GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nieuwjaar in crisistijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwjaar in crisistijd.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het oude jaar gaat heen.

Als een do'nker jaar zal het in de wereldhistorie geteekend staan.

Allerwege rees de klacht, dat de oeconomische druk op de wereld zóó groot wordt, dat het geslacht der menschen, dat thans leeft, dien niet meer zal kunnen dragen.

En zij, die weten, dat deze tijd alleen licht kan ontvangen van de eeuwigheid Gods, klagen daarbij over de toeneming van afval en wereldgezindheid, over het groeien van de brutaliteit van den zondedienst en over het inzinken van Tiet zedelijk besef allerwege.

Zeker, er zijn ook lichtpunten.

De offervaardigheid ontwaakte; ook in menigen kring, waar pen anders slechts „het bizondere" als oorzaak van milddadigheid erkende.

Er is bij allen afval ook hope.

Kog staat in menig land, Gode zij dank, vooral ook in ons Vaderland, het licht op den kandelaar; het zuiver belijden naar de ScJbriften wordt in meer dan één kring gevonden; en gelfs kan er 'in landen, waar voorheen van gereformeerd christendom nauwelijks kon worden gesproken, worden gewaagd van een opleving van de belangstelling' voor het gereformeerd belijden.

Toch zullen we, ondanks dit alles, wanneer we aan het eind van het jaar de balans opmaken em we het jaar willen typeeren, wel zeggen, dat 1931 een donker jaar was.

Inderdaad i s er een angstwekkende druk over de wereld. De doctoTen in onderscheiden wetenschappen hebben de ziekte geconstateerd; ze hebben hun diagnosen gesteld; ze behandelen den patiënt... en het blijft alles zooals het is.

Het eigenbelang der volkeren, het wantrouwen der naties onderling, het consequente "doorvoeren van de Kaïnsgedachte: „ben ik mijns broeders hoeder? ", het vergroven der grenzen door het optrekken van tolmuren, het zoeken van heil in maatregelen, die een tijdelijke opluchting schijnen te geven, terwijl blijvend resultaat van te voren (als „niet verwacht") wordt in twijfel getrokken — al deze dingen en al deze gedragingen der menschen maken het leven niet alleen niet pleizieriger, maar ook niet méér hoopvol.

En zoo eindigt dit jaar 1931.

En nu kunnen we natuurlijk wel zeggen, dat ieder, die op God vertrouwt, tóch blijmoedig en in geloof de toekomst tegen gaat.

We zullen het elkaar ook op den Nieuwjaarsdag wel weer voorhouden, dat God regeert, en dat we in Zijn hand veilig zijn.

Maar nu is het gevaar zoo groot, dat we zoo heel erg tevreden zijn over den ^ang van zaken, wanneer wij overtuigd zijn, dat WIJ weer in het licht komen.

Zie ook als christenen hebben we wel eens de neiging, christelijk — dat is in dit geval onchristelijk — egoïstisch te zijn. Want, ach, hoe zijn we niet geneigd, het éérst te denken aan onszelf, aan ons gezin, aan onze familie, aaJn onze zaak, aan onze betrekking... misschien nog aam ons v9lk... om dan „de rest" te vergeten...

En dit is het angstwekkende in den toestand, dat wij als christenen geneigd zijn, een kringetje rondom ons eigen leven te trekken bij de jaarwisseling; om dan te zien hóé veilig — of in hoe^ verre onveilig — het binnen dat kringetje is... om dan „de rest" te vergeten...

Wij willen zoio gaarne Christus bij de jaarwisseling in oins kringetje halen; dan'getuigen, dat wij met Hem in dat kringetje veilig zijn. En als wij maar veilig zijn — dan gaan we psalmen zingen, psalmen van bevrijding... om dan „de rest" te vergeten...

En als „die rest" nu ook eens Gods wereld was?

En als over „die rest" nu ook eens de bewegingen van de erbarming van den Heiland gingen?

Ja — dan zouden we dat ook wel goed vinden... Maar vindt ge niet, dat op die wijze in ons christelijk vieren van de jaarwisseling wel héél sterk het element van de egocentrische instelling zich indringt?

Geen wonder; steeds zullen wij scheef gaan zakken en van het vaste fundament afglijden, indien we de dingen beginnen te bezien van beneden af.

Want niet, dat de menschen het slecht hebben is het erge in dezen tijd; maar d i t is het erge, dat Gods schepping en Gods orde doorbroken wordt door menschelijke eigenwijsheid. Dit is het erge, dat de menschheid zoo weinig toont wat ze is naar haar wezen: het schepsel naar Gods beeld. Dit is het erge, dat het lied der schepping vol is van de meest schrille wanklanken, zoodat ternauwernood nog de harmonische accoorden een enkele maal worden vernomen...

Het staat er met Gods zaak in de wereld zoo droef voor.

En d a t doet op Oudejaarsavond zoo pijn.

En d a t vraagt van ons op den Nieuwjaarsdag een waarlijk nieuw begin.

We zullen moeten verstaan, dat niet wij in de eerste plaats reden tot klagen hebben, maar dat er in den hemel bij de heilige engelen de klachte vallen moet over de menschen, ook over de christenen, ook over Gods kerk.

En als we dat begrijpen en beleven, dan bekommeren wij ons over Gods zaak.

En dan eerst kunnen we als kinderen Gods, die de eer van den Vader en de zaak van den Vaider allereerst op het oog hebben, onze jaarwisseling vieren.

Dan beginnen wij met onze schuld en met de schuld der wereld te brengen voor het aangezicht van onzen God.

Dan valt er ook te klagen — maar dan komt er diepte in die klachte. En dan zien we ook den nood; maar dan is het niet alleen onze nood, maar de nood der wereld, dien we brengen voor den troon van den Almachtige.

Dan komen we uit ons eigen kleine kringetje u i t.

En dan staan we voor den troon als schepsel uit die groote schepping Gods — met den vloek van die schepping beladen.

Zeker, daarbij blijft het dan niet.

Dat zou ook weer ongeloof zijn.

Want dan is God met Zijn Woord' er, om ons V é r d e r te brengen.

God belooft, dat Hij de wereld behouden zal.

Ja — de wereld.

De wereld, die Hij heeft liefgehad.

Neen, niet alle menschen, één voor één.

Niet allen, als een optelsom.

Maar diezelfde wereld, die in organische eenheid gebogen ligt onder de schuld, redt iGod ook weer organisch door Zijn verbond. God houdt zich aan Zijn Woord, en dat is het Woord, dat dwars door de verdeeldheid der wereld heen, de eenheid des levens bewaart.

- En zeker, de beloften van dat verbond, zijn ook, zijn stellig, individueel gezien, in de eerste plaats beloften voor Gods kinderen.

Maar ze zijn ook beloften voor de wereld.

Neen, nu niet in dien zin, waarin wij het woord „wereld" gebruiken om er „het zondige" der wereld mee uit te drukken.

Maar wel in dien zin, waarin het Lam Gods, de zonde der wereld wegneemt.

De verlossing van Gods volk, beloofd in het verbond, beteekent ook een redding van Gods schepping.

Helaas zullen er duizenden doode takken van den boom van het menschelijk geslacht moeten afvallen. En met groote bewogenheid gedenken we het lot van de millioenen, die den band des vèrbonds breken.

Maar het leven, d e schepping, d e wereld wordt behouden.

ïwee dingen staan ons bij dezen gedachtegang, bij de jaarwisseling in den crisistijd, dan wel heel scherp voor oogen.

In de eerste plaats dit, dat de wereld dan ook de crisis van heden doormaakt, opdat het verbond Gods langs Gods weg, en op Gods wijze bevestigd worde.

Als wij getrouw zijn en onze roeping in de wereld biddend en strijdend vervullen, dan mogen. we zeker zijn, dat de uitkomst in handen is van Hem, die Zijn verbond bevestigt, en die ook uit dezen tijd het licht over Zijn zaai zal doen geboren worden.

Maar zóó kunnen we dus de rust van den, Oudejaarsavond en de zekerheid van den Nieuvyjaarsmorgen vinden, alleen v i a de verbondsgedachten Niet om ons gaat het, niet om onze kleine belangen, maar om Gods zaak en om de bevestiging van Z ij n beloften.

Zoo komen we uit ons egoïsme uit; zoO' wordt de ban van het kleine cirkeltje o^m óns leven verbreken, en staan we als moedige christenen met hoopvol hart, sterk in 't geloof, midden in een toch nog zoo rijke wereld, midden in het leven, waaruit God de bouwsteenen voor den tempel des eeuwigen levens nemen zal.

Maar dan is er een tweede, dat we zien.

Dat is onze roeping tegenover heel het leven; tegenover het ééne leven.

Want zóó gezien is het leven één.

De scheiding van taak moge het arbeiden vergemakkelijken, vreemd zijn we als christenen tegenover niet één enkel gegeven, dat het leven biedt.

We zijn de menschen, die als kinderen Gods hopen op een hereeniging met héél de verloste schepping.

Die hope doet ons moedig een nieuw jaar intreden.

Maar hoe zullen we dan anders kunnen, daa hier in dit leven de eenheid des levens zoeken?

Is het wel mogelijk, dat er één christen is, die zich voor eenig ding, dat het leven in Gods schepping ons aanbiedt, „niet interesseert"?

Immers neen...

Maar zoo komen we in 't nieuwe jaar zoo' mogelijk tot nog grooter activiteit dan in 't oude.

Zoo bidden we van onzen God of Hij zelf ons leven wil leiden alzóó, dat het zich ontplooie, opdat Hij in ons leven over al Zijn werken geprezen worde.

Als we zóó het nieuwe jaar beginnen, dan beginnen we het vol moed.

Als we het zóó beginnen, dan beginnen we het met God.

Als we het zóó beginnen, dan beginnen we hét in de diepte en in de hoogte.

En ook in de engte van de binnenkamer en in de ruimte van heel Gods wijde schepping.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Nieuwjaar in crisistijd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's