GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

NATIONALE EENHEID EN BEGINSELEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NATIONALE EENHEID EN BEGINSELEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In. de twee nummers, welte voor de groot© vacaintie nog oen hoofdartifcel bevatten, willen we trachten een korte beschouwing te geven over bovenstaand onderwerp. We doen dit in verband met een tweetal artikelen; in de eerste plaats in verband met een artikel van professor Grosheide in het „Noord Hollandsch Kerkblad", en in de tweede plaats in verband met een artikel van^ professor Van der LIeeuw in het „Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur".

Bij de volgende besöhouvsang zaJ bet ons" opvallen, dat in sommige opziclitrai prof. Grosheide en prof. Van der Leeuw schijnbaar hetzelfde zeggen. Maar toch spreekt er uit het artikel van prof. Grosheide een gansch andere geest.

Wanneer we spreken over de eenheid vaa 3e Nederlandsche natie, handelen we over een onderwerp, dat in onzen tijd niet erg in trek is. Men schijnt zelfs te denken, dat het niet democratisch is, om de natie als een eenheid te beschouwen. Het is natuurlijk ook wel heel erg om in het algemeen te veronderstellen dat het nog mogelijk is dat er een zekere eenheid bestaat tusscihan „arbeiders" en „kapitalisten".

Anderzijds wordt er over een. nationale eenheid geroepen op een wijze die ons doet vragen of men de dingen wel werkelijk haxmonisch ziet.

Prof. Groshedde spreekt over samenwerking, maar bedoelt daarmede samenwerkiag tusschen de verschillende christelijke groepen van ons volk en samenwerking eventueel met andersdenkenden. Maar dan toch in ieder geval samenwerking op zulk een wijze, dat we voor die samenwerking de volle verantwoordelijkheid kunnen hebben.

Ik meen prof. Grosheide niet verkeerd begrepen te hebben als ik zeg, dat het zijn bedoeling is om te laten uitkomen, dat isolement evenzeei; verantwoo^rdelijkheid geeft als samenwerking, en dat we dus niet uit ge^ makzucht, noch ook op losse gronden ons in ons isolement mogen terugtrekken.

Prof. Van der Leeuw geeft in zijn overigens zeer frisch geschreven artikel, een beschouwing waarvan de conclusie eigenlijk zou kunnen zijn, dat we ook eens een avondje naar „Scala" moeten •en dat we eigenlijk alles moeten lezen wat zich aJs cultuuropenbaring aandient.

Prof. Van der Leeuw schrijft zulks naar aanleiding van de verdeeling. van den radio-zendtijd!, en we meenen goed te doen, belangrijke stukken van zijn artikel over te nemen, i)

Dit artikel vangt aldus aan:

„De verdeeling van den radio^zendtijd is ook voor hen, die, als schrijver dezes ten eenenmale onverschillig zijn voor radio-genot, ook voor hen, die zich met de politieke zijde van het vra^stok niet willen inlaten, een alleszins merlcwaardige aangelegenheid, die hen, wanneer ze echte Nederlanders zijn, van nabij raakt.

„Immers hier doet zich het geval voor van een zaak, die het geheele Nederlandsche volk aangaat, evenals de post of het wegenstelsel. Menschen, die radio hebben of hooren, vindt men In alle kringen, bij alle partijen en godsdiensten. Maaj waar het bij de post alleen aankomt op een vlugge en richtige expeditie, bij de wegen alleen op goed materiaal en juisten aanleg, daar gaat het Mj de radio 'niet aUeen óm een besten zender, maar vooral om hetgeen zal worden uitgezonden.

„En nu blijkt het, dat er niets kan worden uitgezonden, dat het geheele Nederlandsche volk b'e^ haagt. M.a.w., 'dat het wel mogelijk is samen te leven in administratief, maar niet meer in levensverband; dat men wel kan afspreken om elkaar rechts te passeeren en links In te halen, om' een brug over een'rivier te bouwen en de spoorwegen te electrificeeren, maar dat men niet meer kan afspreken om dezelfde idealen te koesteren en dezelfde neigingen. Dat men elkander wel verdragen kan, maar dat men toch eigenlijk weinig of niets met elkaar gemeen heeft.

„Nationaal — niet nationalistisch — gevoel is voor een kleine natie nooit gemakkelijk te bewaren, maar ons schijnt het, in vergelijking met andere kleine naties, al heel moeilijk te vallen. De religie verbindt ons niet, verdeelt ons eer. Het koninklijk huis. in andere landen symbool van eenheid, is voor ons bij een deel des volks de demonstratie van een bepaalde politiek© gezindheid. Onze vlag wordt beurtelings vervangen door de roode, of getooid raet pauselijken wimpel, terwijl in den laatsten tijd het oude dierbare oranje-blanje-bleu het zich moet laten welgevallen, als nieuwbakken geuzenvlag te worden uitgestoken. De cultuur verbindt ons geenszins: de kunst wordt grootendeels in strikt gescheiden kampen practsch beo: fend, men slooft zich uit voor christelijke zangvereenigingen, christelijke literatuur, roomsche kunst of socialistische spreekkoren. Het onderwijs... enfin, daar weten we alles van. De openbare universiteiten bleven tot nu toe gehandhaafd, maar daarnaast stichtte men der wetenschap gereformeerde en roomsche tehuizen."

Tot zoover voorloopig Prof. Van der Leeuw. Wanneer we nu pogen deze opmerkingen te waardeeren, dan moeten we al dadelijk constateeren, dat ze van een zekere journalistieke vlueh'.igheid niet zijn vrij te pleiten. Van de werking van sommige zinnen schijnt nogal een overdreven verwachting door den schrijver te worden gekoesterd. Immers zoo maar klakkeloos wordt geconstateerd, dat het Koninklijk huis „in andere landen symbool van eenheid is". Wie zich gemakkelijk iets laat suggereeren, gelooft het wellicht. Maar kan 'ik niet evengoed zeggen: „in andere landen joeg men zijn vorsten weg, in ons land wordt de vorstin liefdevol geëerd, zooals dat een vorstin toekomt"? Waar ter wereld, behalve misschien in Engeland, zijn de uiterst linksch georiënteerd en koningsgezind; waar aanvaardt men het koningschap algemeen?

Maar deze en dergelijke algemeenheden zijn niet het ergst. We meenen te moeten opkomen tegen een o u 11 u u r b e s c h o u w i n g, die werkelijk niet den toets der principieel-wetenschappelijke critiek kan doorstaan.

„De cultuur verbindt ons geenszins", zegt Dr Van der Leeuw.

En dat wordt dan bewezen met de gesöhéiden kampen op het terrein van kunst, onderwijs en wetenschap.

Nu vragen we ons toch af, of hier Dr Van der K zich wel ernstig heeft bezonnen, vóór hij zóó iets kon schrijven.

Hier toch wordt geponeerd, dat het wezen van een cultuur een beid bestaat in een materieel cultuurbezit, waartegen niemand die in die cultuur leeft, feitelijke bezwaren heeft. Maar bij die opvatting van cultuur heeft er nog nooit op de wereld 'één cultuureenheid bestaan.

In ons eigen land niet: er is steeds kunst — literatuur, muziek en schilderkunst — beoefend in scholen, die elkaar maar al te dikwijls fel bestreden. Dan is er in den tijd van Vondel geen Nederlandsche cultuureenheid: wie tent niet zijn felle sehimpdichten, en wie weet niet van de enorme oppositie tegen hem. Dan is er, om maar geen voorbeelden te noemen, geen cultuureenheid in Nederland in de dagen van den kamp tusschen „de" (Oude) „Gids" en „de NieuweGids"; dan is er zulk een eenheid niet in 'de dagen van „de Spectator", noch in den tijd van „Sara Burgerhart". Het was steeds de critiek, de verdeeldheid, het als verkeerd signaleeren van het andere, dat aan bepaalde richtingen eigen was.

En kent Dr Van der LI. in eenig land een cultuureenheid, die daarin bestaat, dat de menschen geen van alle materie el e bezwaren hebben tegen de cultuuruitingen ?

Hoe fel werd Goethe niet bestreden om zijn neo'Hellenisme, hoe sterke oppositie riep Zola om zijn realisme niet in het leven, — en zoo zouden we kimnen doorgaan.

De geachte schrijver maaJct de o.i. geweldige fout, dat hij cultuur-eenheid en eenigheid in de waardeering van materieel cultuurbezit met elkaar verwart. Trouwens het eigen blad, waarin Dr Van der L. schrijft, is maar 'al te dikwijls bezig om de zóó geponeerde cultuureenheid te verbreken. Of denkt Prof. Van der LI. zooals de oude liberaleni: „wij zijn verdraagzaam, maar de rest is onverdragelijk"? Toch zeker niet.

Neen, de eenheid eener cultuur komt in heel andere dingen uit dan daarin, dat de menschen het altijd met elkander eens zijn, wat de zakelijk© inhouden der cultuuruitingen betreft. Bij een zakelijke eensgezindheid is men in den regel aan het einde eener cultuur gekomen. In het krachtige leven vindt men altijd botsingen. Er is eigenlijk maar één plaats waar de botsingen vermeden zijn, dat is in een ziekenzaal waar doodzieke patiënten liggen. Een cultuur, die niet meer het „ja", en het „neen" kent, is Bezig te sterven.

Maar, en hier denken we aan een mooi woord van prof. Gunning, de eenheid van een cultuur komt uit in den nood. Wanneer de nood komt, dan moeten zich in de cultuur de verschillende krachten, die hulp verleenen, centraliseeren en zoo lang in een bepaalde cultuur dat nog geschiedt, hebben we te doen met een cultuureenheid. Zooals, waaneer we door een verzadigde suikeroplossing draden spannen, er om die draden zich suikerkristallen afzetten en zich vereenigen, zoo ook moet bij een echte cultuur de eenheid gevonden worden, zoodra de band van den nood gespannen wordt door de samenleving.

Maar gelukkig is dat niet steeds noodig.

De waardeering van een materieel cultuurbezit is dus heel iets anders dan een cultuureenheid.

Wanneer we de verzen van Kloos, oï „Merijntje Gijzen" van A. M. de Jong lezen, beleven we wel degelijk de kunstuiting als stuk van onze cultuur. Wie beleven er wel degelijk cultureel e eenheid mee.

Maar de cultuur is niet het hoogste. Want cultuur is niets anders dan tot uiting gebrachte nat uu rg ave. 'Maar deze tot uiting gebrachte natuurgaven moeten onder het oordeel door van Hem, Wiens Wet over alle leven heerscht. En daarmee loopt er dwars door onze cultuur, dwars door onze kunst en door onze wetenschap de scheidingslijn van het gehoorzamen en van het niet-gehoorzamen.

Daarom loopt er door onze cultuur de tegenstelling van de levensbeschouwing, en de levensbeschouwing is méér dan de cultuur, want het geestelijk type van de cultuur onderwerpt zich aan die levensbeschouwing, wil men, komt uit deze levensbeschouwing voort. Daarom is dan ook cultuur niet neutraal, en daarom kan het niet anders of alles wat onze cultuur ons geeft, roept in ons de toestemming of de critiek op. Zoolang er levensbeschouwingen zijn, zal dus het begrip nationale cultuur onderworpen moeten worden aan de verscheidenheid der levensbeschouwing en.

Zoo wordt dus het cultuurbegrip een begrip van ©en eenheid, maar dan een eenheid, die gebaseerd is op de na^tuureenheid en daar er een natuureenheid is in onze cultuureenheid, is het dwaasheid om van het verdwijnen van cultuureenheid te preken. Omdat er natuureenheid is in heel den Dietschen stam, is er ook eenheid van Diötsche cultuur.

Maar bij deze opvatting komt, wat er op het terrein van de radio gebeurt, — waarvan Prof. Van der Leeuw uitgaat — in een heel ander'licht, en wordt het iets van werkelijk groot© b'eteekenis.

Wat prof. Van der Leeuw dan ook verder zegt heeft inderdaad met deze cultuureenheid heel weinig te maken, want hij noemt telkens voorbeelden die betrekking hebben op het verschil in levensbeschouwing.

Doch daarover een volgend maal.


'•) W; e nemen niet het artikel van prof. Grosheide over omdat we meenen dat dat wel vxij groote bekendheid zal hebben in onze kringen, en omdat we niet tegen het artikel van prof. Grosheide maar tegen het artikel van prof. van der Leeuw willen opponeeren. Eu men moet de menschen die men bestrijden wil, altijd vol recht laten wedervaren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

NATIONALE EENHEID EN BEGINSELEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's