GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Tooneellitteratuur. II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tooneellitteratuur. II.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De redactie van het Christelijk Tijdschrift voor Kunst en Letteren „Opgang" heeft een extra-nummer uitgegeven over „Onze Verhouding tot het Tooneel".

Velen, die aangezocht werden om hun meening over deze kwestie te zeggen, ' buiten de opvoering van , , Saul en David" om, hebben daaraan miet voldaan.

Er zullen er zijn, die een antwoord gegeven hebben als wij.

Wij hopen gelijk we reeds mededeelden over „Het Tooneel" te schrijven, als „baul en David" niet meer zoo in het geheugen liggen.

Dan bestaat er natuurlijk geen reden om in een paar bladzijden uiteen te zetten, waarvoor ze denken meerdere ruimte noodig te hebben.

Anderen, hebben bij de „Saul-en David"-zaak i-eeds hun gevoelen laten raden.

Daaraan ^zal het voor een 'deel te wijten zijn, (lat het aantal deelnemers betrekkelijk gering is.

Als enquête heeft deze poging haar doel gemist. Eenige verstrekkende konklusies laten zich iiieruit niet .afleiden.

En vooral in zake ide vraag: hoe denken de (I ere formeerden over het Tooneel, zegt dit nummer heel weinig.

Vele vogels zingen hier, maar ze geen concert. samen vormen

De snerpende dissonanten lossen zich niet op in harmonie.

Overigens hebben de deelnemers zich vrijwel gehouden aan de afspraak: zich losmaken van de „Saul en Dayid" opvoering. Alleen de heer H. Burger bleek dit niet te kunnen. Als mede-speler in „Saul en D'avid" schijnt dit hem te moeilijk te zijn gevallen. Hoewel hier als zijn kwaliteit wordt opgegeven „Redacteur „Standa, a.rd"", Rubriek „Kunsten en Letteren" (welke kwaliteit als ik mij niet vergis, ook wel tot een andere rubriek ()[ rubrieken soms wordt uitgebreid), heeft „D© Standaard" in deze kwestie, een suhjektivifeitje daargelaten, de houding aangenomen, welke ons Gereformeerde volk verwachtte. „Bijltje" hakte niet met onzekere hand. Hierin ligt de waarborg, dat onze „Standaard" zal blijven het blad, dat het vertrouwen van onze Gereformeerde mensclïen beeft. '^•

Het standpunt van de meesten was, gelijk zich van te voren denken liet.

Alleen mogen we niet verbergen^, hoe Dr , T. G. Ubbihk ons bitter tegenviel.

Over de brochure van Dr .T. C. de Moor „Saul on IJiavid", Een woord in het belang onzer Vrije nnivérsiteit, uitgegeven bij P. den Boer, Utrecht, spraken' we reeds, toen zo "nog in artikelen voor ons lag en nog niet voltooid was.

Wij liadden op een "ietwat langere behandeling gerekend.

Maar blijkbaar heeft de schrijver alles willen a.rdoon vóór den Universiteitsda.g.

De artiifclen vindt men hier niet onveranderd! afgedrukt.

De brochure geeft een editio castigata, een gezuiverde uitgave.

Een minder golulckige uitdrukking werd door een olijektiever vervangen, eiücele onjuistheden werden gereklificeerd, waarmee we niet beweren, dal t> r geen enkele meer in staat.

Inmiddels hadden wij in dit blad geschreven, (lat wij begeerig waren te vernemen, welke „diepere" 'beoordeeling Dr de Moor van het stuk van Ouerido zou geven.

Dr de Moor meldde mij per briefkaart, dat het liem niet bekend was zulk een belofte te hebben gcKlaan en ook niet zou weten, welke passus uit zijn artikelen mij tot die uitlating zou heblien geleid. Welnu, die passus vindt men op' blz. 39:

Evenwel — en nu loopen onze wogen; weer c; > hool uiteen — begin ik, mi verwijdering van ilezo gedeelten, eerst recht met mijn in de lioogste iuate afkeurend oordeel. En daarom spijt het me zoo, dat prof. Hispp dit niet voldoende heeft ingezien, van (Ie bijzaak een hoofdzaak heeft gemaakt, daardoor heel 'wat verwarring heeft veroorzaakt, en uiot zijn aanval hoeft gericht op het allervoornaairisie in deze droeve geschiedenis.

Ik §pilsto mij er op te hooren, wat ik niet voldoende had ingezien en wat het allervoorna, a.mste in deze droeve geschiedenis zou zijn, waarop ik mijn a, anval niet heb gericht.

In het onmiddellijk daarop, volgende meende ik dit' niet te vinden.

Ik wil steeds gaarne zoo goed mogelijk oordeelen over mijn mede-Christenen. Daarom neem ik aan, dat deze stuclenten geen andere bedoeling hadden da.Ti de T'oformatic van het toonvel te bevorderen en een echt Bijbelsch stuk op te voeren. Over het eerste sprak ik reeds in mijn vorig artikel. Wat het tweede betreft, thans een woord.

Deze heercn noemen zich , , intellectueelen". Nu rijst, de ernstige vraag: heeft hun intellect dan niet voldoende kracht gehad om hun terstond, nog zelfp eer ze begonnen, te doen begrijpen., . dat „Saul on David" van I. Querido geen B ij b e 1 s e h stuk was en dit niet kon zijn? Diit ligt zoo voor de hand, dat het volstrekt onbegrijpelijk is, hoe onze „inteUectueelcn" hieian zpo mis zagen.

Al worden 'Bijhelschc gegevens gebruikt en al houdt men zich vrij getrouw daaraan, daarom schrijft men nog geen Bijbelsch stuk. Dian is meer noodig. Dan moet ook de ^ e e s t der Heilige Schrift uit zulk een stuk spreken, — on die was hier volstrekt zoek.

Meer: die moest hier zoek zijn. Men kon dit tevoren weten. Want I. Querido is een Jood, En 'n .Tood kan nooit de ontzettende tragiek der tegenstelling tusschen Saul en David .gevoelen, om­ dat dit is de tegenstelling tusschen den natuurlijken mensch, zelfs met veel gaven en rijk gezegend door den Heere, doch die de wederbarende genade mist, — en den geestelijken mensch, hoewel een zondaar, doch die door Gods liefd'e van zichzelf is verlost en alleen uit zaligmakende genade leeft. Zoodra Querido deze tragiek gevoeld had, zou hij zijn Jodendom hebhen moeten prijs geven en ware hij met ootmoed tot den Heiland gekomen. Diat deed hij nog niet, helaas. Doch daarom kón hij ook niet oen goed stuk over Saul en David schrijven.

Daarenboven is hij een ongeloovige, die dus nog minder in staat is, deze dingen te bevatten. Het zou nog kunnen zijn, dat hij als wetsgelrouwe Jood. met hope voor herleving van Israël, iets van den diepgang dezer geschiedenis gevat h.ad en dat we daardoor tot het geestelijk leven van David eenigermate waren doorgedrongen. Doch dat is hij niet. En daarom laat zijn stuk zoo volkomen onbevredigd en stelt het zoo diep teleur.

Gelijk het nog meer teleurstelt, dat 'n man als Dr Geelkerken nadrukkelijk verklaart, dat , , de uitbeelding van Querido voor hem deze Bijhelscho figuren .bizonder werkelijk en levend heeft gemaakt in de periode hunner geschiedenis, waarmede dit treurspel zich bezig houdt, en dat de lezing van zijn stuk hem niet alleen, kunstgenot maar zelfs stichting heeft gegeven". Het is een merkwaardige stichting, die men aldus verkrijgt. Onze ouden zeiden, dat God met een krommen stok recht kan slaan. Maar het wil mij voorkomen, dat zulk een stok dan toch krom genoemd moet worden, en het reeds - in den aard der /zaak ligt, dat waar het Nieuwe Testament het Oude verklaart en de beteekenis ervan bepaalt, een man als' Ouerido niet degene is, aan wien de hehandeling van zulk oen onderwerp kon worden toevertrouwd.

Dit hebben de heeren helaas niet begrepen. En dit is hun kapitale fout, die de gansche opvoering veroordeelt. Hoezeer dit stuk deze meening bevestigt kan ik nu niet meer aantoonen.

Dat dit een „diepere" beschouwing zon zijn, ko.n ik niet inzien.

Ook niet, dat ik hierop mijn aanval niet zou hebben gericht.

Nu blijkt echter, dat Dr de Moor geen „diepere" beschouwing heeft willen geven. Gaarne neem ik dit natuurlijk van hem aa.n en breng dan. ook in dezen zin korrektie aan.

Alleen blijï ik hiermee in mijn maag zitten, dat ik mijn aanval niet zou hebben gericht op het allervoornaamste in ideze geschiedenis of dat ik bijzaak tot. hoofdzaa.k zo-u hebben gemaakt.

Maar misschien heb ik de oplossing gevonden.

Wellicht hebhen we hier te doen met een verschil in methode.

Met de kunst en wat daarmee samenhangt bewegen we ons op het terrein van de a, 1 g e m e e n e genade.

Daar na geldt voor ons als eerste maatstaf ter beoordeeling het oude: nil contra Deum aut bonos mores, d.i. niets tegen God of de goede zeden.

Nu wordt in dit stuk van Querido het bestaan Gods niet geloochend of ook, niet gevloekt. Maar wel randde het de goede zeden aan, wat ook Dr de Moor toestemt. Die zonden worden door de Schrift het ergerlijkst genoemd, waarvan ook de wereld kwalijk spreekt. En juist hier maakte ik de opmerking, dat zelfs edeldenkènde liberalen de onzedelijke passages, welke in het stuk voorkomen, afkeuren.

Maar ik liet volstrekt niet na ook op-Schriftuurlijke gronden aan te toonen, dat de .David-figuur verwrongen is. Zells deed ik hierop forscher kriliek hooren dan Dr de M.öor. 'Ik schreef er breeder over.

Ik voor mi-j geloof, dat de door mij gevolgde methode in al zulke gevallen aanbeveling verdient boven 'die van Dr de Moor.

Maar hoe dit ook zij, misschien zal Dr de M. mij hierin nu beter verstaan.

Want dat hij er mij een grief van zou maken, dat ik mij niet rechtstreeks tegen de stadentenspelers zou hebben gericht ~ reeds meer dan eens memoreerde ik, dat ik mij in het begin van een, eenigszins voornaam aan, (leel onzer studenten in deze opvoering niet bewust was — mag iiiet aangenomen.

Ook, dat ik niet zóó op den persoon van Querido doorredeneerde als Dr de Moor deed, kan mij niet kwalijk worden genomen. Ik had met het stuk te doen, niet met een persoon. Het stuk moet beoordeeld. Hoe zou men anders moeten handelen met stukken, .omtrent wier auteur men niets weet?

Hoewel bovenaangehaalde passage niet zoo glashelder is als men van Dr de Moor gewoon is — mogelijk wat haastig geschreven, wat een ieder vveleens overkomt — hoop ik hiermee de kwintessens toch te hebben getroffen.

Mogelijk dat dit tof opheldering van het misverstand bijdraagt, wat mij aangenaam zou zijn. Wa.t deze brochure zelf betreft, onderschrijf ik de recensie van Ds Fernhout in „Noord-Hollandsch Kerkblad", welke hierop neerkomt: bepaald nieuwe dingen geeft ze niet, oo'k opent ze geen nieuwe gezichtspunten, de toon laat hier en daar te wenschen over, we bevelen haar desniettegenstaa, nde ter lezing aan.

Ook dat laatste doe ik.

Men vindt hier verschillende besluiten enz., die men andera niet zoo spoedig kan opsporen, bijeen.

En als men dan een beetje kritisch leest, kan men er nog nut van hebben.

De beste wijn werd totnutoe bewaard. Niet opzettelijk, maar vanzelf.

Het laatst verscheen in onze tooneelhtteratuur: „Publiek Vermaak", asterisken en artikelen overhel ook destijds aan de Orde zijnde vraagstuk, gesclireven door Dr A. IKuyper en Dr F. L. Rutgers in „De Standaard" (1880—'81), N.V. Dagblad en Drukkerij „De Standaard", Amsterdam.

Opmerkelijke punten van overeenkomst tusschen de zaak van vóór ruim 40 jaren en die welke we pas hebben doorleefd.

Welke aanvallen had Dr iKuyper te verduren? Het eenige artikel, dat Dr Rutgers schreef, moest dienen om te toonen, dat hij niet alleen stond.

Hoewel de aanleiding niet zóó erg was als tb.a.ns, trad Dr IKuypter met d'en meesten ernst en 'de kloekste kracht er tegen op.

Van verschillende zijden viel men hem hard. Maar hij hield voet bij stuk.

Wat het Gerelormeei'de volksdeel betreft, hij het. won

En de Kuyper-geest zal het ook nu winnen. W.a.n.t ofschoon Dr Kuyper de personen niet altijd, spaarde, deed hij duidelijk het beginsel, dat er .achter school, uitkomen.

Natuurlijk is Dr Kuyper niet blijven stilstaan. In later jaren zou hij hier en daar uitdrukkingen gewijzigd hebben en sommige argumenten door andere hebben vervangen.

Maar 'de grondgedachte is hij altijd trouw geble\ en.

Wel schijnt men thaais ijverig in de weer om met citaten uit later tijd Kuyper's gedachte uit „Publiek Vermaak" omver te kegelen.

Doch waf men daarvoor bijbrengt, draagt al te zeer het kenmerken van in1egkunde.

Dr Wille.

Een onzer lectoren aan de Vrije Universiteit, de heer .1. Wille, behaalde de vorige week öen dokterstitel te .Leiden op' een proefschrift over: „De literator .R. M. van Goens en zijn kring".

Men behoeft nog geen deskundige te zijn om te zien, welk een serieusen arbeid men hier vóór zich beeft.

Daarenboven vernamen we, dat dit slechts een deel vormt van een veel grooter werk, dat ook ZOO' ter perse ka.n gaan.

Worde het hem gegeven, ook dit in druk te doen verschijnen.

De gepromoveerde en onze Universiteit zij thans hartelijk gelukgewenscht.

Laat mij nog twee stellingen overnemen:

13. De zoO'genaiamde „tale 'Kianaans" — excessen Qn> 0'nw|aaraich tig gebruik daargelaten. — verdient minder verachting en spot, en meer belangstellende kennisneming dan haar doorgaans te beurt valt.

18. Historisch beschouwd, behoorde in onze nationale vlag het oranje in plaats van het rood.

Dr C. Bouma.

In de vacature-Prof. ten Hoor is naar , , Tbe Banner" mededeelt, tot hoogleeraar in de dogmatiek aan de Theologische School te Grand-Rapids gekozen Dr C. Bouma.

Ook hem brengen we onzen gelukwensch. Hij heeft zijn doktersgraad behaald aan do Harvard-University. En waar daar dikwijls hetproelschrift „getypt" wordt ingeleverd, konden wij uitteraard van zijn wetenschappelijken arbeid nog geen kennis nemen.

Wel mochten we hem ettelijke • malen tijdens zijn verblijf te Amsterdam ontmoeten.

Moge hij' met onze oude dogmatiek als centrum zich nieuwe dogmatische terreinen veroveren en een kloek en principieel geluid doen hooren, waarover Calvijn zich zou verheugen, als hij even herleven kon.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1924

De Reformatie | 6 Pagina's

Tooneellitteratuur. II.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 1924

De Reformatie | 6 Pagina's