GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In hooger licht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In hooger licht.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wiant van de hoogte der steenrotsen zie ik hem. Numeri 28 : 9.

In hooger licht, — aldus geeft God aan Bileam het volk Israël te zien.

Aanleiding daartoe was de natuurlijke omstandigheid, dat d& ziener op de berghoogte stond', en van daarop zijn blik sloeg op Israels teateinleger in de vlakte. Doch dit was slechts ©ene uiterlijke gelegenheid, die door God gesteld werd tot hooger bedoeling. Immers het redengevende „want" zegt ons, dat hier aangegeven wordt, waaróm Bileam het volk Israël niet kan vloeken. „Wat zal ik vloeken, dien God niet vloekt? ... want van de hoogte der steenrotsen zie ik hem." Daaruit blijkt, dat de natuurlijke hoogte op welke Bileam stond, uitdrukking wordt van het hooger geestelijk stanldpunt, van waaraf deze ziener, door de verlichting des Heiligen Geestes, Israël aanschouwde.

Indien men Israël vanaf de lage aarde bezag, dan zou er nog reden zijn om het te vloeken, Dan is de schoonheid van dit volk veelszins verborgen. Maar Bileam ziet het thans in hóóger licht. Hij aanschouwt het vanaf de hoogte, vanuit de richting des hemels. En, zóó gezien, dan kan hij geen verderf tegen dat volk' profeteeren. Dan ligt voor zijn oog de schoonheid Gods over Israël. „Wat zal ik vloeken, dien God niet vloekt? Want van de hoogte der steenrotsen zie ik hem."

En nog dieper ligt de beteekenis.

Immers hebben wij hier een woord Gods. Het is uit den Geest en uit het hart Gods over Zijn volk gesproken. En dan ligt hier het standpunt uitgedrukt, van waaruit de Heere zélf Zijn volk beschouwt. „Want van de hóógte zie ik hem", — dat is tem. diepste door God zelven gezegd. En daarin ligt de verklaring van de trouw waarmee Hij Zijne Kerk omringt, en niet toelaat dat ze vervloekt wordt en omkomt.

Want in Israël ligt de Xerk van Christus, ook die van dezen dag. En wanneer men die Kerk van aardsch standpunt beschouwt, dan ziet men zoo weinig het eigen karakter en het onvergankehjk schoon, 'dat zij in onderscheiding van de wereld bezit. Welk «en volk was het, dat uit 'Egypte trok; — eene horde bedouinen, ellendig en arm. En als men 'sHeeren volk ook in den nieuwen dag van beneden beziet, — ach, hoeveel gebrek aanschouwt men dan, hoe weinig verhevens wordt d£in vaak openbaar. Ja, wanneer Gods kinderen zichzèlven bezien, in de verdorvenheid van hun hart en de schuld van hun leven, hoe moeten zij zélf idan bekennen: Balak heeft gelijk; — „vloek Jakob en scheld Israël"!

Maar hóór nu, hoe de God van dit volk oordeelt. „"Van de hóógte aanschouw ik hem." Dat is Zijn standpunt. En op die hoogte, in de hemelen, — daar is het eeuwig besluit Zijner genade; daar is Zijne Ijnlierouwelijke verkiezing tot zaligheid; daar is de Messias van dat volk in de velden van Moab', de Christus des Nieuwen Verb'onds. Op die hoogte, in de hemelen, — daar is het offer en de voilfeomen voldoening' van den Middelaar; daar zijn de geheven handen van 'd'en biddenden Hoogepriester; daar is de Kerk des Heei-en op het borstschild van dien '•Rriester als 'fonkelend edelgesteente; daar, op de '^hoogte, 'is geen zonde in Jakob en geen overtreding in Moab.

En zóó, — zóó beziet God het nu. Dat is het standpunt, van waaruit Hij Zijne Gemeente beschouwt. En nu, — „géén vervloeking over Israël; want, want van de hóógte aanschouw ik hem".

Hier ligt de vastheid van den troost in leven en sterven voor allen, die in het geloof omhoog zien naar God in Christus.

Wèl moeten zij zichzèlven mishagen over do macht van het vleesch dat nog aan hen is, en over de ongerechtige dingen, die gedurig de overhand verkrijgen; en dan kunnen ze niet verstaan, dat de Heere nog bemoeienis met hen heeft; dan zeggen ze, naar recht te moeten omkomen en buiten Kanaan te blijven.

Maar dat zij dan, in hun ontmoediging, zich geloovig opheffen uaar het standpunt van waaruit God hen beziet. "Van de hóógte aanschouwt Hij' hen. Hij ziet hen in het heil, ia de eejuwige ge|rechtigheid, die voor hen daarboven is in Christus hun Zaligmaker. En dan zegt Hij: — „Wie zal nu vloeken, dien Ik niet vloek." Dan moge Bileam daarvoor uit Syrië komen, of de krachten des duivels uit de diepten der hel; dan mogen hun eigen zonden hen aanklagen, — maar wat Gód gezegend heeft zal. niet gesdiolden worden.

Dat, dat is de reden zal omkomen. waarom Gods volk niet

Dat is de eenige reden.

En die reden ligt in de hóógte.

De Christen zoeke het dan oiok in niets anders dan daarin; — des "Vaders welbehagen om Christus' wil.

En hij heffe zich uit den strijd, uit de moedbenemende omstandigheden, uit de woestijnreis hier beneden, telkens in het geloof op naar die hoogte, — ja waarlijk, de hoogte der steenrotsen — om te zeggen, dat niets hem nu zal kunnen scheiden van de Uefde Gods in Christus zijn Heere.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1930

De Reformatie | 6 Pagina's

In hooger licht.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1930

De Reformatie | 6 Pagina's