toe rekenen de toenemende onkerkelijkheid in onze dagen. Want het woord zegt het tcli, dat van kerkelijk Indifferentisme hierbij geen sprake kan zijn.

Ook mag hier niet gedacht aan die buitenUadsche stioomingen, die van het 'kerkelijk instituut als zoodanig niets meer weten willen.

Het kerkelijk Indifferentisme komt op uit de overschatting van het leerstuk der heilige algemeene christeljke kerk. De kerk, in "haar aardsche verschijningen, wordt tot bijzaak gedegradeerd.

Het meest konsekwente Indifferentisme stelt alle. uitwendige kerken met haar kansels, ambten «n belijdenissen op één en dezelfde lijn.

Deze kerkelijk-Indifferentisten | rotesteeren ertegen, indien men hun godsdienstige onvnschilligheid ten laste legt.

Velen hunner komen met kracht on voor het geloof in Christus.

Zij wijzen met nadruk op den iek^.t, dat het zonder geloof onmogelijk is Gode te belagen.

De besten onder hen spreken immer weer de gemeenschap met Christus als het eene noodige uit.

Zij doen dat soms op zulk een eenvoudige, kinderlijke wijze, dat het hart als vanzelf naar hen , toetrekt.

Dit is het immers, wat ond-er de kerkelijk''raeelevenden te zeer wordt verbeten, dat alles aankomt op den persoonlijken, mystieken band met den levenden Christus.

Inzoover ze daarvoor de gedachten en gebeden opvorderen, hebben zij vanzelf on.re sympathie.

Maar redeneert men verder m-^t hen, dan wordt men alras hun afwijking gewaar.

Indien gij Mij liefhebt, zoo bewaar^ Mij'n geboden, sprak Christus eens.

En nu gaf Hij ook gebod-in te.i opzichte van kerk en belijdenis.

Dat Christus de ambten inst'j'de en de kerK institueerde, dat de apostelen allerwegen kerkformaties in het leven riepen en op leerontwikkeling aandrongen, dat een Paulus rlei cea k'eLterschon mensch na de eerste en twee'le verniani/jg te verwerpen, tellen zij weinig of niet.

Voor de kerk voelen ze daarom weinig. Meestal blijven ze wel bij - een bepaalde kerk aangesloten.

Immers, zoo overleggen ze, kwaad km Inen er niet bij, mits de band niet te kn^Uertd worde.

Wat hen betreft, moet die band niet anders dan ^een dunne draad zijn.

Zonder bezwaar gaan zij in oen a.niore kerkgemeenschap een gevierd prediker beluisteren en laten in de eigen kerk hun plaats leiïg.

’t Zit 'm niet in de kerk.

Dat is hun telkens herhaaM argun'ent

En als klap op de vuurpijl komen ze tien 'tegen een met het beweren aandragen: wann.^er Christus straks op de wolken komt, en allen voc-Zijn rechterstoel worden gedaagd, zal ffij niet vragien: zijt gij Gereformeerd, Hervormd, "L^uthersch gew-eest (van Roomsch zwijgen ze veiligheidshalve maar, want het antipapisme is in don regel bij hen nog al sterk ontwikkeld), maar: zijt gij Mij gehoorzaam geweest, hebt gij Mij liefgehad?

Waar dit nog al eens dikwijls den kerküevenden voor de voeten wordt ge worp ? n, willen wij een volgend maal deze argument.itie eens nader ontleden.

Waar is de tegenstelling?

Op den Theologischen Schooldag werden verschillende veelszins uitnemende referaten gehouden. In het voorbijgaan kan hier worden meegedeeld, dat één daarvan n.l. dat van 'Dr S; O. L'os van 's-Gravenhage, in ons blad een plaats zal vinden.

Het laatst refereerde Ds H. Brou-ver van Heemstede over „Kerkelijk Besef".

Daarin deed hij een verdienstelijk: > poging om' hel kerkelijk besef in onze Gereform'aerde Kerken te verlevendigen.

Echter bevatte hét verslag iets d'uisters voor ons

Doch geven we eerst het verslag, ctat aan „De Bazuin" is ontleend.

Alles heeft ^ijn bestemden tijd. Dit woord moet ons af en toe herinnerd worden. We moeten Gods stem hooren in ons eigen leven en in het wereldgebeuren. Er is steeds beweging, vooruitgang, of achteruitgang. Spr. wil , ons er toe opwekken, om den bestemden tijd, dien wij voor de dir^g: en helDben, goed te besteden, om zooveel mogelijk zegen te verspreiden.

Dr Hepp heeft op twee klippen g, ewezen: kerkisme en indifferentisme. Spr. wil over dezelfde gedachte, maar daarom niet over die twee klippen spreken. , Hij wil de goede lijn in ons kerkelijk besef uitstippelen.

’t Gaat niet makkelijk, om het scheepje met de fapuisvlag tusschen de klippen rechtdoor te sturen. Overal hebben we 't gevaar voor eerLzijdigheid. In dogmatische zaken: eenerzijds gaat Gods openbaring ons begrip verre te boven. Moeten we daarom agnosticisten worden? Neen, wel moet 't ons bewaren voor rationalisme. Want er staat toch ook, dat we Gods Geest hebben, en die doet ons God als Vader kennen.

Zoo zijn er ook uitersten in ons kerkelijk leven. Spr. meent, in tegenstelling met Dr Hepp, dat we wel degelijk in practijk met kerkisme hebben te strijden. En aan de andere zijde: er is ook, althans practisch, een zeer mime opvatting bij velen. Spr. noemt van beide uitersten een voorbeeld en haalt ' ' een citaat aan van prof. Van Leeuwen, die in „Practisch Christendom" beweert, dat wij meer menschen van een Imngetje, dan van een gemeente, meer van evangelisatie, dan van de kerk, meer van een knus lokaaltje dan van een kathedraal • izijn. ' . "'!

't Is nu de tijd, om daar eens op te letten. De (groote kwaal van onzen tijd is: grenzelooze oppervlakkigheid, izoowel onder geloovigen als ongeloovigen. Men spreekt wel, maar denkt niet na. Men weet eigenlijk' niet goed, wat de kerk is en • wat we aan haar hebben. Wat is ze voor ons godsdienstig leven niet van beteekenis.

Een kerk heeft een belijdenis, d. i. een getuigenis, een uiting in massieve woorden" van profetisme; het is een weergeving van Gods diepe waarheid in de Schrift. Maar nu kan men een rechte belijdenis hebben en toich den dood in den pot vinden. Dan is men niet kerkelijk, maar kerkistisch-•Cormalistisch. Zoo is het b.v. in Hongarije. Kerkelijk besef echter brengt tot levend belijden; er moet groei izijn; we waardeeren het goede in anderen en igrijpen zelf naar het beste. In die belijdenis moet ook het geloovig hart .zich kunnen vinden. Bij een kerk behoiort ook een orde; en 't zwaartepunt daarvan ligt in de ambten of diensten. Als nu de prediking' niet rekent met den bestemden tijd, als men b.v. preeken van een ander uit het hoofd leert en opdischt, als men zich b.v. bezig houdt met plaatsbeschrijvingen van het nieuwe Jeruizalem — dan verdwijnt het kerkelijk besef. We moeten de gemeente tegemoet komen, zegt men. .Ja, als men maar niet met de gemeente wegzinkt in oppervlakkigheid.

Als we, door gebrekkig catechetisch onderricht, onze jeugd de levende verkondiging onthouden, dan verdwijnt het kerkelijke besef. Spr: zou nog kunnen noemen: bediening der Sacramenten, huisbezoek en tucht. Maar hij wil alleen zeggen, dat we de klare stem van onzen tijd moeten verstaan, die wel niet naar God vraagt, maar waarin toch God nog tot ons spreekt. Zoo alleen kunnen wij de klippen vermijden. We moeten Christus leeren kennen en de kracht Zijner opstanding', opdat het ook van ons gelde: „Gij zijt van Christus en Christus is Godes."

De zinsnede, welke vooral onze a-indaclit trok, is deze:

„Spr. meent, in tegenstelling met Dr Hepp, dat we wel degelijk in practijk met kerkisme hebben te strijden."

Wie onze artikelen bver „Twee klippen' nauwkeurig las, zal dadelijk constateeren, dat hier een abuis moet zijn ingeslopen

Wie maakte dit abuis?

De een of andere verslaggever? Hoewel alle verslagen van dit referaat in alle bladen^ welke ik las, tot in de N. R. Ct. toe gehsel gelijkluidend waren, behalve dat hier en daar wel eens het snoeimes werd gebruikt, zou één \', =rslaggever voor alle bladen dit stuk kunnen hebben opgemaakt.

Deze mogelijkheid dient O'pengelaten.

Meer voor de hand ligt het cveawel, dat de referent zelf een perscommuniqué samenstelde en dat dus de fout bij hem moet sjezocht.

Doch dan wordt het ons schier onbegrijpelijk, hoe hij tot zijn opvatting kwam als zouden wij| beweren, dat we in de praktijk met liet Kerkisme niet hebben te strijden.

Juist het tegendeel is waar. Eeeds het opschrift van onze artib^len bewijst dit.

Twee klippen.

Als we nu met een klip '.n ds praktijk niet te doen hebben, is het een theoretsche klip geworden..

Dan is het in de praktijk ^^eea klip meer.

Maar waarom dan het Gereformo-^rd? volk gewaarschuwd tegen twee klippen?

Ook de inhoud van onze fUtikelen wijsc uit, dat Ds Brouwer's onderstelling geheel onjnlst is.

Wel somden we' verschillende vormen van Kerkisme op en trokken we de conclu.-iie, dat niet eenige dier vormen in andere kerken sterker werden aangetroffen dan bij ons.

Immers behoeft ook een klip niet van alle kanten even gevaarlijk te zijn.

Het is mogelijk, dat men van het Noorden komende, er zonder bijzondere oplettendheid voorbij kan varen, terwijl men van het Zuilen af op zijn uiterste hoede moet zijn.

Maar daarom blijft de klip i^evaar opleverei Zoo zijn wij ook tegenover het Kerkisme gaan staan. Met geen enkel woora' rept.-^a we ervan, dat we er in de praktijk niet mee /an do? n zouden hebben.

Wij zijn er juist krachtig tegen te velde getrokken.

Dit is niet te sterk gesproken.

Wenscht men nog bewijs?

In ons eerste artikel leest men:

„Kerkelijk indifferentisme en kerkisme zijn dè twee klippen, welke het schip der kerk ten allen tijde, maar bovenal nu bedreigen."

Ik spatiëerde.

Het derde artikel bevat de volgende uitspraken:

„En toch, al snijdt het Gereformeerd beginsel A'erkeerde voorstelling hieromtrent af, doen dit ook Gereformeerde belijders? > •

Helaas neen!

Door meer dan een werd zelfs in publieken geschrifte onze kerk de zuivere, in plaats van de meest zuivere genoemd.

Vooral als men met leden van andere kerken in aanraking kwam, liet men zich deze gedachte maar al te dikwijls ontglippen.

Men dacht daardoor sterk te staan.

Maar men verzwakte zijn positie.

Men stootte door dit hooghartige en onware standpunt af.

Men lokte daardoor allerlei aanmerkingen op eigen kerk uit. ''

Men wekte den schijn van zelfingenomenheid."

En:

„Dat besef (n.l. dat ziji geen zuivere, maar de relatief zuiverste is en altijddoor zuivering van noode heeft) moet gij bij uzelf levendig houden en in 'uw kerk trachten op te scherpen.

We moeten op dit punt tot meerdere bewustheid komen.

Want voor het kerkisme in dezen vorm liggen wij werkelijk bloot."

Ik spatiëerde weer.

En om nu nog een paar oassages uit het vijfde artikel te citeeren.

„Mag het kerkisme, welke gedaante het ook aanneme, nooit of te nimmer worden vergoelijkt, dient het steeds als een ernstig kwaad bestreden te worden, het diepst zondig is het wel, wanneer men zijn lidmaatschap der geïnstitueerde kerk feitelijk voor de eenige voorwaarde aanziet om het eeUwige leven te beërven.

Tegen zulk kerkisme .ibehoort tijdig en ontijdig te worden gewaarschuwd.

Het sloop in iedere kerk binnen.

Ook de Gereformeerde Kerken zijn er niet tegen gevrijwaard.

Het is een tak van het zielvermoordende formalism e."

Of wilt ge nog een citaat.

„Wordt er tegen dit kerkisme onder ons wel luide genoeg gepredikt? :

AVorden 'hypocrisie en foitaialisme niet al te vaak vereenzelvigd?

Voert dit er niet toe, dat de formalisten de conclusie trekken: ik' word in de prediking niet veroordeeld ?

Wij kunnen ons geen Gereformeerd prediker denken, die tegen dit kerk-formalisme, dit ontzettende kerkisme, nooit eens toornen zou.

Maar wordt er we} genoeg tegen getoornd? "

Ten slotte nog een ander:

„Het formalisme, dat .zich als kerkisme doet kennen, worde gedurig weer ten toon gesteld als een levensgevaar voor de ziel en voor de kerk beide, als Christus-verloochening.

Juist waar onze tijd het formalisme zulk een vetten bodem biedt, kan hiertegen niet te bezield worde opgetreden."

Ziehier dan enkele grepen uit onze artikelen.

Waar is echter de tegenstelling tusschen Ds Brouwer en mij, waarop in het verslag yaa zijn referaat zulk een klem wordt gelegd? Ik zie die niet.

Daarom is het mij een raadsel, hoe, indien Ds Brouwer, zelf het perscommuniqué gaf en werkelijk in dien zin heeft gesproken, h'i}, die „tegenstelling" heeft uitgevonden.

Ontbrak hem misschien na zijn Hon: !iarsche reis de rustige tijd van voorbereiding voo--zijn referaat, zoodat hij mijn artikelen slechts vlüchiig inkeek?

Ik zou het den geachten vefere.it hcasch niet kwalijk nemen.

De beste breister laat wel eens een steek vallen. Maar dan moet die steek toch opgaraapt.

Ik ben er waarlijk niet het meest bevreesd voor, dai de bezoekers van den Theologis'chen Schooldag de gedachte hebben meegenomen: die bcoze Dr Hepp toch, dat moet wel een ver-stokf^ kerkist zijn, anders zou hij niet zeggen dat wij' met het Kerkisme pra.ktisch niet van doen hebben.

Maar het raakt in zekeren zin Ie eer van ons blad

Ons blad zou daardoor in een hoek kunnen worden geduwd, waar het nooit wil stai'i.

Een redacteur of medewerker, die hot kerkistisch gevaar praktisch zou willen uitsChak'c.'en, zou onze , , Reformatie" in miscrediet brengen.

Hij zou toonen de zonden van o.is kerkelijk leven absoluut niet te verstaan.

Dit punt leek ons van te veel .lewicht, dan dat wij er niet even bij zouden stilhouden.

Misschien wil Ds Brouwer ons omUent dit misverstand opheldering geven.

Het zou ons aangenaam zijn.

onze kolom­ Wij stellen gaarne een deel van men hiervoor te zijner beschikking.

En het eind zal het wel uitwijzen: de gewc).ande tegenstelling bestaat niet.

Wij zijn het in elk opzicht eens.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Prof. Dr V. Hepp.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1922

De Reformatie | 8 Pagina's