GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Junius contra  prof. Haitjema.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Junius contra prof. Haitjema.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ons hoofdbezwaar tegen het artikel van Prof. Haitjema „De Asser Synode en het Schriftgezag" blijft, dat hij daarin de Schrift links laat liggen.

Hij wil de beteekenis van het Schriftgezag vaststellen buiten de Schrift om.

Dat is niet alleen ongereformeerd, maar ook onprotestantsch.

Een beroep op de „patres", op de , , vaders" mag nooit voor het Schriftbewijs zelf in de plaats worden geschoven.

Het getuigenis der „vaders" is daarom nog niet waardeloos voor ons.

Integendeel. Wij wenschen daarnaar eerbiedig te luisteren.

Maar wij mogen nooit uit het oog verliezen, dat het slechts secundair is.

Gesteld, dat de „vaders" de meening der Schrift nopens haar gezag niet juist weergaven, dan zouden wij hen moeten verloochenen.

Doch, de Gereformeerde „vaiders" huldigden in deze geen afwijkende opinie.

Ook niet de „vaders", aan wie Prof. Haitjema de voorkeur geeft, n.l. Jmiius en Calvijn.

Men lette op deze volgorde.

Niet: Calvijn en Junius.

M.aar: Junius en Calvijn.

Hij geeft of beter: bedoelt te geven een beschrijving van de Gereformeerde opvatting van het Schriftgezag „in aansluiting aan de Theses Theologicae van Franciscus Junius, hier e-n. daar'met aanvullende aanhalingen uit Calvijn's Institutie".

Men zou haast ^zeggen: 'Junius is voor hem de vader en Calvijn de peetvader.

Evenwel vergaat het daarbij Prof. Haitjema als den Joden in Jezus' dagen.

De Joden pochten: wij hebben Abraham tot een vader.

Maar de Heiland wees er op, hoe Abraham hen tegensprak. „Alzoo deed Abraham niet", zoo moesten zij hooren.

Ook Prof. Haitjema wordt uit den mond van hen, die hij als , .vader" bij uitnemendheid huldigt, geoordeeld.

Reeds werd van andere zijde tegen Prof. Haitjema's vereering van Junius opgemerkt, dat deze theoloog voor de CTereformeerde belijdenis zeker niet als autoriteit van den eersten rang kan gelden.

Wij onderschrijven dit.

Junius was een irenisch man, een man. die er op uit was kompromissen te treffen.

Ot hij daarom zoo .geliefd is bij Prof. Haitjema, die zelE een kompromis to^t stand wil brengen tusschen de Gereformeerde belijdenis en het Barthianisme, durven wij niet beslissen.

Alleen de reden, welke hij voor zijn voorkeur opgeeft, n.l. dat Junius een jongere tijdgenoot en geestverwant van Guido de Bray was en dat „men" in Junius' theologische verhandelingen de gedachten, vaak de woordeai zelfs, van de Nederland!sche Geloofsbelijdenis hoort doorklinken, schijnt ons al bijster zwak.

Er zijn nog wel jongere tijdgenooteu of hijnatijdgenooten en geestverwanten van Guido de Bray, bij wie de Nederlandsche Geloofsbelijdenis zelfs nog sterker doorklinkt.

Wij noemen slechts Gomarus.

Gomarus heeft boven Junius dit voor, dat hij veel zuiverder staat.

Indien Prof. Haitjema het zou volhouden, dat een man als Junius het zuiverst Gereformeerd was, zouden wij helaas aan zijn zuiverheid moeten twijfelen.

Maar daaruit willen wij niet konkludeeren, dat men zich op Junius niet mag beroepen.

Ofschoon hij meer kerkelijk politicus was dan denker, zoo bevatten zijn Theses toch veel, dat de bestudeering waard is.

Uitschakelen willen we Junius in geen geval.

Zijn gedachten aangaande de Schrift zijn zeker niet ongezond.

Maar daarin spreekt hij Prof. Haitjema vierkant tegen.

Prof. Haitjema heeft echter blijkbaar een ongelukje gehad.

Hij heeft slechts dat deel van Junius" Theses opgeslagen, waarboven uitdrukkelijk staat „De Sacra Scriptura" d.i. „Van de Heilige Schrift".

Daar vond hij een jiaar woorden, waarin ook gesproken werd over de taak van de kerk ten aanzien van de Schrift.

Dat waren: „tradere" en , , propagare", , .doorgeven" en propageeren, gelijk Prof. Haitjema vertaalt.

Daaruit zoog hij een lieele theorie.

En op grond van die. theorie veroordeelde hij Assen.

Maar hij schijnt er niet aan te hebben gedacht ook een ander deel van de Theses eens op te slaan, waar meer direkt over de roeping der kerk aangaande de Schrift wordt gehandeld.

Hij geeft n.l. geen, enkel citaat-uit hoofdstuk J-G, dat gaat over het kerkelijke leergezag, uit hoofdstuk 41; dat spreekt over de kerkelijke tucht en uit hoofdstuk 48, dat loopt over den kerkdijken dienst.

En toch, dat waren de hooldstukken, waarop hij speciaal was aangewezen.

Die bevatten zooveel gegevens, welke de meening van Prof, Haitjema, als zou hij Junius aan zijn zijde hebben, tot een., : illusie verdampen, dat, indien hij ze had nagelezen, hij zeker van elk beroep op Junius zou hebben afgezien.

Aan den eenen kant spij^t het ons, dat wij hier geen volledig overwicht van die gegevens kunnen bieden.

Aan den anderen kant moeten wij er rekening mee houden, dat wij nog meer aan Prof. Haitjema hebben te adresseeren, zoodat wij ons beperking moeten opleggen.

Doch wij kunnen ook wel met één verwijzing volstaan.

Wij kiezen daarvoor uit de derde paragraaf uit het 46ste hoofdstuk.

Daar zegt Junius, dat er in de kerk oaider de belijders van de zuivere leer des evangelies en de ware herders zich altijd zullen mengen roofglerige wolven, die Christus' kudde niet ontzien, valsche leeraars en huichelaars, die ketterijen binnensmokkelen, welke in een wis verderf storten. Met het oog daarop nu'heeft God uit aanbiddelij'ke ontferming door den dienst van heilige mannen ons schriftelijk doen toekomen al wat tot liet volkomen geloof en het eeuwig leven noodig is. Die geschriften zijn als het ware 'brieven, welke Hij ons heeft gezonden en jpfficiëele, publieke documenten (tabulisque publicis). Zij zijn ons gegeren, opdat wij (daaruit Zijn wil ter de, ge, helder (luculentei*) en meer dan genoegzaam (abunde) zouden kennen en de deugdelijkste wapenen zouden verkrijgen om ons daarmee tegen de verderfelijke leeringen det ketters te verdedigen en deze aldus ook te onderdrukken, te vernietigen en geheel en al uit te roeien. Deze brieven heeft Hij aan Zijn kerk t e r b e w a r i n g gegeven (apud Ecclesiam deposuit), opdat zij de waarheid daarin ver^'sat zou beschermen, verdedigen (tueatur), ten toon stellen (proponat), prediken (praedicet) en openlijk bekeDjü 'maken (promulget).

Hier wordt dus aangewezen, wat naar Gods wil de kerk ten opzichte van de Schrift heeft te doen.

Het was Prof. Haitjema als zag hij .lunius veelbeteek'enend glimlachen, „als wij zoo manhaftig aan het „handhaven" willen van Gods gezag".

De Synode van Assen had" volgens hem blijkbaar niet „veel vertrouwen in de toekomst en wat meer zegt, in Gods macht, waarmede Hij zorgt voor de autoriteit van Zijn "^Voord (Jmiius)".

De Synode was bezig God te „helpen" , en hij vraagt: „Maar wat is dit helpen van God en het gezag van Zijn Woord anders'dan een aantasting van autoriteit, die alleen Gods autoriteit blijven m oet".

Maar Junius getuigt tegen hem.

Junius zegt niet slechts, dat de kerk het Woord Gods heett te „handhaven".

Hij drukt het veel krasser uit.

De Kerk moet de waarheid in Gods W o o r d vervat beschermen, verdedigen.

Dit beschermen, verdedigen noemt hij zelfs het eerst.

het eerst. Het gaat aan het „preeken" vooraf.

Voor dat beschermen, verdedigen heeft Godzelf in Zijn Woord wapenen geschonken.

Die moeten door de kerk worden gehanteerd totdat alle verderfelijke ketterijen met wortel en tak zijn uitgeroeid.

Junius ziet daarin geen aantasten van 'de autoriteit Gods, maar integendeel een eisch Gods.

De kerk mag niet anders.

De kerk mag niet anders. Anders zou zij haar Heere ontrouw worden.

Voorwaar, dat is andere taal dan Prof. Haitjema.

Junius staat lijnrecht tegen Hai tjema, over.

Prof. Haitjema blijve daarom van Junius af.

Of liever: hij bestudeere hem beter.

Prof. Haitjema richtte in „De Gereformeerde Kerk" tot Prof. H. H. Kuyper het verwijt, dat deze hem op „Don-Quichof-achtige methode" bestreed.

Wij hopen ons ten opzichte van. Prof. Haitjema voor zulke grievende kwalifikaties te wachten.

voor zulke grievende kwalifikaties te wachten. Maar toch verstouten wij ons hem den raad te geven om eer hij zich op; „vaders" beroept, te zorgen, dat hij hun geschriften grondiger kent.

Met luk raak citeeren komt men er niet.

Overigens.

Het lijkt heel vroom, wanneer men zegt, , dat Godzelf wel voor de autoriteit van Zijn Woord zal zorgen.

Wij hebben zulke klanken al meer gehoord.

Ze kwamen ten onzent uit het ethische tentenkamp.

Daar werd in verschillende variaties het thema bezongen: -vyij behoeven de waarheid niet te verdedigen, dat kunnen \yij wel aan God oa^erlaten.

Het is zeker een merkwaardig feit, dat Prof. Haitjema door zijn artikel om dit stellig niet onbelangrijke punt de Ethischen de hand drukt.

Beide beredeneeren hun gevoelen op verschillende wijze.

Maar over het resultaat, waairtoe zij koanen, zijn zij het hartelijk eens.

Dit kan ook voor de toekomstige ontwikkeling van de kerkelijke richtingen in ons land va< n~jgewicht zijn.

Het ontga daarom onze aandacht niet.

Wat nu het groote verschil uitmaakt tusschen Junius (en andere Gereformeerden) en hem is dit: dat h ij geen rekening h o-u d t me t d e w e r k-z, aamheid des Heiligen Geestes in de kerk.

Hij zinspeelt wel op het werk' va, n den Geest in de geloovigen.

Maar over de leiding des 'Geestes in de kerk zwijgt hij.

Vandaar dan ook, dat hij er niet - over te spreken is, wanneer de kerk haar zorg uitstrekt over het Schriftgezag.

Hij Eicht dat menschelijk werk.

Doch hij miskent daardoor den Heiligen Geest.

Zeker, de kerk, als product van menschelijke factoren bezien, kan niets voor het Schriftgezag doen. Doch wie de kerk zóó ziet, ziet haarzelf niet, maar haar karrikatuur,

In de kerk woont en blijft en werkt de 'Geest tot aan het einde der wereld, volgens Christus' belofte.

En zou Hij, de' Geest der waarheid, de waai'heid, ook de waarheid van het Schriftgezag, niet kunnen verdedigen?

Zou Hij dat niet kunnen door den dienst vau menschen?

Neen, het is niet zóó, dat de Synode van Assen 'God heeft willen „helpen" bij het handhaven vau het Schriftgezag.

Zij wilde niet „helpen", maar , , dienen".

De Heilige Geest als de doctor eclclesiae, do eigenlijke Leeraar der kerk, roept tof dien dienst.

Het kerkbegrip van Prof. Haitjema is niet alleen egaal, maar ook ongeestelijk.

En daarom in schijn vroom, maar in wezen onvroom.

Wij hopen dan ook van harte, dat Prof. Haitjema den weg, welken hij met zijn artikel heeft ingeslagen, zal _ verlaten.

Hij loopt in de tegenovergestelde richting vau Junius.

Hij heeft er geen oog voor, hoe het de Heilige Geest is, die in een kerk, welke zich houdt aan liet Woord — want Geest en Woord gaan samen — zelf over het Schriftgezag waakt, maar door menschen als instrumenten.

Door die instrumenten te bestrijden, kon hij weleens bevonden worden tegen den Heiligen 'Geest te strijden.

Het geldt hier een teere, ontzaglijke zaak.

Wij betreuren het dan ook diep, dat .Prof. Haitjema daarover zoo weinig teer heeft georeerd en geschreven.

D a t d e e d J u n i u s n i e t.

Natuurlijk, een kerk kan feilen.

Maar zoo dikwijls zij feilt, onttrekt zij zich aan de roeping, welke de Geest tot haar richt.

Nooit echter mag aan de kerk het recht als zoodanig ontzegd worden voor liet Schriftgezag in de bres te staan.

Dat is niet slechts haar recht, maar ook lyiar [ilicht.

Wie, gelijk Prof. Haitjema, in deze de kerk te na komt, komt den Heiligen Geest te na.

Al bedoelt Prof. Haitjema dit niet, het feit is er niet minder ernstig om.

Laten wij toch in gedachtenis houden het apostolische woord: „Bedroeft den Heiligen Geest Gods niet, door ^irelken gij verzegeld z'ijt tot den rlag uwer verlossing" (Ef. 4:30).

De komende Synode.

De kerk van Groningen heeft de komende Synode saamgeroepen tegen D.V. 16 Aug. e.k.

In zekeren zin is dit een vervroegde Synode.

Immers, in den regel komt de Synode eerst in de laatste week van Augustus samen.

Die regel is natuurlijk niet 'willekeurig gesteld.

En het benieuwt ons, welke dringende noodzaak er toe geleid heeft oim van dien regel af te wijken.

Dr Kuyper heeft er herhaaldelijk opi gewezen, dat ook het eind van Augustus voor een Synode nog rijkelijk vroeg was.

Het kan omstreeks dien tijd nog zeer warm zijn.

Dat is zeker voor vergaderingeii niet bevorderlijk.

Er pleit dan ook meer voor de Synodes wat later' in het jaar te stellen dan ze te vervroegen, of men moest ze in Mei of begin Juni kunneö iiouden.

Inzonderheid nu vinden wij het jammer, dat lot vervroeging werd besloten of moest worden besloten.

vraag werd reeds opgeworpen of na het afmattende Synodejaar 1926 de afgevaaxdigden naar de Synode van Groningen wel physisch en psycliisch in konditie zullen zijn om opnieuw zwaren arbeid te presteeren.

Het is geear geheim, dat voo-r meer dan één afgevaardigde de Synode van Assen te veel was. Schadelijke physieke gevolgen bleven niet uit.

Nu kan men wel de oplossing aan de hand doen om geheel an^dere personen als afgevaardigden te zenden.

Maar de kerkelijke praktijk van jaren leert, dat een niet zooi klein percentage va.n predikanten vooral door de kerken als min of meer vaste afgevaardigden wordt begeerd.

De kerken in deze aan banden te leggen, gaat natuurlijk niet aan.

Vooral in dit speciale geval zouden wij niet durven adviseeren om algemeen met nieuwe afgevaaxdigden te komen — oïscboon wij op zichzelf, als dit mogelijk is, sterk 'voor afwisseling zijn —, omdat er te Groningen zaken aan de orde zullen komen, welke gevolgen zijn van de besluiten van .\ssen en het niet wenschelijk kan geacht, dat alle afgevaardigden er zich nieuw hebben in te werken.

Zij, die als afgevaardigdeii te Groningen zullen wcderkeeren, zullen allicht een deel van hun vakantie er voor moeten opofferen.

Augustus toch is de vakantie-maand bij uitnemendheid. .

En liet begroot ons, dat aan hen een deel van hun welverdienden rust-en ontspanningstijd' wordt ontnomen.

Van de prae-adviseerende leden spreken wij in dit verband niet, omdat op hen niet de verplichting lust 'de feynode bij te wonen, al zullen zij wel zorgen, indien het hun eenigszins doenlijk is, aanwezig te zijn.

Hoe minder een vakantie bekng^t wordt, des te meer mag men er op rekenen, dat de afgevaardigden verfrischt en versterkt zich aan het Synodale werk zetten.

Iets, wat toch zeker niet van belang ontbloot is.

Iets, wat toch zeker niet van belang ontbloot is. Maar wat nu de Synode zelf aangaat.

Het agendum zal rijk vooxzien zijn.

Vooreerst krijgt zij, gelijk we boven zeiden, nog cenige zaken af te handelen, welke verband houden met de beslissingen van Assen.

Maar dan komen de restanten van de Synode van Utrecht op de tafel.

Die restanten zijn overvlo'ediger dan de ütrechtsche maaltijd zelf is geweest.

Er ligt nog altijd het rappoxt oiver de „kranke n c o m in u in i e, dat aan de kerken „ter bestudeering" is overgegeven. Inmiddels hebben we van die studie nog niet heel veel gemerkt. Mocht niea haar hebben, nagelaten, dan mogen onze kerken zich wel haasten.

Vervolgens wacht ook' het rapport over Echtscheiding op een beslissing. Utrecht besloot zes deputaten „te continueeren om hun de gelegenheid te geven hun opvatting tegenover de bedenkingen van Prof. Dr J. Ridderbos nader te adstrueeren en deze uiteenzetting ter kenn; -! van de Kerkeai te brengen, ten einde de volgenu. Synode in deze kwestie een beslissing neme".

Als derde stuk woide vermeld het Vrouwenkiesrecht. Utrecht benoemde een Connnissie', - .bestaande uit vijf Deputaten om het vraagstuk, «f het toekennen van het kiesrecht aan de vrouw in de Kerk naar Gods Woord geoorloofd is, in verband met de tijdsomstandigheden wenschelijk is en aan den geestelijken welstand bevorderlijk , is, te onderzoeken en op de eerstvolgende Synode daarover rapport uit te brengen".

Vervolgens behoort aan de orde te komen de herziening en u i tbreiding van den bundel „E enige Gezangen". Wat de herziening betreft wees de Synode Deputaten aan met de opdracht den bundel „Eenige Gezangen" nogmaals te overzien en. „ée eerstvolgende Synode te dezer zake te dienen van advies, met dien verstande, dat hun wordt verzocht, hun Rapport bij onze Kerken bekend te maken minstens één jaar vóór de Synode samenkomt". Inzake de uitbreiding werd eveneens aan Deputaten opgedragen „de kwestie van het zoogenaamde , , vrije kerklied" in haar vollen omvang principieel te onderzoeken en de volgende Synode te dezer zake te dienen van rapport en advies".

Dan hebben wij nog de Formulieren. De Synode gaf opdracht om „de Christelijke Gebeden te overzien", alsook , , om deze formulieren nogmaals te „overzien" en bepaalde daarbij, dat de concepten minstens één jaar vóór de volgende Synode aan de Kerken zoudten worden toegezonden.

En last not least vermelden wij de kwestie van den uitbouw der B e 1 ij d e n i s. Deputaten werden door de Synode verzocht „het ontwerp van de nadere formuleering van drie artikelen der geloofsbelijdenis, zoo mogelijk één jaar vóór de komende Synode te zenden aan de Kerken in Binnenen Buitenland, die op denzelfden grondslag als onze kerken staan".

Dit is nog niet'-alles.

Maar het is wel het voornaamste.

En het kan schikken, dunkt ons.

Al is de gestelde termijn voox verschillende van deze rapporten verstreken, wij hebben goede hoop, dat de meeste nog wel zullen binnenkomen.

Dat men niet op tijd is, kan ditmaal zoo goed als geheel verontschuldigd woxden.

De bekende kwestie heeft reeds vóór de Synode van Assen voox het eers-t samenkwam veel arbeid stopgezet.

Hier was force majeure aanwezig.

Maar dan moet men daarbij van de veronder^ stelling uitgaan, dat de rappoxten slechts heel zelden precies op tijd verschijnen.

Een paar maanden respijt jnoet men toch altijd rekenen.

Dat is nu eenmaal een chronisch gebrek'.

Op de oorzaken daarvan hebben wij reeds meer gewezen.

Eén der gewichtigste is wel die, dat onze Synodes niet genoeg een juiste arbeidsverdeeling toepassen.

Er zijn personen, die in drie, vier of misschien nog wel meer deputaatschappen tegelijk zitten.

Het ontbreekt hun allerminst aan ijver en goedwilligheid, maar het ontbreekt hun aan tijd om alles tegelijk te behartigen.

Eén mensch gaat nu eenmaal slechts één gang. Wanneer zullen onze Synodes met deze gewoonte breken ?

Daarom mag dankbaarheid niet onthoudeai worden, wanneer, zij het ook' te tiendex of te elfder ure de meeste van deze opdrachten blijken volvoerd te zijn.

Uit het bovengegeven staatje zal men zien, dat de Synode van Groningen eigenlijk' nu reeds meer dan genoeg, in het vooraitzicht heeft.

Onze kerken zullen verstandig handelen zoo weinig mogelijk meer op het agendum te plaatsen.

Wat ook-maar eenigszins uitstel kan lijden, woxde tot 1930 opgespaard.

Dat is opzichzelf wel spijtig.

Wij b.v. hadden zóó gaarne de zaak der verbeterde b ij b e 1V e r t a 1 i n g op de Synode zien gebracht.

Die achten wij met den uitbouw der Belijdenis van een belang, dat alle andere punten van het agendum ver achter zich laat.

En als er nieuwe punten aan worden toegevoegd, dan komt dit o.i. wel in de eerste plaats in aanmerking.

Echter dient de Synode eerst alle oude punten af te handelen, opdat wij daardoor eindelijk' eens heenkomen.

Men volge het vooxbeeld van Utrecht niet om opnieuw te verdagen, wat maar eenigszins moeilijkheid oplevert.

Op die wijze komt ex van voortgaande reformatie weinig of niets terecht.

En als er dan schoon schip is gemaakt, zal de tijd wel zoo goed als verstreken zijn.

Immers, al te lang mag deze Synode niet duren,

Als men straks verneemt, wat de Synode van Assen onzen kerken gekost heeft, zal men er misschien van schrikken.

Daarom mogen de kerken door de Synode van dit jaar niet - opnieuw zwaar belast woxden.

En al hebben wij over offervaardigheid niet te klagen, men mag onze kerken niet al te zeer op de proef stellen.

Trouwens, ook in andere opzichten volgt-de Syn, pde van Groningen te spoedig opi die van Assen, dan dat vai'i de kerkelijke krachten te veel mag voorden gevergd.

Wanneer, wat Utrecht onafgedaan liet liggeir, te Groningen wordt afgewerkt, kunnen de kerken voldaan zijn.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Junius contra  prof. Haitjema.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's