GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een eeuw kinderpoëzie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een eeuw kinderpoëzie.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het boek, dat ditmaal onze aandacht vraagt is, anders dan de vorige weken, een wetenschappelijk werk. Maai dan over een onderwerp, even belangrijk als interessant, en daarom in veel wijderen kring van beteekenis, dan een zuiver wetenschappelijke studie op het gebied der literatuur in den regel is. We bedoelen: „Een e e u w k i n d e r p o ë-zie" (1778—1878) door Dr L. J. Th. Wirthi).

De opvoedkundige denkbeelden der vroegere geslachten hebben in de laatste jaren voortdurend onderwerp van studie uitgemaakt en met name stond daarbij de 18e eeuwsohe paedagogiek in het brandpunt der belangstelling, getuige de boeken van Prof. Knappert, Dr de Vletter, Dr Pomes, e.d. En — dat was vooral het nieuwe in deze studiën, — dan werd, naast dat wat over het kind was geschreven, bestudeerd hetgeen vo^or het kind bestemd was: zijn leesboeken, prentenboeken, verzenbundeltjes. Terecht ging men uit vian de gedachte, dat zeker zoo goed als uit allerlei theoretische beschouwingen, de geest der toenmalige opvoeding te leeren valt uit de practische h alpmiddelen. Daarom bestudeerde een man als Dr Pomes zorgvuldig de kinderdichtjes van Van Alphen, daarom ook werd op de Letterkunde-Tentoonsteiling, voor enkele jaren te Amsterdam georganiseerd, een afzonderlijke afdeeling kind'erlectuur samengebracht.

Wie van dit alles eenigszins kennis nam stond telkens weer verbaasd, hoe groot de afstand is tusschen wat de moderne tijd voor kinderen gewenscht acht en wat de vroegere jeugd te genieten kreeg. Het uiterlijk van boeken en illustraties - onderging vrijwel in ieder onderdeel een metamorphose, zoo groot, dat het ongeveer in z'n tegendeel verkeerde, en de inhoud veranderde zoo mogelijk nog meer. Daaruit spreekt voor den opmerkzamen beschouwer een verschil in paedagogisch inzicht, dat in z'n ontwikkeling zeer merkwaardig moet zijn en tot nader onderzoek lokt. Tusschen een opvatting, als die b.v. Dr J. R. IJ. van Bruggen bepleit in zijn „Lektuurvoorsiening vir kinders en jeugdige persóne" (een in 't Afrikaansch gestelde dissertatie) en het inzicht Van even een halve eeuw geleden slechts, zooals dat blijkt uit boekjes van Schenkman, van Sandwijk e.d. ligt een gansche evolutie, die weer de voortk'ringing is van zich wijzigende gedachten ten aanzien van wat nog ouder is.

Een boek dat met de kinderlectuur zelf als uitgangspunt, deze ontwikkelingsgeschiedenis nagaat, moet ons dan ook zeer welkom zijn en heeft in z'n oriënteering naar'twee zijden: de literajre en de paedagogische, recht op, onze bijzondere belangstelling. Welnu, de studie van Dr Wirth is zulk een boek. Wel beperkt de Auteur ziah tot een bestudeering van de kinderpoëzie („het arbeidsveld zou anders niet meer te overzien zijn", zoo zegt hij) maar voor dat belangrijk onderdeel geeft bij ons dan toch den leiddraad, dien we zoeken, aan de hand van-een schat van weinig bekendi en opzichzelf zeer interessant materiaal.

We kunnen van deze stadie niet meer dan een inhoudsoverzicht geven. Eerstens dwingt de ruimte tot beperking en dan ook ligt een andere wijze van behandelen buiten het kader van deze rubriek. Maar een eenvoudige samenvatting van wat het boek geeft, is al voldoende om zijn beteekenis te doen verstaan en tot persoonlijke kennismaking aan te moedigen.

Dr Wirth begint met een inleiding, waarin hij zijn stofverdeeling motiveert. Gemakkelijk liet deze zich niet grijpen, aangezien een VOOT de hand liggende chronologische indeeling niet bevredigen kon „daar de historiese gebeurtenissen nagenoeg geen invloed uitoefenen op de ontwikkeling der kinderpoëzie en anderzijds er in deze ontwikkeling eigenlik geen bepaalde perioden te onderscheiden zijn". Na rijp beraad koos de Schrijver-een behandeling, uit de stof zelve voortvloeiende: „de kinderpoëzie in navolging van Van Alphen", „Reactie tegen onnatuur en vernieuwing van de kinderpoëzie", „Het blijven vastbonden aan oude voorstellingen en geijkte wijzen van zeggen, nadat het nieuwe reeds is ingeluid". Voor de hoofddeelen, waarin zich langs dezen weg vian behandeling zijn stol splitste, - vond hij de navolgende titels: „In Van Alphens voetspoor", „Nieuwe Wegen", „In oade banen".

Het eerste gedeelte vangt dan aan met een overzicht van onderwijs en opvoeding in de periode, na Van Alphen: de bemoeiingen van de Maatschappij tof 't nut van 't Algemeen, den invloed van de Philanthropijnen, Pestalozzi, en 'het, naar de beginselen der nieuwe onderwij'swetgeving gevormde onderwijzersgeslacht. Wat men in de paedagogische literatuur zeer uitgebreid behandeld vin'(i|^^isj|aier in zeer beknopten vorm samengevat. : -^^f^-'-

Dan, inleidend zijn eigenlijke onderwerp, geeft DT Wirth een uitgebreid ovierzicht van de kinderpoëzie en de Auteurs. We lezen in dit instructieve hoofdstuk allerlei oVer de bekende almanakken, de gelegenheidspoëzie, waarin ons voorgeslacht zoo sterk was en die nog altijd in den van ouds bekenden vorm leeft, over fabelen, sprookjes en sagen, die, verflauwd van kleur, eveneens nog voortbestaan, over prentenboeken en dichtbundels. Ook herinnert hij ons aan de Auteurs dezer poëzie, een groote groep, onder wie vele wéinig-bekende zijn. Voor onzen tijd, gewoon aan sprekende letters en pakkende illustraties van Tjeerd Bollema, Daan Hoeksema e.d., 'is het interessant, kennis te nemen van wat hier in een afzonderlijk hoofdstukje over het uiterlijk der kinderboekjes wordt gezegd.

Daarmee is het vooirwerk voltooid en komt de Auteur tof z'n project van behandeling, als hij Van Alphen's invloed .aanwijst in de keuze der onderwerpen en in den voTm der gedichtjes. Daarbij doet hij opmerken, hoe eenerzijds de kinderpoëzie van Van Alphen waardeering blijft vinden en dus ook navolging, aan den anderen kant nieuwer inzicht een andere richting uit wil en daarom zich tegen den Van-Alphen-geest keert. Wie in onzen tijd nog niet doordrongen is van' de beteekenis van Van Alphen's poëzie en deze. nog ziet in het licht van de Genestet's öritiek', late zich hier tot een beter inzicht brengen. Voor hem is dit hoofdstuk van uitnemend belang.

Uit cultuurhistorisch oogpunt echter Verdient vooral het volgend gedeelte overweging, dat handelt over „de(n) tijdgeest in de kinderpoëzie". 'Hier toch wordt aan de hand vian allerlei voorbeeldeni .aangetoond, hoe rationalistische nawerking God en Bijbel, bidden en k'erkgaan u^ de kinderliteratuur weert als onbegrijpelijke en voor kinderen ongeschikte elementen, daarentegen deugd, plichtsbetrachting, weldadigheid, vaderlandsliefde in den bekenden chauvinistiscben zin als onmisbaar en voor een „duurzaam geluk" noodzakelijk worden bepleit.-De toepassin'g van deze "beginselen in de dagelijksche practijk van het kinderleven vormt den voortdurend weerkeerenden inbond' der kinderliteratuur en op grond daarvan kunnen we ons dus een volledige voorstelling vormen van de opivoedkundige denkbeelden.

Dx Wirth zet die vooir ons uiteen aan de hand van de vele dichtbundeltjes en toont dan met citaten aan, hoe men dacht over de verhouding van O'uders tot kind, van Icinderen onderling, van kinderen tot onderwijzers en personeel; over vormen en manieren, o-ver bezigheden, spelen, leeren, straffen, belooningen enz. enz. Hier wordt een veelheid van materiaal samengebracht, die van het grootste belang is, als men, gelijk we boven zeiden, zich een denkbeeld wil vormen van de ontwikkeling der paedagogische inzichten.

Inhoeverre , ., z4cEi< itgg^^.sj4%jpïuiatuurlijkheid van deze kinderpoëzie (die niet veel anders : ii^'datt groote-menschenpxaat aan kinderen in den moiid gelegd) reactie verheft, toont de Schrijver in een verder hoofdstuk aan, waar hij Beets, .1. P. Heye, Gouverneur e.d. behandelt. Ten slotte wijdt hij een beschouwing aan den invloed der predikantdichters op de kinderliteratuur en aan de orthodoxchristelijke literatuur sinds 1850. Met een breede en waardevolle bibliographie van kinderboekjes der laatste 100 jaren besluit Dr Wirth zijn boek'.

De beteekehW*'TOa^Sw%MW*Wóge zTch dit inhoudsoverzicht gebleken zijn. Ze verzamelt eii 'rangschikt veel verspreid materiaal en effent daardoor den weg voor daarop te baseeren psychologisch onderzoek. In een kort slothoofdstuk geeft de Schrijver al eenige conclusiën, die in deze richting liggen; wel hadden we gaarne dit slo4gedeelte wat uitgebreider gezien, omdat de motivteering in het voorafgaande voor de hand lag, maar eeii; ; goed eind verder tot een juiste analyse brengt tootp dit boek ons wel.

Het is voor lederen belangstellende rustige beS studeering waard.

'Wtttg.~-te, Bj»s4& iterS}^fe)niM Haag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Een eeuw kinderpoëzie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's