GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET JAAR 1922.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET JAAR 1922.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Het jaar, dat voorböging, bood aan Nietzsche's evangelie, de wil tot macht, een schoone kans. Evenwel ontbrak het de menschheid aan wil. Een rondblik over de staatkundige toestanden leert dat.

Ons land lieten, we buiten hescKouwing'.

Welliclit oordeelt m'en, dat ons land, indien er v: aa internationale verhoudingen sprak'e is, ook veilig buiten beschouwing klan blijven.

Want stel al eens, dat Mer de wil tot macht tot liuitengewone ontwikkeling kwam', wat zou pns kleine landje tegenover heel de wereld klmnen uitrichten ?

Ons kleine landje!

We zijn er : al meer en hieer aan gewoon geraakt zóó over ons vaderland te idenli'en en te spreken.

Men vindt het belachelijk' te igelooven, dat Nederland ooit op' de wereldomstandighedeii. invloed zou kunnen uitoefenen.

Men was in 1922 al Mij, als de Volkerenbond een onzer mannen tot een verantwoordelijken post riep, als men in andere landen niet vergat dat het „dorp" den Hlaag ook' noig bestond.

Daarbij klonk het woord „zelfstandigheidspolitiek", door ministerieel hoofd bedacht, lang piet kwaad.

Aan den anderen kant ecMer werd de indruk gevestigd, , dat Nederland en zijn koloniën zoo-ongeveer tot weerloosheid verzOinken waren.

Ons kleine landje!

Dat is de term, waarvan suggestie uitgaat.

Maar een ziekelijke suggestie. Een suggestie tot wilsverlamkning.

De geschiedenis van onzen bloeitijd bewijst, wat een klein volk verm|ag. Welk een wereldpotsitie het innemen ktan.

G, af de zegen Gods, dat wij tijdens den oorlog onae neutraliteit konden handhaven, ons niet een voorsprong op de omliggende volkeren?

Waarom hebben we dien voorsprong niet bewaard «1 moesten ons ook' in 1922 in de gestie van het liinkende paard laten zien?

Waarom .anders, dan omdat wij den wil van onzie vaderen niet hebben?

Ook wij deelden in de generale wilsverzWakking.

Dat de wil tot lüacht niet openbaar werd bij ons, we mogen er ons mee gelukWenschen.

Want dat is de wil van den anti-christ.

Doch dat de wil o-m) te midden van het volkerenleven goddelijke roeping na te komen in 1922 zoo tain als in de voorafgaande jaren tot uiting kwam, IS een aanklacht tegen Nederland en in het bijzonder tegen het ware christendom' op onzen bodem.

Bewustzijn van goddelijke roeping in deze en wil om deze uit t© voeren, zou ons een bevoorrechte internationale positie bezorgen.

En die bevoorrechte piositie zou dan geen doel, maar middel zijn.

Middel om te verkondigen, dat alleen een verbond miet den Potentaat aller potentaten de volkeren uit de ellende kan redden.

.Intusschon bleek ook in 1922 ons volk' daarvoor te wilszwak'.

Wel koos het bij de stemhus voor rechtsch.

En dit stemt tot dank.

_ Maar diezelfde stembus bracht ook' wilsverzwaktang aan het liöht.

Welk een verbrokkeling, welk een versnippering gal hij te zien.

Die partijtjes rezen als piaddestoelen uit den po> uti-eken grond.

Is, conoentreering een eerste noodzakelijke uiting van wilskracht, het bleek, dat men aan het tegenovergestelde zich had overgegeven.

Ook de rechtsche partijen leden er onder.

De. Roomschen nemen, allm-es aan, alsof ze voortaan drie richtingen zullen uitgaan.

De Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij stond als gevaarlijke concurrent van de Christelijk-Historische Unie op.

De Gereformeerde Staatspartij zond een afgeva, axdigde naar de Kaimer.

Als het moet voortgaan, gelijk 1922 inzette, dan is het einde van het politiek geliefhehber niet te zien.

En ook hiervan geldt het: wie niet vergadert, die verstrooit.

Nog meer dan de politieke, duiden de oeconomischie toestanden qp' wilsverzwakking.

„Het tweede magere jaar", zoo betitelde de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" 1922.

Nu kan mien in telling X'ersc'hillen.

Sommigen .gullen meer geneigd zijn het, wat Nederland natuurlijk bietreft, . het derde, misschien ook het vierde te noemen.

Doelloos zou het wezen daarover te twisten.

Als men zioh maar niet i'oorstelt, dat ook' deze periode, van magere jaren ü'^et zeven zal afgesloten zijn.

Want daarvan valt geen becijfering te geven.

De idee leeft: het kan niet zoo blijven, er moet verandering komen. En spoedig ook'.

Maar 'hoe, dat weet niem'and.

En van een eenigszins algem'eenen, volhiardenden, koershoudenden wil tot verandering moeten de eerste symptomen nog openbaar worden.

De wereld is biezig, , aan wat de spelers noemen, potverteren.

In de voormalige oorlogsrijken eten zöo goed als allen hun inkomen, ja ook hun kapitaal op.

De vroegere geallieerden mogen er wat gunstiger voorstaan, tot in Amerika toie heerscht malaise.

En wat ei; ger is: overal is h'et volk vrijwel los van zijn geld.

Geld dient om het oogenblikïi'elijk uit te geven en er persoonlijk genot van te hebben, niet om te beleggen, de algemeene productiek'racht te verstei'keri en het peil van het geheele volk' te verheffen.

Die gedachte spookt overal rond.

Wat zag men in het maigere jaar achter ons langs den puMieken weg eigenlijk van de malaise, behalve dan de relletjes, georganiseerd door de werke] oozen^^agitatie-oomité's ?

Zaten de restaurants in de gïoote steden minder vol? Was de kleeding minder chique? Hing men minder den LucuUus uit?

Ware het zóó! • Wie naar den buitenkant der dingen wilde oordeelen, zou concludeeren: er bestaat geen malaise.

Maar de beschouwing van den binnenkant leidt tot sombere ontdelckingen.

In steden als Berlijn en Weenen is dit voor velen het levensmaxime geworden: wanneer het op is dan is het op.

En hier te lande staat het niet anders.

Zaken kwijnen. De eene maatschappij na.de andere ging in 1922 over den kop. Allerh, ande ondernemingen failleerden.

Maar de betrokkenen lieten met izielden h'et geld klinken tot op den laatsten dag.

Oude namen, die met soliditeit vereenzelvigd schenen, rolden daarbij als de knikkers van een schooljongen in het slijk.

En op menig familiegraf diende men eerlijkheidshalve te beitelen:1922, ik^ood, de eere is weg.

Voor de algemeene opinie stond het wel vast, dat levensversobering eisch van het oogenblik was.

Weinigen zullen er geweest zijn, die bij het begin van 1922 geenerlei goede voornemens daaromtrent koesterden.

Maiar als het op de praktijk aankwam', bleek de wil niet sterk genoeg om zich met de uitvoering te belasten.

Dan giaf toen aan de dure auto de voorkeur boven de goedkoope tram. Dan liet men vrouw en 'doeJiters in bont-uitstalling opbieden tegen anderen van haar sexe. Op tal van manieren zoog het willcoize leven de beurzen leeg.

Magere jaren als 1922 moesten jaren zijn van bijna Sparta, ansche levensvereenvoudiging.

Luxe mag stellig niet als zonde veroordeeld. Maar in een tijd als deze moest men zich aan

werkelijke luxe hardnekkig spenen.

Doch wie durft dat aan? Hier en daar-een enkeling. Maar wat helpt dat?

Men moest den volkswil daartoe kunnen bewegen.

Wanneer het Gereformeerde volk daartoe slechts een energiek voorbeeld wilde geven, zou er veel zijn gewonnen.

Die_ versobering mag dan niet pondspondsgewijze over , alle uitgaven worden toegepast.

Immers verlieze men niet uit het oog, dat de verhouding tusschen het natuurlijke en het geestelijke „budget" vóór den oorlog allerminst evenwiditig kon genoemd.

Naar Amerikaanschen maatstaf h.v. gemeten, werd er onder ons voor geestelijke doeleinden: kerk, diakonie, zending, evangelisatie, filanthropie, en laat er ons ook bij insluiten: wetenschap en kunst weinig uitgegeven vergeleken bij de kosten van spijze en drank, woning en kleeding.

Van zeker praktiscjh materialisme was het Gereformeerde leven niet vrij te pleiten, al zong men nog zoo gaarne: laat gierigheid mij in haar strik niet vangen.

Tijdens den oorlog zijn de proportiën veelszins ten gunste veranderd.

Voor geestelijke doieleinden stabiliteit, ^oo 't lijden 'kan: verhooging, voor natuurlijke, zoo groot mogelijke bezuiniging, zou thians op 't betere pad voeren.

In elk geval m'aant 1922 tot iets ernstigers dan soberheids-voornemens en zuinigheids-b e-vliegingen.

Is staling van wil daartoe noodig, de geloO'Vige weet, dat die te verktijgen is door h!et vragen naar den Goddelijken wil.

Hij bidde inniger de derde bede van het „onze Vader": „Uw wil geschiede, gelijk' in den hemel alzoo ook op' de aaide".

En hij neme de Catedhismus-verldaring daarop; praktisch voor zijn rekening.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

HET JAAR 1922.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's