GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Mannelijk Christendom.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mannelijk Christendom.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr M. van Rhijn, een van de invloedrijkste jongere Ettiischen, sclareef een brochure: , , Hedendaagsche' Orthodoxie", waarin hij de ieuze van een „mannelijk christendom" opheft. Hij beschuldigt daarin Sohleiennacher en liet Piëtisme, , dat zij het cliristendom hebben ver-VTOUvfelijkt.

III.

Zulk een positie kiezen tegen Schleiermacher getuigt, onder de omistandigh'èden, waarin 'Dr van Rhijn verkeert, van hoogen moed.

Hij zal zich wel niet gevleid hebben, dat zijn geest\''envanten jbem onmiddellijk hun bijval zouden schenken.

Veeleer zal hij op tegenkanting hunnerzijds heb­ ben gerekend.

Die z< al gewis niet uitblijven.

Plezier van zijn vrijmoedige uiting zal hij naar alle waarschijnlijkheid voorloopig niet beleven.

Vele Ethischen zullen minder vriendelijke blikken op hem richten.

Want wie aan Schleiermacher raakt, raakt aan hen.

Dat niettemin Dr van Rhijn zijn overtuiging niet verzweeg, eert hem.

Trouwens, volgens 'hem hleeft de kerk de funeste gevolgen van dit christendom reeds aan den lijve gevoeld.

Er ontstonden conflicten.

Eenerzijds tusschen de groot-industrie en de kerk. De groot-industrie, die behoefte had aan een steeds Mimmend betoon van ^hlaar macht. En de kerk, die zich in passiviteit terugtrok'.

Hij vraiaigt:

Verbood deze vrouwelijk getinte, naar binnen gekeerde, de intimiteit zoekende religie niet de uitbreiding der economische macht en van het bezit; paste het eigenlijk wel in den nieuwen tijd; was het industrie en handel niet in den grond van de zaak vijandig g€zind?

Anderzijds vonden ook de arbeiders in de kerk geen bevrediging.-

Of zooals hijzelf het uitdrukt:

Van de andere zijde werd de betrelcking tusschen de wereld der onderdrukte of ontwakende arbeiders en' dezen vorm van harmonieuze christelijke vroomheid lioe langer hoe losser. Onder den druk der verhoudingen was men in de leringen der arbeiders hoe langer hoe minder geneigd zich geduldig in het onvermijdelijke te sohilcken; aanvaardde men de moeiten des levens steeds minder uit de hand van God; moest men niets hobhen van een prediking, die het dulden, zich voegen, zich bij het onrecht neerleggen, accentueerde. De stille overgave van eertijds maakte steeds meer plaats voor wrok en verbittering; nieuw zelfbewustzijn en begrip voor de waarde der persoordijkheid ontwaakten; men wenschte geen handlangers te zijn van het onpersooidijke arbeidsproces, dat steeds verder om zich heen greep en de zielen verwoestte.

Nu neem ik deze beschouwing in dezen vorm volstrekt niet voor mijn rekening'.

Ik geloof, dat er veel op valt af te dingen.

Maar dit kan, dunkt mij, toch kwalijk ontkend, uat de sociale kwestie niet zulk een afmeting zou hebben aangenomen, indien de kerken, of, zoo toen wil, het christendom meer miannelijke eigenscha.ppen aan. den dag hadden gelegd.

Indien zij in' deze beter hiaar roeping • hadden ^«rsta, an.

Dat het kultuürleven der 19e eeuw zoo veelszins buiten de kerk omiging, dat de kerk geen leiding gaf of eerst optrad, toen het telaat was, moet inderdaad worden toegeschreven aan haar passieve houding.

Natuurlijk laat zich daaruit het verschijnsel der onkerkelijkheid bij tal van gïoot-industriëelen en arbeiders niet verklaren.

De oorzaken van het winnend ongeloof juist indeze kringen liggen veel en veel dieper.

De materialistische, Imlamimonistische trek, die den tijd, welken achter ons ligt, kenmerkte en die ook heden nog valt waar te nemen, is miet de christelijke religie in flagranten strijd.

Men kan niet Christus dienen en den Mammon.

Zoodra de Mammon-vereering zich' naar voren dringt, k^n een breuk met de kerk niet uitblijven.

Doch dat neemt niet weg, dat juist de nawerking van Schleienniachier verschillende kerken in den heupzenuw heeft verlaind, zoodat zij zich hinkende 'yoortbewogen.

Wanneer werkelijk het bevel, dat P'aulus aan de Korinthiers gaf: „'Waakt, staat in het geloiof, houdt u toiannelijk, zijt sterk", door de kerk in onderscheiden landen ware nagekomen, zou de toestand er thans anders uitzien.

Ik Spreek hier natuurlijk niet over een bepaalde kerk.

Maar over de kerk in ïfet gemeen.

Eïi nu bepiaalt Dr van Rhijn zich vdOTal tot de 'hieillooze gevolgen vaii dit vrouwelijk' christendO'ni op oeaonomisch gebied. Ook neemt hij er-de wereld der geleerden, der inteUectueelen nog bij.

Doch' de gevolgen breidden zich veel verder uit. Op niet één terrein bleven zij uit.

Wel werd er gewaiarschu'wd, zooals we hopen aan te toonen. later

Helaas, er werd-niet naar geluisterd.

Over het geheel genomen mjaaM het christendom van onzen tijd een weifelenden, aarz'elenden, lijdelij'ken en lijdenden indruk.

Inhoever het etiket „vrouwelijk'.' hierop past, blijve op' het oogenblik buiten bescihouwing.

Dat komt nader aan de orde.

Maar dat het christendom teekenen geeft van mannenmoed en heroïsme zal niemand willen bevestigen.

Dr van Rtójn meent, dat het verzet tegen het duSgenaamde vrouwelijke christendom' als. met den dag zwelt en het geroep om. een 'niannelijk ahristendom steeds foach'tiger wordt.

Als argumenten voert hij aan:

Men zöa kunnen zéggen, dat men o.a. ook sedert Nietzsche, ook onder Luthersche christenen, langza: mcrhand hoe langer hoe meer het tekort eener eenzijdige, innerlijke, vrouwelijke religie gevoeld heeft. Albrecht Ritschl, keerde zich met alle kracht tegen het Piëtisme aJs eea-vreemd element op Frotestautschen bodem .en poneerde het heldhaftig geloof van Luther, met een historisch niet geheel juiste voorstelling van Luthers arbeid in het beroep, van de vorming der persoonlijkheid, geestelijke zelfstandigheid, vertrouwen op God in allo verhoudingen. Straks trachtte Arthur Bonus als een goed leerling van Ritschl, De Lagard© en Nietzsche, deze lijn dooi' te trekken, schreef hij zijne studiën over Germaansch christendom tegenover het eindeloos vertwijfelen aan eigen kracht, leerde hij, een sterken God en een sterken Christus, zocht hij mannen en geen slaven. Een ander leerling van Nietzsche, Johannes Muller, ijverde voor de cultuur van de sterke persoonlijkheid en wist door zijn „Blatter zur Pfleg.^ persönlichen Lebens" een min of meer internationale gemeente aan zich te verbinden. 'Wagner's schoonzoon Chamberlain verraste de wereld, in zijn geniale, maar voor velerlei critiek vatbare „Grandlagen", met zijn Arischen, volstrekt on-Semitischen Jezus. Reinhold Seeberg wijdde, vooral in het derde deel van zijn „Dogmengesohichte", een uitvoerige bespreking aan de kenmerken van het typisch Germaansche christendom. Zoo zouden er nog meer voorbeelden te noemen zijn. De vraag naar de verhouding van het vrouwelijke en het mannelijke en de beteekenis van het mannelijke in het christendom is op het einde der 19de eeuw, vooral dan in Duitschland, met kracht ontwaakt, en voor en na den oorlog is zijl, getuige studiën ais die van Moehring, Althaas e.a. over het kerkbezoek der maimen, in Luthersche, maar ook in niet-Luthersche landen, . zij het daar met een geheel anderen geestelijken achtergrond, in breede kringen acuut geworden. Temidden van de verscheuring der'laatste jaren hebben wij meer dan ooit leeren inzien, dat het christendom, hetwelk heden ten dage in een crisis verkeert als misschien nooit te voren, wanneer het zijn plaats wenscht te handhaven, de kinderschoenen zal hebhen uit te trekken; voorts dat de christelijke kerk in den chaos van dezen' tijd alleen dan tegen de vloedgolf der verwording zal zijn opgewa, ssen, wanheer zij, met een heroiek en mannelijk christendom voor den tlag komt.

Wij zouden hier met andere kleuren werken. Andere motieven iaanvoeren.

Maar ook zóó be& qh'ouwd, is h'et de overdenking waard.

De emeritus.

Druk wordt in onze kerkelijke pers de vraag besproken of het een wantoestand mioet worden genoemd, wanneer emeriti-predikanten zich' voor korter of langer tijd verbinden aan een andere kerk dan 'die, welke zij hebben gediend:

Daarover zijn zulkte uitnemiende dingen gezegd, dat wij er over gezwegen zouden hebben, indien toen niet nadruk'kelijfc had verzocht deze kwestie oolk voor de Reformatie-lezers te bielichten.

187 Het eigenaardige geval doet zich voor, dat, v-r^nneer een verbintenis als bovengenoemd werd gepubliceerd, men onder kerknieuws dikwijls de bijvoeging vond: mic^g dit zoo hi'aar? of: weer één, of iets dergelijks, waarin vanzelf afkeuring lag opgesloten.

Nu echter de zaak kerkelijk , aanh; angig werd gemaakt, worden over het geheel in onze pers andere tonen aangeslagen.

Dat stichtte verwarring.

En men wil weten, hoe dat zit. Tot de ingevsdkkelde kwesties behoeft men, naar het mij toescihijnt, deze , niet te rekenen.

Ze lijkt mij tamtelijk eenvoudig.

Kan er op kerkrecbtelijke gronden eenig bezwaar tegen gO'miaakt, dat een emteritos hier en daar gaat preeken ?

Natuurlijk niet.

En als zijn krachten (b'et hem-toelaten Zondag aan Zondag in den dienst 'des Woords voor' te glaan en hij dat ook doet en h'et land doortrekt, miaig dit, op' gelijke gronden, worden veroordeeld? Evenmin.

Bij den tegenwoordigen prèdik'antennood zou men het hem zelfs euvel kunnen duiden, indien hij anders handelde.

Maar wanneer nu een bepaalde kerk liem vraagt of ihij bereid is gedurende 'oen of meer jaren haar in hjet Woord te dienen, ml, ag hij dat niet aan-Viaaiden ?

Dit is voor hem' dikwijls 'minder vermoeiend dan het land in alle windrichtingen te doorkruisen. Bezwaar daartegen kan moeilijk worden ingebracht.

En als de kerkeraad van zooi'n kerk hem aanbiedt daar te komen wonen, - waardoor het hem nog gemiakkelijfcer wordt getojaakt, kan m'en daarop iets tegen , hiebb'en?

Dat valt niet goed in te zien.

Nu staan hier zeer zek'er bedenkingen tegenover.

De vooirnjaiamlste is wel deze, of zoo'n dienaar, die mietterdaad toont nog im!ee te kunaen eigen­

lijk wel emeritus mocht vrorden vefklaard. Hier 'stellen wij tegenover, dat door de emeritaatsvericlaring niet wordt uitgesproken, dat zoo'n dienaar nergens meer zou kunnen dienen, maar dat hij de kerk, waaraan (hSj verbonden is, door ouderdom', ziekte of anderszins niet Im'eer kan bearbeiden, gelijk' het behoort.

Een classis kan toch niet uitroiaken of hij misschien ergens elders nog wel te gebruiken is' en hem daarom, van den dienst in eigen kerk eenvoudig ontslaan en aan den idijk zetten? .

Evenmin 'kan een classis een andere kerk dwingen hem' te beroepien.

'Al zulke to!arcihandises zijn met de eere van den dien, a, ar en van de kerk in strijd.

Men hieeft te oordeelen na.ar den feitelij'k'en toestand.

Leidt dit in de praktijk tot misbruiken, die eens aan het licht taoet worden igebracht?

Dit is ons niet bekend.

Als zulke emeriti een contract mIet een andere kerk aangaan, zijn het zulke zwakke kerken, dat zij! ; be'ii als dienaren onmogelijk zouden kunnen beroepen.

Daarenboven geldt zulk' een contract tot wederopzeggens van beide klanten toe, wat bij een beroeping niet üiogelijk ZO'U zijn.

Dat deze ömeriti vergoedin, g krijgen voor hun a, rbeid is niet meer dan billijk.

Maar, hoort 'men weleens, voor hen snijdt het mes dan dubbel.

Zij trekken hun emierit^atsgeld en tegelijk nog een honoirarium.

Doch geldt dat oök niet van rondreizende emeriti?

En derikt taisn er wel lalan, dat zij door em'eritaiatsverklaring in geldelijke inkomsten opeens sterk achteruitgaan?

Ljaat men toch onzen em'eriti deze vergoedingen niet misgunnen!

Laat het geld toch niet steeds ons oordeel in kerkelijke zaken bepalen!

In vele (gevallen is hlet een uitkomst voor emeriti, wanneer zij uit 'een grootere kferk k'otaend, in rustiger omige'ving, nog' wat mogen arbeiden.

Niet om de iidcom^ten.

Miaai' om hun leven.

. Of ziet men het maar niet al te vaak', dat zij, die uit drukken .werkkring opeens tot stil leven overgaan, binnen betrekkelijk korten tijd sterven?

Ooik arbeid is een levensbehoefte voor den menscK

Men zij mild in de beoordeeling van deze gevallen.

En pluize niet alles zoo uit!

Daarenboven, wat alles afdoet, kerkrechtelijk gaan deze* dienaren o.i. geheel vrij uit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Mannelijk Christendom.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's