GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beteekenis van de Genestets poëzie. II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis van de Genestets poëzie. II.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel^) wees ik er op, dat men, om de waardij van een literatuurs'chepping te verstaan onderzoeken moet drie factoren: in hoeverre vindt men den tijd van den kunstenaar in zijn werk weerspiegeld, inhoeverre herkent men daarin zijn persoonlijkheid, inhoeverre voldoet het aan de eischen van techniek. Zulks in verband met de vraag naar de b'eteekenis van het werk van de Genestet.

Omtrent het eerste van de hier genoemde punten wees een, uiteraard korte, beschouwing op een zeer duidelijke correspondentie tusschen de Genestets dichterlijken arbeid en den tijd, waarin hij leefde, zoodat de slotsom was, dat aan deze voorwaarde voor beteekenis die arbeid ongetwijfeld voldoet.

Thans komt dan de tweede quaestie aan de orde: inhoeverre herkent men in dat tijdspiegelende de persoonlijkheid van den dichter.

Wanneer men ten dezen eens vergelijkt het werk van Tollens met dat van de Genestet vindt men het antwoord in 't algemeen op deze vraag. Tollens blijkt een volkomen vertegenwoordiger van zijn tijd. Diens uitgangspunt is immers het klein-burgerlijke milieu: hij dicht over, en ook voor den kleinen man, getuige de voor ieder begrijpbare vorm en het overheerschende van liet rijm; zelfgenoegzaamheid, woordengodsvrucht en deugd, d e karaktertrekken van den 'tijd, zijn ook de karakteristieken van zijn werk; in zijn dichten is hij met dien geest van zijn tijd als geïnfecteerd. Bij de Genestet daarentegen staat de zaak gansch anders. Hij reflecteert dien tijd, maar staat er in vele opzichten boven; hij oefent critiek, scherp vaak en geestig; hij deunt niet mee in den gang der stage zelfverheffing, maar gaat er tegen in; hij trekt van leer tegen het deugd-etiket, gispt de woordenvroomheid, toornt tegen een godsvrucht, die niet uit haar openbaring blijkt. De bewijzen van dit alles zijn uit z'n poëzie van overal sajnen te brengen. Men denke maar weer aan de Leekedichtjes, aan gedichten als „De Handdruk", „Gezond Verstand", „De Man van 't ware midden", „De kracht", Anni's taal", Alarmisten", en, wat het laatstgenoemde betreft, aan „Twee in één huis", „Leer en Leven", „Jan Rap" e. d. Hij is dus allerminst, gelijk Tollens, de spreektrompet van zijn tijd, maar hekelt „de kranke, de geschokte maatschappij, vol onverschilligheid, alarm en dweperij".

Deze houding nu vloeit voort uit zijn persoonlijkheid^) Als we uit de verschillende trekken een zielebeeld van de Genestet ons vormen, zien we hem allereerst vol belangstelling voor het .leven, maar valt het tevens op, hoe hij dat leven met eigen oogen bekijkt en hoe hij al wat schijn is, onmiddellijk ontmaskert. Met fijn instinct herkent hij aanstonds alle aanstellerij en Woordenpraal, al wat opgeschroefd is en niet waarachtig.

Daarbij brengt zijn natuur er hem toe met dien schijn den spot te drijven (men denke aan „De Sint Nikolaasavond"), wat „ridicuul" is, zoo-als hij zegt, lachwekkend dus, ook in zijn lielachelijkheid te doen uitkomen. Maar, omdat diep in zijn ziel ernst leeft en gevoel , voor de veelvuldige levenstragiek door het vergankelijke^ teleurstellende, moeilijke van het menschenleven, is zijn spot tóch altijd weer met ernst gemengd, is er in zijn lachen ten slotte steeds iets van weemoed. Daarom is hij de echte humorist.

En dan is zijn humor van alle oppervlakkigheid vrij. Want, naast scherpte van verstand kenmerkt hem innigheid van gemoed. Hij heeft iets mystieks; in hem leeft een voortdurend verlangen naar de gemeenschap met God (getuige „Avondzon", „Liefde", „Terugblik" e. d.), omdat zijn ziel God niet missen kan („Levensvoorwaarde"). Door die gemoedswarmte wordt zijn humor bezield en daarom is ze fijn, heeft ze ook inhoud.

Met zijn verstand echter blijft hij achter vele raadselen haken („Peinzensmoede") en zoo is er iets dualistisch in hem. Tegenover gevoeligheid, een „haast vrouwelijke teederheid", een stille vroomheid ook („Het haantje van den toren"), staat een sterke verstandelijkheid, een bijna cynische critieklust („Demon" „Boutade"). Maar daarom is hij, gelijk wel beweerd is, ' volstrekt nog niet een man zonder evenwicht. Zijn temperament, zijn nerveuze natuur moge hem soms doen praten als een opstandige, 'in zijn hart leeft de 'begeerte tot aanvaarding, tot berusting. Het „Fiat Voluntas", Uw wil geschiede, is metterdaad zijn levensdevies en uit die kracht der aanvaarding heeft hij geleefd in de korte en door veel verdriet verdonkerde jaren, die hem gegund zijn geweest.

Letten we nu in het licht van deze analyse op het tijdspiegelende in de Genestets werk, dan zien we dat daarin aanstonds de persoonlijkheid van den dichter te herkennen valt. De Genestet reageert op de dingen precies zooals hij is. In zijn poëzie zien we hem zelf, helder van verstand, zacht van gemoed; vol van lust tot leven, maar ook bezittend den moed tot sterven; afkeerig van vroom gepraat, maar begeerig naaj vromen wandel; grimmend tegen veel en velen, doch aanstonds bereid .tot verzoening en onderwerping.

Hier nu hebben we het tweede element dat we behoeven om de beteekenis van de Genestet's poëzie vast te stellen. In dat, wat als literaire kunst wezenlijke waardij heeft, moet de persoonlijkheid van den kunstenaar leven. En aan dien eisch zien we in de Genestets poëzie voldaan. Het is dan ook niet toevallig, dat de Tachtigers, toen de storm van hun verzet tegen de „domineespoëzie" wat geluwd was, al vrij spoedig begonnen te zeggen, dat ze zich ten aanzien van de Genestet hadden vergist. In zijn „Nieuwe Literatuurgeschiedenis"^) dekte Kloos den aftocht met te zeggen: „Wij menschen van heden, denken en voelen natuurlijk weer heel anders als De Genestet in zijn tijd dat 'deed, maar zijn zeggingswijze nadert, in haar betrekkelijke natuurlijkheid iets dichter tot die der b'este modernen, dan het stilzwijgend afgesproken taaltje der andere predikend© poéten dat kon. Hij was geen door geheel nieuwe schoonheid sterk overweldigende, zooals Jacques Perk, maar wel een beminnelijke, nooit te vergetene overgangsfiguur". Hier spreekt duidelijk een waardeering, die om wat in 'eigen kamp beweerd was getemperd moest worden, maar tóch niet achterwege blijven kon, een waardeering ook, die voortvloeide uit een erkennen van de beteekenis van de Genestets poëzie.

En nu is ei-nog het derde punt: inhoeverre voldoet de Genestet's werk aan de eischen van techniek. Met name sinds de beweging van Tachtig hebben we geleerd dat verskunst wat anders is dan rijmvaardigheid, en dat voor wezenlijke poëzie, wat het formeele betreft, rhythme en klankkracht onmistere voorwaarden zijn. Toetst men nu de Genestet's poëzie aan die eischen, dan is de uitkomst niet twijfelachtig. Zeker, er is iets ouderwetsch in vele zijner verzen: bepaalde vormen (stanza, oktava rima) die hij graag gebruikt, zijn verouderd. Ook vindt een naarstig speurder cliché's in zijn verzen.

Maar rhytmisch is de Genestets poëzie altijd schier ï voortreffelijk: sommige zijner verzen (men denke b. V. aan „Het laad van "Kokaaje" uit ï> & Sint Nikolaasavond) zijn van een buitengewone rhythmetechniek. En ook is de klank van zijn woorden in harmonie met hun beteekenis, dikwijls zeer melodisch en door inspiratie gedragen.

Ook ten dezen dus levert een, zelfs vluchtig, onderzoek positieve resultaten op met betrekking tot de beteekenis van het werk.

En als we dan nu een antwoord moeten geven op de vraag, waarvan we uitgingen in het eerste artikel, is dat niet meer een heel moeilijke taak. Dat de Genestets poëzie als poëzie Tiaar beteekenis had en ook mi nog heeft is uit het aangehaalde duidelijk genoeg. Veranderde smaak (vooral ten opzichte van de onderwerpen) moge de belangstelling er voor hebben verminderd, de waardij, de objectieve waardij is gebleven, omdat de Genestet een echt dichter was en zijn werk echte kunst, met de gebreken van den tijd en van het soort behept, zeker, maar echte kunst, wijl door echte menschelijkheid gedragen.

Maar nu houdt de vraag naar de Genestets beteekenis voor ons ook nog een andere, dan de alleen-literaire gedachte in. Ze betreft met name ook het religieuze element van zijn poëzie. „In den strijd zijner dagen". Ds Molenaar merkt het terecht op in zijn Stemmen des Tijds artikel*) „heeft hij zich aan de zijde der „modernen" geschaard" en velen „denken bij zijn naam onmiddellijk aan den modernen dominee die hij heette te zijn". Tegenover degenen, die deze „bezwaren" zouden willen opperen, herhaal ik hier met instemming de woorden, die „De Standaard" schreeP): We mogen heel wel aannemen, dat de Genestet, had hij in onzeii tijd geleefd, wellicht meer de vrijzinnigen, tot wie hij zich rekende, gehekeld zou hebben, dan welke andere ook". 'Zeker, hij trok een scheiding tusschen leer-en leven, die wij niet aanvaarden (zie ~b. V. het dichtje „Leer en Leven" óf „Twee in één huis"), hij uitte bijzonderlijk in zijn „Leekedichtjes" gevoelens, die de onze niet zijn, maar in zijn vroomheid legt hij daartegenover een getuigenis af, dat met warmte tot ons spreekt en een conclusie van Ds Molenaar rechtvaardigt, dat hij wellicht „in zijn hart dichter bij den Christus der Schriften heeft gestaan, dan uit de meeste zijner gedichten is gebleken".


1) Twee jirukfouten in dat artikel eischen correctie: blz. 61, 3e Icolom. Regel 11 leze men: jaren te kannen; idem i-egel 21 van de zaak.

2) Men zie hierover het art. vaU' Dr H. L. Oort, Gids 1905

3) Dl. V. blz. 180.

1) Nov. 1929,

2) In een niet onderteekeiüd art. in bet ao. Tan 16 Nor. 1929.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

De beteekenis van de Genestets poëzie. II.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's