GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Los van Kant!

De nieuwe golfstroom in d'e wijsbegeerte bewoog zicli dus in de richting van het i t naar de wereld, van den vorm naar den inhoud, van de theorie naar het leven.

Om de nieuwe periode in volle kracht te doen doorbreüsen, was eerst noodig de filosofie zoo grondig mogelijTr, los .te maken van den ouden tijd, waarin Kant souverein heerschte.

Door Kant's kritiek op ide loutere rede was, gelijk wij gezien hebben, de brug tussehen denken en 'zijn .afgebroken.

Wèl heeft zijn architectonisch genie opi een andere plaats (de praktische rede!) een soort noodbruggetje over den afgrond gespannen, maar voor alle idealisten, die onder invloed staan van zijn geweldige, verwoestende, kenkritiek, bleef de objectieve wereld, waaraan de mensch vroeger naïevelijk geloofde, een onbereikbaar gebied, of zij werd, op de een of andere manier, echt imperialistisch ingelijfd bij het bewustzijn.

Het trotsche ik' van den mensch slokte de wereld op, in plaats van zichzelf over te geven aan de schepping.

De mensch zelf werd norm van „het leven", in plaats van het leven te stellen, tot norm van zijn denken.

Het was .een monisme (éénheidsleer), dat, ondanks' de pogingen, om een voorwerpelijken grond te. geven aan de bewustzijnsverschijnselen (de Marburgsche school deed dit door het aannemen van een z.g. algemeen, boven de ervaring uitgaand, bewustzijn), moest uitloop-en op solipsisme (vereenzelviging van de wereld met het - ik).

Het eerste werk tot vrijmaking van de filosofie uit den ban van dien ik-waan moest dus wezen: het breken van den magischen invloed van Kant. De stormloop op den ouden afgod begon.

P, e'ter Wus t wijdt in zijn boek (zéér bestudeeringswaard!): „Die A u f e r s t e h u n g d e r M e-taphy sik" (de opstanding van de leer aangaande den laatsten grond der dingen) een afzonderlijk hoofdstak aan het onderwerp: „Het neerdrukkend gezag van Kant".

Hij bedoelt met zijn boek een „hoffelijfeen" knotsslag te geven aan het logisch subjectivisme (onderwerping van de wereld aan het ik), aan den verstandshoogmoed, die aan het leven de wet voorschrijft, aan het geloof in de oppermacht van de menschelijke rede.

De wereld der wijsbegeerte mOet een wenteling maken om haar as, van het onderwerp naar het voorwerp van het denken.

Wust kondigt aan een revolutie in het rijk' der gedachten, een bekeering van den verstajidstrots naar den deemoed.

De filosoof moet weer leeren zich, eerbiedig* mi Klein, te stellen tegenover het groote geheim, dat daar ligt achter de logische vormen en waarneembare verschijnselen.

Het ideaal van echt wijsgeerig denken moet verplaatst worden van Kant naar Plato, voor wien deze wereld slechts afdruk en symbool was van een hoogere, onzienlijke, wereld.

Deze los-van-Kant-beweging biedt ons een zeer bijzonderen kijk op de fysionomie-verandering van éen geest onzes tijds.

Ze is niet eenvoudig, maar breekt zich in verschillende gestalten baan.

Niet allen zijn sterk en wijs genoeg, om dadelijk aan het herstel van de metafysica, die eeuwenlang .ide glorie der wijsbegeerte uitmaakte, te beginnen.

Sommigen zelfs bepalen zich tot een puur negatieve reactie.

Frits Mauthner b.v. (door Müller-Freienfels geïntroduceerd in zijn overzicht van de geschiedenis der wijsbegeerte in de 20ste eeuw) wordt uit afkeer tegen het ultra-rationalisme scepticist, d.w.z. hij verklaart, dat al dat praten over een redelijk kennen van de waai-heid niets als praten is. Spreken doet de mensch door middel van de taal. Een ander hulpmiddel heeft hij niet. Maar met dit middel bereikt hij niets, want er is geen on-logischer ding dan de taal. Woorden zeggen niets, omdat ze all e s zeggen. Wat de mensch beschouwt als denkvormen, zijn eigenlijk slechts taalvormen. De woorden: „Waaj'heid", „ding", „mensch", bevatten geen werkelijke kennis, maar zijn niets als woorden, woorden, en nóg eens woorden! De heele filosofie is een woordenspel en woordenstrijd.

Verbijsterend van oppervlakkigheid is dit wijsgeerig nihilisme (want zijn deze zelfde gemina.chte woorden niet de scheppingen van het menschelijk denken? ), maar wel teekenend .voor het beu-zijn van 'de verstandsvergoding.

Hans Vaihinger, d'e vernuftige boawheer van de filosofie A1 s - O b, is wel niet heelemaaJ een vluchteling uit het Kantiaansche rij^k (hij houdt in zeker opzicht het verband vast met Kant's „'Ivritiek op de praktische rede"), maar van een rationalistische of intellectualistische instelling der wijsbegeerte moet. ook hij volstrekt „niets hebben". Onze wijsgeerige kennis heeft, volgens hem, geen andere dan praktische waarde. Of onze kennis overeenstemt met de waarheid, weten we niet, kunnen we niet weten, en behoeven we ook niet te weten.

Wij nemen aan, 'dat er is een wereld buiten: ons, dat daarin zekere krachten werken, volgens zékere wetten; wij nemen aan, dat er is stof en geest, dat er zijn oorzaken en gevolgen, plichten en rechten; en met die voorstellingen en begrippen leven wij. Of het alles werkelijk zoo is, als wa aannemen, doet er niet toe. Zelfs erkennen wij, dat al deze denkbeelden en denkvormen fictiei zijn, dat heel onze 'kennis uit louter ficties is opgebouwd. Maar dit fictionalisme is een praktisch volkomen bruikbare levens-en wereldbeschouwing. Wanneer wij doen als-of („als-ob") alles werkelijk zoo is, gelijk wij h'et zien en denken, komen wij tenslotte ook tot ons doel.

Hans Vaihinger durfde de consequentie aan ook de zedelijke en godsdienstige waardschattingen van den mensch ficties te noemen. Hij oordeelde het voldoende, dat de mensch uitgaat van de fictie, dat er een God is, en dat God is een eeuwige iGeest, die het heelal vervult en bestuurt.

De lezer verstaat, dat wij deze sceptische en fictionalistische derik'richtingen niet betrekken onder da beweging, die wij tevoren ajs een ge'zonde, warme, beweging kenschetsten. Veeleer aanschouwen wij hier een terugval tof het holle sofisme uit den tijd van de ontaarding der Griek'sohe filo. sof ie.

Alleen als verschijnselen van reactie tegen het waanwijze rationalisme en tegen den wetenschapshoogmoed van zekere Kantianen, alsook van wegbaning in de richting van de levensfilosofie, verdienen zij vermelding.

Eenzelfde oordeel moeten wij uitsprekten ovei de, vooral in de Angelsaksische wereld verbreide en geliefde denkrichting, die men het praigmat i s m e noemt.

Ook deze filosofie vertoont een sceptisch karakter, zij sutwt den geest weg van den begrippen-architect. Kant, naar het onbegrepene leven. James, de groote Amerikaansche psycholoog, de vader van deze denkricüiting, ging uit van historische gegevens. Hij meende iii de geschiedenis van de wetenschap en de wijsbegeerte het bewijs te mogen zijn, dat het eenige criterium voor de waarheid ligt in de praktijk van bet leven. Of iets waar is, of niet. waar, wordt niet uitgemaakt door hét afgetrokken denken, maar door het praktisch nut. Waar is wat waarde heeft, wat pragmatisch (door de daad!) effect sorteert.

Nu is dit pragmatisme niet een éénhoofdig verschijnsel, dat men zoo maar in de een of andere rubriek indeelen, pf met één titel karakteriseeren, kan.

In de zeer duidelijke karakteristiek en kritiek, die Prof. Bavinck geeft in zijn „Wijsbegeerte dei Openbaring" wordt het pragmatisme allereerst beschouwd als reactie tegen de monistische natuurwetenschap'. In tegenstelling met de natuurwetenschap, die de natuur meent te verklaren door begrippen als, stof, zelfstandigheid, en vooral dooi het mooie troetelwoord ontwikkeling, begint de pragmatist weer zijn uitgangspunt te kiezen in de, tegenover de natuur staande, persoonlijkheid, die, in zekeren zin, geen verklaring behoeft.

„Wanneer wij", zoo zegt Dr Bavinck, „het pragmatisme nemen als algemeen type van wijsgeerig deiiken, dan hebben wij daarin een reactie van het ik tegen het monisme in zijn Verschillende V o r m e n 1) te doen, met een zich gelden laten van de geestes-tegen de natuurwetenschap, van de veelheid tegen de eenheid, van den mensch tegenover de wereld."

En verder: „Terwijl men tof dusver getrachit heeft, om den mensch uit de natuur te verklaren, maar daarbij aan zijn persoonlijkheid onrecht deed, wil men (de pragmatist) thans den tegenovergestelden weg inslaan en in den mensch de oplossing van [h.et raadsel der wereld zoeken".

Doel van' de filosofie moet zijn, den menschl zelf vooruit te brengen als bewetker en (in zekeren zin) als schepper van het heelal.

Om dit doel te bereiken moet de mensch .afzien! van het onvruchtbaar getheoretiseer en gesystematiseer, waarin tot dusver de wijsgeer zijn glorie zocht.

Wat heb je aan formules en dogma's, die altijid weer verbetering behoeven, die nooit een bevredigende oplossing geven van het levensprobleem?

De formule, het beginsel, het systeem, de heele filosofie, is waardeloos, tenzij ze meebrengt: p o-wer to work (werkkracht).

Het pragmatisme brengt derhalve (of liever, v e r-beeldt zidb te Ijrengen) een andere methode van wijsgeerig denken.

Het richt zich niet op het geheel, het dusgenaamd heelal, maar o.p de deelen. Het bemoeit zich niet met gronden, maar met feiten. Het vraagt niet: waar komt' de wereld vandaan en waar gaat ze naar toe? — maar: wat is ze voor ons en wat k'unnen wij er mee doen?

Deze verandering van methode heeft ongetwijfeld een verfrisschenden en ontnuchterenden invloed uitgeoefend' tegenover het meer afgetrokken, schoolsch, denken van de idealisten, waardoor het leven zelf niet werd gebaat.

Maar anderzijds mag niet worden verzwegen, 'dat deze denkmethode (die in werkelijkheid, naar

Jame's eigen erkentenis, sleclits de vernieuwing was van het oude empirisme) toch oot meegebracht heeft een ander, en wel zeer gevaarhjk, sceptisch element.

Wie alleen als waarheid erkent, wat in de praktijk van het leven bruikbaar blijkt te zijn, ontneemt daardoor aan het denken a.lle vastigheid van het absolute.

Het kenmerk van ware wijsbegeerte is het zoeken van de eeuwige normen in het vergankelijke, hel grijpen van de eenheid in de veelheid.

Voor den pramatist valt alles weg, wat tot dusver den mensch het leven de moeite waard deed zijn, namelijk het geloof in God, in de waarheid, in het goede.

Het hoogste doel van den mensch is da m e n s ch, maar dan de mensch, . staande tegenover een chaos van feiten en verschijnselen, die hij niet ordenen, noch „thuisbrengen" kan.

De mensch, die met zichzelf geen weg, en geen raad, weet!

Het pragmatisme is een. voorbeeld, dat het nieuwe middel somtijds erger kan zijn dan de oude kwaal.


1) Ik spatiëer. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's