GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE CHRISTELIJKE „PERSOONLIJKHEID" IN  ONZEN TIJD.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE CHRISTELIJKE „PERSOONLIJKHEID" IN ONZEN TIJD.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Jleeft onze tijd met zijn velerlei Oipvoedingsiiislitiilen, met zijn gepopulariseerde wetenschaf! en zijn drukke becefsning der gaedagcgiek, met zijn omhoog gaan van den levensstandaard, zijn nivelleering der standsverschillen en zijn ver doorgevoerde civilisatie, van de vorming der persoonlijkheid niet veel terecht gebracht, — de oorzaak voor dat falen moet dan wel gezocht worden daarin, , dat men het wezen dar saamleving niet vatte, en tevens, dat men, bij reactie tégen hst socialise'erende streven, s u b j e c t i v i s t werd en gzen i n d i-vid ua li s t.

In ons laatste artikeü^pi; deze reeJöfeJI^ifcen - ons dan neg een tweetarpiunfeh ter bespreking.

Zoo dient zich allereerst aan de vraag of er, theoretisch gezien, p 1 a a t s ; i(i|fi(Sf d e samenleving, voor de v e r s c h ei d e n h e i d van i n-dividueelen aanleg.

En in de tweede plaats komt dan aan de ordie/ de kwestie, wat er gedaan kan worden, opdat de persoonlijkheid, speciaal de christelijke persccinlijkheid krachtig zij of worde, en levens tof haar recht kome.

Wanneer we spreken over het individueele, dan gaat het om dat geheel eigene ©n piersoonlijke, dat iemand heeft. De persoonlijkheid bestaat juist daarin, dat er iets is, dat volkomen „einmalig" is, dat van „mij" is en van niemand aaders.

Was er nu geen zonde, dan zou dat geheel eigene, dat persoonlijke onmiddellijfe zich aansluiten aan en bij de samenleving, waarin wij zijn geplaatst; maar juist'door de zonde is er de verbreking en komt het prohleem naar voren, hoe wij, in deze verbroken wereld, de eenheid weer moeten zien en zoeken. De vraag is dus: hoe moeten we zien de mogelijkheid, dat er in oaze wereld harmonie is tusschen persoonlijken aanleg en neiging eenerzijds en de eisöhen, behoeften eu eigenaardige trekken van onze samenleving anderzijds?

Er is inderdaad veelal een verdeeldheid tusschen «lijn zóó-zijn en het z; ')ó-zijn van de samenleving. Dan heb ik het gevoel, dat ik niet pias in den tijd ol in het milieu, waarin ik leef. Nu komt de vraag naar voren, heeft nu de christelijke levens-enwereldbeschouwing een antwoord op de vraag, hos we in deze tweeheid de eenheid móeten , zien en najagen? . •. . ..

En dan kan het antwoord zijn, dat wij', bij de' handhaving van de gedachte, dat we de levensverhoudingen organisch zien, inderdaad een oplossing voor de moeilijkheden kunnen aanwijzen. Immers wanneer Qod zijn „veelverwige wijheid" openbaart in de veelheid van de individuen, en in de menigvuldige schafeeeringen van de p-ersoonlijke geaardheden, dan doet Hij dat tegelijfc' in de veellieid van de wijzen, waarin' de samenleving ziöh openbaart. De ten'denzen fler v; erscih©idenbeid, die er liggen in de piersonen, lig­ gen er o o k i n d o veel h e i d d e r p e r s o-11 on, indien onze samenleving O'p een gezonde wijze is georganiseerd.

Wanneer er alzoo iemand is, met geheel eigen type, dan vindt dat type op een of andere wijze wel degelijk aansluiting bij de samenleving, ja, zelfs kan gezegd worden, dat onze samenleving in haar veelkleurigheid ook dit type no-otdig heeft toa haar eigen volmaking.

De samenleving wordt op deze wijze gezien tegelijk als de bron en als hgt'^l^gtipan de veelzijdigheid der persoonsniianceeringen.'

Niet in de .afgeslotenheid van het piersoonlijke vindt de individu ontplO'Oiïng, maar veeleer in de samenleving, die alle tendenzen in zich heeft, waarin en waardoor de typische geheel eigen eigenschappen tot haar rechfcfj#|^^.? .'Oth, \|i^ié; ^ groeien moet iemand zich dus niét Oipsluiteri, noch ook een vijand van het volk of van de samenleving worden, maar moet hij tot.zijn medemenschen gaan, om Ie worden gevormd met zijn eigendoaimelij'ke gaven. Niel om daar te worden het clichó-type, maar wel om daar te O'ntvangen de branding van den snielloven, waardoor zijn gaven worden golO'Uterd, en de slagen van het houweel, waardoor zijn steen woi'dt behouwen.

O]! deze wijze alleen kunnen we komen tot ee'n werkelijke individueel-sterk leven. Dat is individualisme in den hoogsten zin. Individualisme, waardoor onze samenleving wcrdt gediend, en waardoor de mensch zich weikelijk ziet als één, die met z ij n gaven door God begenadigd is.

Maar zóó gezien is omgekeerd ook een ge'zonde samenleving slechts daar aanwezig, waar ontplooiingsmogelijkheid is.' Eenerzijds heeft dus de samenleving mee te wérken aan de vorming der persoonlijkheid, maar anderzijds heeft de persoonlijke christen alles te doen wat hij kan, opdat de samenleving haar gedifferentieerd karakter behoude of weder verkrijge.

Nog sleeds is , , uniformiteit de vloek van het moderne leven" ^).

Wat kan er gedaan worden, opdat de persoonlijkheid, speciaal de christelijke persoO'nlijkheid, krachtig zij of krachtig worde?

Wel, in de eerste plaats heeft de opivo-eding hier een taak.

Ons sociale leven, ons gemeenschapsleveii zal in een zondige wereld wel nooit een ideaal-to'esla.nd bereiken. Maar de opvoeding (en dus oo'k de opvoedkunde) moet mede-helpien, opdat ook op sociaal terrein „jagen naar het ideaal" mogelijk v^'orde.

En dan doen we O'pmerken, dat, in verband met de organische verbinding, die we zien tusschen de ontwikkeling van het type (den individu) en van de samenleving, het de taak van de opvoedkunde is, de kinderen te doen kennen, en den yveg te wijzen, opdat gezien worde hoe in die samenleving allerlei gaven en aanleg, voorkeur en neiging het beste en meest juist tof hun recht kunnen komen. Dat hier voortdurend eritische houding noodig is, in een door zO'nde verkeerde w'ereld, behoeft geen betoog.

En juisi de gedachie van de veelkleurigheid van de samenleving wijst hier mede den weg.

immers onze opvoeding moet de feelvormighéif] van het leven dienen. De christelijke gedachte wil steeds weer die verscheidenheid, die fioct in het leven gaf, eerbiedigen, en zij wil telkens weer liet zóó getypeeide indivadu zijn plaats en zijn waarde-in en jegens de zóó getypeerde samenleving doen vinden.

Maar dit kan .alleen door een gezonde differentiatie. . .•? : 'SS; ^M; -••: '

Onze paedagogiek mag deswege niet streven'naar een eenvoimigheid, die de veelkle'.irigheid van het leven maken wil tot één grO'Ote grijze massa van modeine nivelleering, inaar er most zijn de ve.? lvormigheid, opdat zij het leven, dat zicli steeds in veel-kleuügheid openbaart, diene.

Slaat dit alles vast, dan zullen we telkens op'nieuw een roeping kennen, om kinderen en jonge menschen op te voeden tot zelfkennis. Niet „wat worden" ol: „dat worden", maar , , ieniand worden", is het eerste ideaal, dat we jonge menschen voor oogen hebben te stellen.

In de tweede plaats moet onmiddellijk daaraan verbonden worden de gedachte, dat het „lenian; ! zijn" alleen realiteit kan worden in een samenleving, aan welke we ons geven met al onze gaven en krachten.

Eene der meest uitnemende middele'U nu om dit doel te bereiken bij onze jongere menschen is dit, dat we hen kritisch leer en leren eenerzijds, en in liefde zich Ie eren wijden anderzijds.

Z o n d e r m eer toch is nóch de kritische — nóch de liefde-iatuilie-instelling (waarvoor men hi de laatste jaren propaganda maakt) de juiste. Wie geen oog heeft, dat onderscheidend kan zien, zichzelf en anderen, wordt nooit iemand, die zijn eigen persoonlijkheid wijdend geven kan. Hij mist het orgaan om situaties te overzien, O'lii op de juiste plaats en op den juisten tijd te wijden zijn liefde. Liefde-intuilie zonder kritische houding brengt de menschen er toe om vanzichzelf sentimenteele mislukkelingen te maken, ondanks alle goede bedoeling.

Anderzijds is een kritische houding zonder liefde, , die van den kouden heerscher, die tenslotte nimmer met de samenleving organisch één woii'dt.

Wie zijn oogen open zet, merkt, dat juist uit het ontbreken van de goede harmonie tusschen kritiek en liefde allerlei mislukkingen in de samenleving zijn te verklaren; en dat zelfs bij zéér begaafden.

Zij gingen onder óf aan liefdelooze kritikasterij, óf aan kritieklooze sentimentaliteit.

Deze kritiek nu moet allereerst ZELFkritiek zijn.

Zelfkritiek die voert tO't zelfkennis en zelfbeheersching.

Wie niet leerde zichzelf te regeeren, kan. nimmer voor de samenleving iets beteefcenen.

En door het organisch in-elkaar-vergroeid-zijn van de onderscheiden levenstendenzen, hebben we dan weer tevens dit verschijnsel, dat de liefde', die aan alle kritiek gehuwd moet zijn, ons tot zelfbeheersching aanspoort. Liefde tot onze samenleving, liefde tot de roeping, die God ons opi de handen legt, zal ons er toe brengen, dat we om

der wille van onzen flod en van onze naasten, onszelf regeeren. Zóó alleen Icunnen w© iets geven aan anderen, en iets doen •voor onzen God.

(.)ok geo'Oiiocfde zelfliefde (iets anders dan zelfzucht en eerzucht!) zal ons prikkelen. Immers we zullen onze eigen rust, onze eigen yrede slechts dienen daar, waar we het levenssvenwicht vinden.

Nti blijft ook hier het „ik ellendig raensch".

Maar o< ; k hier is door genade te vinden dat andeie: , , ik dank (lod dóór Jezus Christus o-nzen Heeie".

Ihj zulk een houding groeit een gezond indivi-(hialisme. /oo krijgen 'we christelijke pei-sconlijkheden. Die sterk zijn om datgene, dat ze zijn.

Die behoeven geen reclaane; die hebben geen aanpiijzing vaa anderen noodig; die veroorzaken geen „rumor" om de aandacht op. zichzelf te vestigen.

Die gaan kalm hun vi^eg. Ze duen, wat (iod lien op de handen legt.

En ze zijn sterk doo'r gehoorzaamheid.

En z u 1 k e n beleven het: „als ik zwak ben, dan ben ik machtig".

En dezulken ontvangen genade èn e er e!

^) Voor een breedere en meer gedocmnentesrde jiit& enzetfsaig Jdezer gedachten verwijs ik naar mgn „Inleiding tot de theoretische'-'pafedagogiek"-j 2e stirkw-'pUt^, Ruys (.1, M. Zeflst.) . . . , • ; ....' : , éfiê< nM: -: .

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

DE CHRISTELIJKE „PERSOONLIJKHEID

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 december 1927

De Reformatie | 8 Pagina's