GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Goede Vrijdag en Paaschfeest.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Goede Vrijdag en Paaschfeest.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik .leef, en Ik beu dood geweest. Openbaring 1:18.

Wie te Jeruzalem de 'Kerk van het Heilige Graf bezoekt, staat een oogenblik verwonderd over 'de dichte nabijheid, waarin zich de heuvel Golgotha bevindt van Jezus' grafspelonk.

Rechts van den ingang beklimt men met trappen de hoogte, die eens de kruisheuvel zou geweest zijn; en links, onder hetzelfde terkdak, verheft zich de zware kapel, waarin men meen'c, dat de enge ruimte van 'sHeilands graf verborgen'is. Hoe dicht liggen die twee plaatsen bij elkaar.

Men moge, op grond van de berichten der evangelisten, overtuigd zijn, dat Golgotha en het Graf zich in eikaars nabijheid bevonden hebben, maar zóó naast aan .elkaar grenzend was niet te verwachten.

Onwillekeurig komt bij den bezoeker de vraag op, of, ondanks de sterke traditie, de heilige plaatsen hier wel naar waarheid zijn aangewezen.

En tóch — deze laatste vraag daargelaten, — mag ons hier van hooger, geestelijk standpunt eene rijke waarheid treffen.. Want ja, — Golgotha en het Open Graf, Goede Vrijdag en Paascbfeest, behooren bij elkander; ze liggen onmiddellijk naast elkaar.

Zeker, de dood en de opstanding des Heeren zijn twéé heilsfeiten, die wij ook in de herdenking van elkaar onderscheiden. Maar niettemin laat de Schrift ze, in één en hetzelfde Evangelie-verhaal, onmiddellijk op elkaar volgen; en ook voor het geloofsbesef van den Christen staan ze hand aan hand. Ze vrigen om elkaar, ^en rusten in elkander. Wanneer wij op den Goeden Vrijdag rondom het' bange kruis staan, dan rijst voor het ^eloofsoog daarachter het licht der Opstanding; en als we op den Paaschmorgen ons spoeden naar den hof van Jozef, dan brengen we de herinnering mee van wat ÖJD Golgotha geschied'was.'Wij kurineii liet'éénè feit" niet herdenken, zonder tegelijk ook het andere in onzen geest te hebben. Wij vereenigen, .ze in. één geloof. Ze liggen naast elkaar. In de Heilige Kerk van Christus daalt het geloof de Kruishoogte af om zich aanstonds te begeven naar het Open Graf; en staande bij dat Graf, wendt het zich om en ziet naar Golgotha. Ja, waarlijk, — die twee liggen onder één Tempeldak.

Jezus heeft het zélf gezegd: „Ik leef, en Ik ben dood geweest".

Ik leef, — wat zou het ons baten, zoo .Hij, die het spreekt, niet tegelijk kon zeggen, dat Hij dood was geweest.

„Ik leef"; dat woord had de Christus ook kunnen spreken op Thabor. Toen werd óók Zijne gedaante veranderd, toen overstroomde Hem óók hemelsch leven. Ook tóén had hij kunnen ingaan in de .vreugde Zijns Heeren; zonder sterven ware onverderfelijkheid Zijn deel geweest, als van een, die de wet Gods volkomen "had volbracht.

Maar, — waar ware de verzoening onzer schuld gebleven, de voldoening aan de straffende gerechtigheid Gods? Waarheen zou een arm, verloren zondaar met de aanklacht zijner consciëntie hebben moeten vluchten?

„Ik leef" —• dat woord zou niet anders geweest zijn dan een felle beschuldiging, predikend wat wij óók hadden kunnen zeggen, zoo we van de Fontein des Levens ons niet hadden afgewend...

Hoor echter! „Ik leef, en Ik ben dood geweest. Hij, die aan den mond des grafs Zijn leven uitroept, — Hij heeft in 'dat graf het verscheurde handschrift onzer zonden achter gelaten. Hij is dood geweest. Niet zonder sterven, maar over Golgotha's kruis, en door de diepte des doods treedt Hij als de Levende op ons toe.

Aan het vloekhout verzoende Hij stervend 'de schuld, in de diepte der spelonk begroef Hij al onze zonden; en wanneer Hij uittreedt in ïiet licht van den Paaschmorgen, dan juicht Zijne gemeente: „De misdaad uws volks hebt Gij weggenomen; Gij hebt al hunne zonden bedekt".

Wederom, — Jezus heeft het zélf gezegd. „Ik leef, en Ik ben dood geweest."

Ik ben dood geweest, —• wat nut zou het ons geven, zoo deze Doode niet wederom ten leven ware gekomen?

Ach, wij denken aan de vrouwen, die weenend zaten tegenover den gesloten grafsteen, zonder hope en zonder licht. Dat ware ons deel geweest, zoo die steen niet weder weggenomen, en die Doode niet weder opgestaan ware. Waar bleef dan de volkómen voldoening aan Gods gerechtigheid, waar de betaling der laatste penning. Jezus ware dan nog altijd op den weg der verzoening onzer zonden; Zijn offer zou nog niet ten volle gebracht zijn. En wie zou ook de macht van Satan over den mensch breken? Er ware geen overwinnaar des doods; de schat van Golgotha zou niet kunnen worden uitgedeeld; er zou niemand ten Leven worden gewekt; geen hart zou opengaan voor het heil des kruises; tegenover den gesloten grafsteen in Jozefs hof zou de wereld sterven, want haar éénige Redder lag daarachter in den dood.

Maar hoor opnieuw! „Ik Jjendood geweest, en Ik leef".

Hij, die Zich gaf in de diepte der hel en des doods, — Hij kwam 'uit de diepte weder op. Hij ging de laatste mijlpaal van den weg van Gods recht voorbij, Hij betaalde de laatste penning onzer schuld. En toen wierp Hij de macht van salan terug; toen brak Hij de koperen deuren, en stootte de ijzeren grendels in stukken; toen wond hij de kluisters van hel en dood gelijk een • onmaoh'tigen zweetdoek te samen, en legde ze als afgedaan terzijde; toen werd de Dood begraven, en Christus betrad als de Levensvorst de aarde.

Nu •staa; t Hij naast den afgewentelden steen, met Zijn volkomen verzoenend en levendmakend werk in de handen. Nu deelt Hij Zijne eeuwige gaven uit. Nu ontrooft Hij den sterke zijne vaten. Nu geeft Hij Zijn schapen het eeuwige leven, en niemand zal dezelve uit Zijne hand rukken. Nu gaat er kracht van Hem uit. Hij legt Zijne hand op doode harten en wekt ze ten leven. En dien Hij ten leven wekt, dien geeft Hij wijsheid en rechtvaardigmaking en heiligmaking en volkomen verlossing, — al de weldaden van Golgotha. En het volk, dat geloovig in den Jozefshof verschijnt, het mag zeggen: Voor al mijne zonden volkomen betaald, en uit alle geweld des duivels verlost.

Juich dan, gemeente van dezen Christus, juich op Goeden Vrijdag en Paaschfeest beide: „Hij leeft., eai Hij is dood geweest!"

Golgotha en het Open Graf saam brengen u hét volle heil. Er is geen verdoemenis voor degenen, die in dezen Christus zijn.

Ja, het is .goed, dat in de kerk te Jeruzalem de kruisheuvel en de grafkapel dich naast elkander liggen. Het is goed; want zóó liggen ze 'voor het geloof; zóó heeft God ze samengevoegd.

Dat dan de mensch ze met schelde.

Gij, mijn broeder en zus'ter, die, overtuigd van .zonde en van gerechtigheid en 'van oordeel, al uwe behoudenis zoekt bij het krviis van. Christus, maar nog zoo weinig durft gelooven, dat ook'iiwe zonden daar verzoend zijn; die wel met de vrouwen zoudt willen weenen bij den gesloten grafsteen, — o, maakt toch Golgotha niet los van den Paaschmorgen; blijft toch niet ronddolen in uwe bekommerdheid, alsof uw heil gestorven ware, en de zware steen nog moest worden weggewenteld. Laat toch het blijde licht der Opstanding doorbreken in uwe ziel. Christus leeft. Uwe schuld is weg. Het oude is voorbij gegaan, ziet, het is alles nieuw geworden. Gij kunt niet meer verloren gaan. O, kom, spoedt u van Golgotha naar het Open Graf, en zïnkt in geloovige aanbidding aan de voeten van Hem, die leeft en Hij is dood geweest.

En gij, mijn lezer, die wellicht op het Paascbfeest mede opgaat met de feesthoudende menigte, die het Paaschlied zingt en het feestkleed draagt, maar die nog nimmer uwe schuld voor God hebt willen erkennen, en uzelven nog nooit voor 's Heeren recht als een verloren zondaar hebt leeren zien, — maak gij den Paaschmorgen niet los van Golgotha. Wat jubelt ge in den Heiland die leefl; , zonder dat gij Hem-ooit a"ls lijdend en stervend voor uwe zonden gezocht hebt Wat spreekt ge over geslaakte boeien, zoo ge die boeien nog nimmer hebt voelen knellen? Wat zingt ge van Leven, zoo ge uzelven nog nooit hebt willen zien als dood in zonden en misdaden. Ga gij op den Paaschmorgen terug naar Golgotha, terug.naar Goeden Vrijdag, en 'leer - aan het kruis van Jezus uzelven kennen aJs ellendig en arm en voor God verdoemelijk. Wie met Christus opstaan wil, moet met Christus leeren sterven. Wie in de open spelonk zijne gebroken boeien w'il zien liggen moet op Golgotha de gebonden handen opheffen naar het kruis. Leer dan op Golgotha Gods recht kennen; en zgg tot Hem, die leeft en ziet. Hij is dood geweest; : „Gun leven aan mijn' ziel".

De Gemeente des Heeren heeft schoone herdenkingsdagen; — Goede Vrijdag en Paaschfeest. Lieve zij dan met open hart in de gebeurtenissen van die dagen.

God brengt, als te Jeruzalem, het kruis van Christus en Zijn ontsloten graï in Zijne kerk. Ja, zij behooren in ééne Kerk. Want de ééne Kerk des Heeren is op die feiten gebouwd. Zij is gebouwd op het werk van Hem, die leeft, en Hij is dood geweest. Ga dan in dezen tijd al de aiandiacht en al het gebed, al het geloof en de hope en de liefde van ons hart naar Golgotha en de .Geopende Sjelonk, om vaa daaruit als levende steenen mede gebouwd te worden in den Tempel Gods.

Opdat wij in het nieuwe Jeruzalem daarboven in aanbidding gedenken mogen het kruis en de Qpstanding van Hem, die leeft ©n Hij is dood geweest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Goede Vrijdag en Paaschfeest.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1930

De Reformatie | 8 Pagina's