GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Twijfelaar", door Jilles Limburg.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Twijfelaar", door Jilles Limburg.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het komt in den laatsten tijd nogal eens voor — en 'tis een verschijnsel, dat we met vreugde begroeten — dat in den kring van christelijke auteurs een nieuweling zijn intrede doet. Maar een zeldzaamheid is het, wanneer zulk een nieuweling den kring binnentreedt met de introductie van een der bekende literaire critici. In den regel moet een debutant de recensie van zijn werk afwachten en beslist die eerste beoordeeling over de ontvangst, die hij als Auteur geniet.

Onder de zeer gunstige conditie nu der introductie verscheen eenige maanden geleden de jonge Auteur Jilles Limburg, toen hij zijn eersten roman „De Twijfelaar" i) kwam aanbieden. Hij had een geleide-brief bij zich van Dr Jan Walch, die hem aanstonds de algemeene attentie bezorgde.

Die geleide-brief, een woord „ter inleiding" op zijn boek, vertelde, wie hij was: een boUenkweeker, die enkele schetsjes geschreven had. Maar de brief zei er bij, dat Dr Walch „iets goeds" in dat werk gevonden had, ondanks de ongeoefendheid van den schrijver, „details, die van scherpe, persoonlijke waarneming getuigden", en tusschen deregels stond te lezen, dat de criticus zijn bezoeker had aangemoedigd, voort te gaan. Blijkbaar — en terecht — had de jonge man dien goeden raad opgevolgd en was hij na eenigen tijd opnieuw bij zijn vriendelijken beschermer verschenen, die met wat hij thans ontving, zoozeer ingenomen was, dat hij zijn geleide-brief schreef ter aanbeveling van het boek. En die introductie klonk als een klok.

„Ik heb, "" aldus schreef Dr Walch, „dit verhaal et durend genoegen en toenemende belangstelling elezen. Dit scheen mij nu waarlijk, om een veel isbruikte .qualificatie te gebruiken: een verrassing. et is een „echt" boek; en een echt-Hollandsch oek. Een boek „van den kouden grond" — als ik ook eens een kweekersterm bezigen mag. Ik bedoel: gegroeid buiten de litteraire broeikas met al zijn exotische stoving. U vindt hier een dorpsverhaal, met personages, die zóó als ze hier zijn aangegeven, te vinden zijn den heelen Hollandschen geestgrond langs; in stille werkzaamheid, in theologische bespiegeling; vast verbonden aan hun geloof als aan hun grond, vechtend met, oogstend voor beide Dit verhaal zal den ontvanfcelijken lezer in de eerste plaats boeien door de eigenaardig-vaderlandsche typen in hun milieu. Dat op zichzelf beteekent nog niet: letterkundige waarde. Maar ook die is aanwezig. Ze ligt in de onbekommerde, rustige en voortvarende zuiverheid, waarmee dit leven is weergegeven, zonder fraaiheid en zonder franje, in zijn volkomen eenvoud. Dat bedoelde ik, toen ik zooeven de qualificatie: „een écht boek" voorop stelde. We hebben weinig, althans weinig Noordnederlandsohe werken van dit soort. En in die we dan nog hebben, is dat landelijke leven gemeenlijk door een buitenstaander geobserveerd en te-boek gesteld. Hier hebben wa iemand, die het meeleefde; en dat voelt men in den natuurlijken toon waarin hij ervan vertelt; de kracht, waarmee hij schreef is de groeikracht van den akker zelf. En, nog iets waardoor dit werk bijzonder is: we hebben wéinig literatuur-vanwaarde, waarin het Calvinisme, dat sterke element van leven in ons volk, zoozeer in variëerende toepassing als een levende kracht aanwezig is Dit boek is reëel en visionnair "

Met deze introductie dan, die aan zeer-waardeerendle persreoensie gelijk stond, bood de jonge schrijver zijn boek aan. Geen wonder, dat het aanstonds belangstelling trok en onmiddellijk lezers vond; de conditie, ik zei het zooeven, was wel zeer gunstig.

Nu moet ik vooropstellen, dat ik in 't algemeen volstrekt geen bewonderaar ben van een aanbevelend „woord-ter-inleiding in een roman". De spraak, die van 't boek zélf uitgaat, moet voldoende zijn om den onbevangen lezer de waaxde te doen verstaan; en den recensent geeft zulk een opgeplakt etiket, den indruk van ©en gevisiteerde koffer: 'tis overbodig, daar nog in te kijken. Maar in dit geval lijkt mij de introductie toch wel op haar plaats: de Schrijver, man van geheel ander bedrijf en zich bewust van zijn tekort aan taalkundig en stylistisch vermogen, (een tekort dat in het boek merkbaar is), zou zonder deze hulp wellicht niet tot de uitgave van zijn werk zijn geraakt. En de lezer zou it het boek als zoodanig niet gezien hebben wat er de waarde-factor van is: dat het uit de weeld zelf afkomstig is, waar het binnenleidt, dat het reëel is en visionnair tegelijk. De introductie doet ier inderdaad, wat nooidig was: den Schrijver en ijn werk heenhelpen over de eerste, dat is in it geval vrij groote, formeele moeilijkheden.

De roman vertelt, gelijk Dr Walch reeds meeeelde, een dorpsverhaal uit d© bollenstreek. oofdfiguur is een jonge man. Groener, een gewone andarbeider, maar die allen verbaast over zijn ennis en activiteit. Hij is voorzitter van de jonelingsvereeniging, van de zangvereeniging, betuurslid van de antirevolutionaire propagandaclub, elezen in theologische en philosophische werken, en vlotte prater en een helder denker. In zijn orpsomgeving dus een jongeman van beteefcenis ar groot'e 'belofte. En ook goed thuis in zijn igenlijk vak, de boUencultuur. Een groote kweeker. er plaatse denkt er over, hem naar Amerika te enden als vertegenwooirdiger van de zaak. Dat zal ijn carrière maken. Als hij vandaar terugkeert, taat de wereld voor hem open. In vergeeflijken eugdigen overmoed ziet hij zichzelf al als lid van emeenteraad en Provinciale Staten, ja, hij durft elfs denken aan de Tweede Kamer.

Zoo wordt hij in de eerste bladzijden den lezer oorgesteld: acuef, vurig, zelfbewust, strijdvaardig.

Op een bepaald oogenblik vindt hij op den weg en rozekrans, die verloren is door een roomsch eisje van een naburig boerderijtje. Groener brengt ie aan de eigenares terug en uit die ontmoeing groeit nadere kennismaking, die ten slotte tot ederzijdsche genegenheid leidt. Maar — de kerk taat verhinderend tusschen beiden. Lena, het eisje, is streng Roomsch, GrO'ener — 't is uit wat oorafging al gebleken — is van de dwalingen der oomschen diep overtuigd.

Als toch, ondanks het verschil, gestaag de liefde roeit en daarvaai iets bekend wordt, rijst ©en el verzet. Lena's vader slaat zelfs zijn kind, als hij oort, dat ze met Groener heeft geloopen, en eze, die naar den pastoor is gegaan om daarover eklag te doen en met hem over de leer heeft edisputeerd, is opnieuw van de moeilijkheden zich rnstig bewust geworden. Maar loslaten kan hij ena niet, ook niet als straks in zijn eigen kring de egenstand komt. Voor zijn gedroomd© carrière is e tegenstand vernietigend: de kweeker, die hem ilde protegeeren, keert zich van hem af; straks ordt hij gedwongen het voorzitterschap van de ongelingsvereeniging neer te leggen; als een onrouwe wordt hïj gebrandmerkt. En in zijn bedrijf ordt hij tegengewerkt. Want als hij een stuk grond il pachten, om zelf te beginnen, wordt het hem oor den rentmeester geweigerd. Dat alles brengt pstand in Groeners ziel. En als dan na eenigen

tijd zijn zorgende, vriendelijk© moeder sterft, wordt hij de twijfelaar, die niet meer gelooven kan, wat hij vroeger onvoorwaardelijk aanvaardde, die zijn vroegere activiteit en vurigheid als puur-inteUectualistisch gaat zien, als zonder-bewustheid overgenomen houding. Nu, voor de consequenties gesteld, tot nadenken genoopt, komt hij tot heel andere overwegingen en ziet hij alles in een heel ander licht.

Intusschen is Lena, onder den drang van haar moeder, naar een klooster gegaan als novice. Maar ook zij kan, ondanks gebed en boete, van haar liefde niet vrijkomen en wordt door onzekerheid gemarteld.

Zoo zien we de situatie groeien en — ik neem nog eens woorden van Dr Walch over — „stugheid, hoogmoed, verootmoediging, vasthoudendheid, resten van feodaal afhankelijkheidsgevoel ook" maken haar ingewikkeld. De Schrijver teekeoit dat héél goed en vertelt het, zooals Dr Walch terecht opmerkt „in natuurlijken toon", , , zonder fraaiheid en franje". Het ingewilckelde is niet een in-elkaargezette complicatie, gelijk dikwijls in den probleemroman, maar een vergroeiing van reëele verhoudingen, „vaii innerlijke en uiterlijke moeiten, zooals de gemakkelijker levende, politiseerende en filozofeerende massa-mensch van de moderne industrie en de moderne stad ze ter nauwemood kent" (Walch),

Ook de afloop blijft in de reëele lijn. 'G-roener heeft toegang weten te verkrijgen tot den landeigenaar zelf, wiens rentmeester hem tegenwerkte. Hij heeft zijn plannen, een nieuwen cultuurvorm te probeeren, uiteengezet, de kansen voorgerekend en den baron voor zich gewonnen. Hij krijgt land en zelfs financieelen steun. En Lena, die is thuisgekomen uit het klooster en in een „dienst" is gegaan, wordt als vanzelf naar hem toegedreven. Als ze elkaar ontmoeten op den weg, dien zij opzettelijk is ingeslagen óm hem te ontmoeten, is onmiddellijk het oude contact hersteld. En nu besluiten ze, tegen alle belemmering in, hun huwelijk door te zetten. Dat besluit brengt nieuwe moeiten: Lena's moeder wil haar niet meer zien, uit haar dienst wordt ze weggejaagd, Groeners (Pïotestantsche) familie wil haar niet in huis hebben — zoodat ze bij een knecht onderdak moet zoeken. Maar ze gaan nii de moeiten niet meer uit den weg: Groener wendt zich tot den rechter, om langs wettelijken weg het huwelijk te regelen en doet de beloften, die voor kerkelijke dispensatie noodig zijn. Een maand later is het huwelijk voltrokken. Die maand is ook weer zwaar geweest door allerlei oorzaak en de huwelijksdag zeHs zonder eenige uiterlijke tooi, maar samen zijn ze gelukkig en beginnen in het eigen huis een nieuw leven, zich ervan bewust, dat ze nog vele moeilijkheden het hoofd te bieden krijgen, maar sterk in eikaars liefde. —

Een noot op de laatste bladzijde kondigt een vervolgdeel aan, dat over hun huwelijksleven handelen zal.

Op grond van dit inhoudsoverzicht en van de geciteerde woorden van Dr Walch . kan de lezer zich nu wel een oordeel vormen over het boek. 't Is zeker , , een écht boek" en ook als proeve van Christelijke romankunst is het wel geslaagd. De twijfel in Groeners ziel is werkelijkheid en alles wat daarrondom zich ophoopt en telkens weer nieuwe slingering brengt, is natuurlijk conflict. Dr Walch heeft het juist gezien: de gansche psychische constellatie is gegroeid buiten de litteraire broeikas met zijn exotische stoving. En dat is de verdienste van het boek, die over zwakke plekken en minder juiste voorstellingen (b.v. terzake van de Roomsche opvatting en de dispensatie-mogelijkheid) heen reikt. Inderdaad heeft de auteur de waardeerende introductie van Dr Walch verdiend: en onopzettelijk boek, gunstig afstekend tegenover de vele „gemaakte" romans van de tegenwoordige literatuur, is waard, dat er de aandacht op gevestigd wordt.

Of de Schrijver er in slagen zal de heel moeilijke taak, die het vervolgdeel hem oplegt, te volbrengen op dezelfde wijze, staat te bezien. Maar daarover hoeven we geen voorspellingen te doen en hebben we oot niet te oordeelen. Wat hier geboden wordt is goed en voor onzen kring alles­ zins aanbevelenswaard.


') D. A. Daamen's U.-M., 's-Gravenhage.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

„De Twijfelaar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1932

De Reformatie | 8 Pagina's