GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Synode-Indrukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synode-Indrukken.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

XI (Slot.)

Sluitingsrede van den Praeses.

Sinds 1914, meen ik, is het gebruikelijk de sluitingsrede schriftelijk voor zich te hebben. Een maatregel, die niet anders dan toegejuioM kan worden.

Het komt bij zoo'n rede vaak' op een woord: , een zinsnede of zinswending , aian.

Bij improvisatie is men zich nooit zóó meestex, als wanneex men het al zwaxt op wit voox zich heeft.

Met zijn bekende vooxtvaxendhieid had de pxaeses der Utrechtsche Synode gezorgd, dat zijn sluitingsrede gedrukt en gecorrigeerd voor hem lag.

Ze kon zóó naax de pers.

En wat den inhoud aangaiat, ze was met de uiterste zorg samengesteld. De takt en hét voeling houden met de publieke opinie gingen hand aan hand.

Heel voorzichtig wer< oordeel over deze Synode gesuggereerd.

Vooral kwam dat uit in de hexinneiing aan „de minder aangenaam klinkende namen van „doof­pot-Synode" en „begrafenis-Synode", die propheten ons xeeds welwillend toekenden nog vóóx we als zoodanig bestonden." Waaxop dan latex volgde de profetie (Dx de Moor zou schrijven de pxophetie): „Ik zie reeds aankomen, dat men, zoekende naar een typeerend woord, onze Synode zal aanduiden met den naam van Deputaten-Synode. Het zij zoo: deze naam is mij liever dan de andere, die ons voorafgingen: ik heb liever te doen met D'eputaten dan met een doofpot of een begrafenis."

Deze suggestieve passages deden het hem. Heeft men termen als „doofpot"-of „begrafenis-Synode" na dien tijd nog vernomen?

Zelfs de meest radikale schjijvfer in onze bladen liet ze met rust.

Anderen namen zelfs het „Depmtaten-Synode" met zekere gretigheid over.

Zoo heeft de Pxaeses de kritiek, die zou loskomen, beheerscht en laat i'k ex bijvoegen: in goede banen geleid. Want op de Synode stond ex wel een bxievenbus, die op-gexegelde tijdeh gelicht werd, maar geen doofpot. Ik bedoel natuurlijk! een geestelijke doofpot, gij, minnaars van vexgeestelijking. En op een begrafenis leek die vergadering heelemaal niet.

Maar dat was hét eenige niet.

Door de vergelijking van deze Synode met de zeer belangrijke van 1905 heeft de pxaeses de eerste geëleveerd, of om kritiek' uit te spiaxen op hét vreemde woord, dat ik gebruik, zal ik het maar dadelijk overzetten door: naar omh'oog gevijzeld. Als ge met een voornaam persoon uitgaat, dan wordt ge ongemerkt zelf oolc' voornaam. Men vliegt en buigt voor u evengoed a; ls voor hem.

Zoo zette de pxaeses de jongste Synode in gezelschiap van die van 1905.

Hij deed dit niet op eenigszins gezochte wijze. Maax hij had de natuurlijkheid vian het verband aan zijn zij.

Immers, beide werden te Utrecht gehouden.

Doch nu wist hij tusschen beide zulke treffende punten van overeenkomst aan te wijzen, dat men onder den indruk kwam: de Synode van 1923 was toch nog zoo mis niet. De Synode van 1905 straalde rijkelijk haar glans af op haax jongere zuster. En op een enkel moment gelukte hét zelfs de oudere zuster in de schaduw te stellen.

Men merke dit niet aan als geKunsteldheid.

Het was geen politiek in elkaar gezette speech. Maax hierin werd openbaar aangeboren meesterschap.

Meesterlijk, dat is het passende woord voor deze slotrede.

Toch ontbrak ook het gevoelige niet.

Op het laatst werden de emoties den schijnbaar door en door nuchteren verstandsmensch even te machtig.

Wij zijn geneigd ons later voor onze emoties te schamen.

Dat behoeft de ex-praeses waarlijk niet te doen.

Het dankwoord van den assessor.

Wat Ds ide Geus, de Synodale veteraan, spxak was uiteraard' in den danktoon gezet.

Op hem rustte de plicht _ om den pxaeses dank te zeggen voor zijn leiding en dé kerk van Utrecht voor de geboden gastvrijheid.

Blijkbaar viel die taak hem niet moeilijk.

Hij zocht niet naax woorden om tusschen de klippen der gevoeligheden door te zeilen. Hij kon zich veilig laten gaan.

Wat niet wil zeggen, dat hïj galoppeerde. Want de bedachtzaamheid verlaat hem nooit. Eén dankwoord liet hij achterwege. Dat kon 'hij niet uitspreken.

Toch zou het van het podium af niet misplaatst zijn geweest.

Een betuiging Van dank n.l. aan het adres van Ds de Geus voor de groote en trouwe diensten, die hij onze kerken heeft bewezen, niet hét minst in hiaax synodale vexgadexingen.

Binnenkoxt woxd't hij, zoo God wil, emeritus.

Misschien zien we hem nog wel in ^de een of andere kwaliteit op onze Synodes verschijnen.

Maai achter de gxoene tafel opi 'het podium zal moeilijk meex een plaats voor h, ém kunnen worden ingexuimd.

Hij zal dan ons, gewone leden of pSraeadviseerende leden, worden gelijkgemaakt.

Moge hij zich ook daar meer en meer thuis voelen.

Want ook in de laagte idex Synode kjan het goed zijn.

De mond der professor

Bij monde van Pxof. Honig bradhten de hoogleeraxen de Synode dank voor „de vriendelij'ke wijze, waaxop we onafgebxoken ontvangen en bejegend zijn."

Prof. Honig bezit de gaive zijn gevoelens op de meest c'hiaxmante wijze te Vextolken.

Later gewaagde 'hij er nog eens van, dat de Synóde-leden de hoogleeraxen zoo-broederlijk tegemoetkwamen en dat de professoren met de eersten „zoo liefelijke weken doorgebxacht hebben".

Dat de Synode weleens een besluit nam-in afwijking van het praeadvies der hoogleeraren nam hij terecht niet al te' hoog op.

Hij verklaarde daaxomtrent: „Wellicht oordeelen wij, hoogleeraxen, hierin (n.l. in het bewan-

delen van nieuwe wegen) weleens te optimistisch en gij, broeders Dienaren des Woords en Ouderlingen wellicht weleens ' te pessimistisah".

Men zal zich misschien herinneren, dat wij eenige weken geleden hieromtrent een ietwat an.deren uitleg gaven.

Ik zal hier echter niet in [herhaling treden.

De repetitie moge 'de moeder der geleerdheid zijn, ik laat moeder nu maar bij den warmen haard blijven.

Als ik sommige bladen, waaronder ook' een paar buitenlandsche, moet gelooven, dan legden de hoogleeraien, veel, naar 'het oordeel van menig stemhebbend lid, te veel beslag op den Synodalen tijd. De mond der professoren — hiermee bedoel ik nu natuurlijk niet Prof. Honig — stond niet lang genoeg stil.

Maar ditmaal schijnt men nog al tevreden over hen.

Eens slechts hoorde ik een stemh^ebbend lid zijn medestemhebbende toeroepen — want bepiaald gefluisteid werd het niet — „iajweer een prof!", toen een hooggeleerde het trapje opklom om aan een belangrijk debat deel te nemen.

Overigens schijnen de professoren nog al te hebben opgepast en zich een beetje meer mandarijn sch te hebben gedragen, wat niet verhinderde — en daarin ontdek ik weer eenige tegenstrijdigheid — dat de Synode nu langer duurde dan ooit. Wie er lust in heeft dit en andere raadsels op te lossen, doe het.

Ongetwijfeld zijn de hoogleeraren met het pluimpje, door enkele persorganen h|un op'den hoed gestoken, hoogelijk ingenomen.

Het is zooveel als een kerkelijke ridderorde. Waardoor opnieuw bewezen wordt, dat het zwijgen zijn goudwaarde behoudt.

Provisorische sluiting.

Indrukwekkend was het zingen van Psalm 90:9, staande werd aaiUge-dat door alle aanwezigen heven.

Het drukte uit, wat er in ihet hart leefde. .

De bede, dat Gods gena ons met h^ar troost mocht verrijken en 's Heeren werk aan Zijn knechten zou blijken. Zijn heerlijldheid niet Van hun kindererL wijken. Zijn liefde en maiciht ons behoeden voor bezwijken, met dat heerlijke slot:

Sterk onze hand en zegen onze vlijt;

Bekroon ons werii', en nu, en fallen tijd, paste zoo geheel bij de stemming, waarin de Synode uiteenging.

Alsnu ging Ds de Geus in dajikzegging voor.

En daarna sloot de praeses de Synode pirovisorisch.

Provisorisch!

Wal hield dat woord veel in.

Moge dat provisorisch of voorloopig automatisdh in definitief overgaan!

Maar dian moet de Utreohltsche zaak door de hulp der benoemde Commissie ook zijn opgelost. 'Of daar veel kans op: bestaat?

Nog altijd bereikte de tijding ons niet: er is overeenstemming verkregen. Moge die spoedig komen.

Hoe langer die uitblijft, hoe meer vrees ons hart vervult.

Totaal-indruk.

Gaf ik totnogtoe losse indi'ukken, men kan met recht van mij vragen, die indrukken in één totaalindruk saam te vatten.

En dan zijn wij hiet volstrekt niet eens met hen, die aan de Utrechtsche Synode. alle beteekenis ontzeggen.

Inderdaad zijn er besluiten genomen, die niet naar den derden of vierden rang mogen verschoven, maiar die vitale belangen onzer kerken raken.

Daaronder reken ik de beslissingen omtrent evangelisatie, zending, artikel 13, geestelijke verzorging onzer militairen, belijdenisvragen, independentistische neigingen.

De Synode is waarlijk niet vergeefs, gehouden. Maar een „groote" Synode is höt niet geweest. Zij heeft aan de verwachtingen niet beantwoord. Soms vielen er teekenen vajn onmachit te ondterscheiden.

Het „tragisch oogenblik" heeft vooral aan den loop der Synode een andere, naar ons oordeel jammere, wending gegeven.

Daardoor heeft de Synode veelszins het karafeter van een oorridor-Synoide gekregen, een Synode, die de doorgang werd naar de Synode te Assen in 1926.

Ten duidelijkste bleek er uit, dat er iets hapert aan de werkwijze der Synode.

Spoedige verbetering in deze is gewenscht. Anders blijft het modderen.

Overigens onderschrijven we het woord vapi den praeses: de lof is betamelijk.

We hebben alle reden God te erkennen voor het zegenrijke ons te Utrecht geschonken.

Aan de teleurstelling mag uiting worden gegeven. Maar het gevoel van teleurstelling sta onze waardeering en dank niet in den weg.

Wie gelooven, haasten niet. Dat bepale onzen eind-indruk.

Wij hebben den Heere gezien.

In „De Baaiier", het kloeke Christelijke Weekblad voor Nederlandsch-lndië, stonden voor kort onder het hoofd „Verborgen disaipielen" een paar artikelen, die onze aandacht ruim verdienen.

Eerst wordt daarin verhaald van het bezoek, dat Dr S. M. Zwemer, de ijverige Zendingsdienaar onder de Mohammedanen te Kaïro, aan Java, braoht. Hij was in verrukking over wat hlij daar aanschouwde. Eens zou hij hebben gezegd: „In de dertig jaren, dat ik nu in de Zending ben, heb ik nog nooit dertig bekeerlingen uit de Mohammedanen bij elkander gezien". Daai-ora kon hij zijn oogen niet gelooven, toen hij op, Java.kwam en daar de vruchten onzer Zending waarnam. VYairt daar zag hij er veel meer dan dertig op eemnaal bijeen.

Daarover wou ik het echter niet hebben. Dit blijve het terrein van onzen medewerker voor de Zending.

Iets anders in het artikel boeide mij.

Daarin toch wordt medegedeeld, dat er in en rond Turkije veel verborgen disoipielen worden gevonden. Een Amerikaansohe, zuster C. Holmes-, verstrekte daarover interessante inlichtingen. Het blad schrijft:

Mej. Holmes verzekert ons, dat hun aantal zeer groot is, en dat ziji .onderling zelfs een ziekere organisatie hebben, en beschikken over een geheim herkenningsteeken, zoodat Christenen elkander kunnen leeren kennen, ook al wisten ze te voren van elkanders bestaan niets af, en zoO' broeders vinden kunnen. Opdat zij! zoo elkander Icunnen sterken en stemien en samen wandelen en wierten voor „Jezus" aangezicht in afwachting van den dag, wanneer de term „godsdienstvrijheid" ook in hun Jand beteekenen zal, wat het woord zegt.

Eenmaal - woonde mej. Holmes een hunner geheime samenkomsten bij'. Ze geraakte daar in gespirek' met een handelaai', en nadat die man zich had overtuigd, dat ooik zij! verstoiud de beteekenis van het schoione lied, dat deze lieden samen gezongen hadden, riep hij-uit met blijdschap' in stem en oog: .„O, zeker, gijl zijt omzie zuster!" ' ' '

Want zoo ergens, dan heeft het in de landen daar bcteefcenis een broeder of zuster in den Heiland te ontmoeten.

Baar te midden van die kleine groepi geloondgen, samenkomende achter gesloten deuren, voind mej. Holmes een warmte van gelo'aven, een blijdschapi van Jezus toe te behooiren, zoo dat zij; nauwelijks gelooven kon, dat werkelijkheid was, wat zij ervoer. Zij zongen daar liederen door hen zelven vervaardigd, en getuigden daar van de g'rooto liefde van Jezus. Gok waren vrouwen onder hen, vrouwen aangesp'roken als „zusters" en ongesluierd.

„Zijn er velen zooals gijl? " vroeg ik weifelende.

„Velen", was het antwoord.

„En waar dan? " vroeg ik weer.

„Overal zijln zijl" werd gezegd.

Ik kende één hmmer, zoo' gaat mej. Holmes dan voort, een goiuvernementsaimbtenaar, een Turk was het. Hij was verbannen uit een hunner heilige steden, omdat hij niet naar aller voldoening zijn godsdienstp'lichten waarnam.

Jaren geleden was dat gebeurd; hij had zijn Heiland gevonden ver' weg in Turkestan, waar hij heen gegaan was om de roepstem te ontvluchten, maar hij kon. hem niet ontlaopen: Jezus WO'U het ten laatste.

Elke week kwam hijl naar den zendingspost en sprak daai' met hen over zakea den Bijbel en den Heiland belangende, en mej. Holmes had zich verwonderd, omdat deze man van zoo-vele dingen zo'O goed op' de hoogte was. Maar dat was, vóór zij deze „verborgen disciptelen" had ontdekt, tot - wier geheimen kring O'ofc hij beholorde.

Een handelaar-in suikerwerken was daar in die stad levende te midden der kinderen aan wie hij zijn lekkernijten verkocht. „No'oit, " zegt mej. Holmes, „noojt zal ik vergeten zqn woo'rden, hoe hij met zijn heldere, doordringende stem, vrO'eg, als o, m zich te overtuigeia, dat aofc ik een opirecht gcloo-vige in Jezus was: „Zuster, hebt gij .Hem werkelijk gezien? "

„Wien be'doelt gij'? " vroeg ik hem,

Jezus! Hebt gij Hem ooit gezien?

Ik wist, dat ik hem teleurstelde, toen ik antwoordde: „Ween, alleen met de dogen des geloofs". „Keen, neen, zoo bedoel ik het niet!" riep hij' uit: „Met O'ogen, met deze dogen heb - ik Hem gezien!" En dat riep hij' uit met zoo volle en vaste overtuiiging, met zoo innerlijike zekerheid, dat ik het gevoel had, iets wondervols gemist te hebben in mijn ervaring als Christin.

Ook _ is hij niet de eenige, die er vast van overtuigd is, dat Christus lichamelijk gezien wordt door deze verborgen getoo'vigen. Ieder van hen zal u vertellen van het - visioen, dat hijl van den Heiland heeft gehad. En - wie ben ik, dat ik zeggen zal: Het is niet waar? ? '

Een hunner vertelde mijl, hoe hij' aanwezig 'v/as op een samenkomst, die in een naburige stad regelmatig scheen gehouden te worden, en hoe-niet een van de zeventien belijders des Heeren, daar vergaderd, bteho'efde te klagen Hem niet gezien te hebben.

Deze-berichten zijn wel hoogst interess, ant. En menigeen zal vragen: hoe hierover te oordeelen ? .

Wij zouden eerst , .meer bijzonderheden moeten kennen, om een definitief oordeel uit te spreken.

Maar niet gaarne zouden wij tot opi dat oogenblik niet anders doen dan de schouders op-halen.

Zelfs mag een voorloopige pioging tot verklaring worden gewaagd.

Ook in onze Westersche landen komen er, hoe zelden ook, gevallen voor, waarin iemand [verzekert den Heiland te hebben gezien.

Eens sprak ik met zoo iema, ndl Hij was van een zeer sensiebele (gevoelige) natuur. Hij maakte op mij overigens den indruk geheel normaal te zijn. Wel ha, d hij te lijden onder lichaamszwakte. En zooals hij getuigde, bracht Ixij soms halve nachten door in gebed.

Ons drukke Westersche leven la, at eeti zich overgeven , aan de mystiek niet toe. In het Oosten staat het anders.

Daar jaagt het leven niet.

Daar heeft men volop' tijd om de eenzaamheid te zoeken, zijn geda, chten te concentreeren op-één punt en zoo geraakt men heel licjït in extatischen toestand.

Dat iemand in zulk een extatischen toesta, nd Jezus ziet, heeft niets verwo, nderlijks, mits , al zijn gedachten op Hem zijn samengetrokken.

Het lichaamsgestel lijdt er ook niet zoo spoedig onder, omdat de dagelijksche arbeid van zijn lic, ha, am niet zooveel vergt.

Natuurlijk verschijnt Christus niet zelf aan hen, m, aar in hun extase zien zij Hem.' Het is alsof Hij lichamelijk bij hen is. T'o'ch' is dat het geval niet.

Daarom behoeft men niet bevreesd te zijn, dat men, door dit aan te nemen, het ongeloof in (het gevlei komt, waar het beweert, dat de discipelen onzen Heiland na Zijn dood sledh-ts in extatischen toestand hebben gezien.

Dat wordt door de Schrift met beslistheid weersproken. De discipelen verkteerden allerminst in zulk een geestesgesteldheid. Zij geloofden niet a, an Christus' opstanding. Hun gedachten waren juist in andere richting geconcentreerd. Daarenboven zagen zij Hem niet sleqhts, maar zij raakten Hem aan. Hun h, anden hebben Hem getast.

Ook de versch, ijning , aa, n Paulus op den weg naar Damaskus mag daarmee niet op' één lijn worden gesteld. Die is niet door P!a, ulus alleen, maar ook door anderen, evenals Hij, vijanden van Crhistus, wier concentratie hoogstens het gev.angen-nemen van dé belijders betrO'f, waargenomen.

Voorloopig denken we dan ook bij het zien van die verborgen discipelen aan een extatisch zien.

Of de Oosterlingen door him gevoeligheid voor extase geen bevoorrechting hebben boven ons, Westerlingen ?

Zeker, hét hart kan er naar verlangen om den Heere Jezus te zien.

Toch vermeerdert het extatisch zien het geloof niet.

De Buddhisten zien in him extase weer andere beelden.

Extase is iets zuiver mensch, elijks.

Grond voor of versterking van geloof biedt zij niet.

Het aanschouwen met het oog des geloofs staat daarom hooger.

En naarmate ons geloof verlevendigd wordt, naar die mate groeit ook hét verlangen in ons naar den tijd, waarin wij en alle liefhebbers van den Heere Jezus, Hem zullen zien, gelijk Hij' is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Synode-Indrukken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1923

De Reformatie | 8 Pagina's