GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jaarwisseling.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jaarwisseling.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V/e gaan de jaarwisseling tegemoist.

Nog een paar stappen en we schrijden weer over de jaargrens het nieuwe jaar binnen.

Er behoort moed toe^ jaarwisseling te beleven, jaarwisseling te aanvaarden.

„Er behoort moed toe", zoO' zegt men, „in eein tijd als den onzen".

Als wij het zoo maar konden zeggen, — als wij het zoo maar mochten zeggen.

Want wij roepen de jaarwisseling niet.

Wij gaan niet op het nieuwe jaar af.

De jaarwisseling komt op ons af.

Wij omgrijpen den tijd niet, maar de tijd omgrijpt ons. , i

Moed is daai-, waar lafheid een aadere houding zou kunnen doen aannemen.

Maar wij kannen niet anders, wij móéten de jaargrenzen over.

Ook over den lafste, ook over den meest vreesachtige, doet de klok in den avond van 31 December haar twaalf slagen hooren.

En zeg nu niet, dat hij, die in dezen hangen tijd het leven niet langer aandurft en zelfmoord pleegt, toch, uit vrees, voor den tijd vlucht.

Immers, deze vluchteling is niet laf. De lafaard kent juist alleen slechts de begeerte naar zelfhandhaving. Hij is ook niet moedig, want de moedige aanvaardt roepingsbewust datgene, wat hij, indien hij laf was, kon vermijden.

De zelfmoordenaar aanvaardt slechts zichzelf niet en hij aanvaardt het leven niet. Maar dat valt niet binnen de categorie van laf of moedig. Het valt slechts in de categorie van goed en kwaad, van goddeloos of godvreezend, van blind of ziende.

Maar ook de jaarwisseling valt niet onder de vraagstelling vaii „moedig aanvaarden" of „laf vluchten".

Het valt slechts onder de vraagstelling „bewust óf onbewust" en onder de vraagstelling van het: „gewillig en blijmoedig", öf „met tegenzin en met angst".

Het oude jaar gaat voorbij, het nieuwe jaar komt.

En wij kunnen daar niets aan doen.

Wij kunnen den tijd niet tegenhouden omdat wij leven in den tijd en de tijd zelf hare wetten in ons aardsch bestaan heeft ingeweven.

D© vraag, welke indruk het voortschrijden op een weg op ons maakt, hangt af van de verhouding van het doel waarheen wij op reis zijn.

Wanneer we op weg zijn naar een huis der smart© waar het leed ons omgrijpt en waar we ontmoeten zullen datgene, wat we liefst niet hadden gezien, dan maakt een mijlpaal op den weg dien we passeeren, een gansch anderen indruk op ons dan wanneer we ons op weg gegeven hebben om straits een blijde ontmoeting te vieren. Als giji reist naar uw vacantieoord rijdt de trein u nooit snel genoeg; als ge gaat om een uiterst moeilijke taak te vervullen, vindt ge steeds, dat de reis wel wat langzamer kon gaan, ge hebt geen haast er te komen.

Zoo wordt onze verhouding tegenover den voorbijglijdenden tijd feitelijk bepaald door het uitzicht dat we hebben in de verte. Wanneer we het zóó zien, dat de tijd enkel werkt aan onze afbraak. aan de vernieling van ons leven, aan de verbreking van onze idealen, dan is het geen wonder, dat wij den glijdenden tijd willen tegenhoiuden; dan verbaast het ons niet, dat wij meenen, dat we bij de jaarwisseling iets heel angstigs beleven.

Maar wanneer we het zóó kunnen zien, dat de voortgang van den tijd voor ons een vervulling is, een groei, een nader komen bij het ideaal, een vervolmaking van ons eigen leven, dan — zeker, ook dan blijft er in de jaarwisseling wel iets tragisch, omdat scheiden van wat is altijd pijn doet en omdat gaan naar het onbekende altijd aarzeling geeft — maar dan is er toch ook een zekere vreugde; de vreugde van het aanvaarden; de blijdschap waarbij we weten dat het toch eigenlijk niet waar is, dat we op onbekende wegen treden bij den jaaraanvang ...

Dan aanvaarden we het nieuwe jaar, niet omdat we er toch niets aan doen kunnen.

Dan aanv larden wij het afscheid van het oude en de komst van hef nieuwe welbewust, omdat het in den gang der dingen, die we als ons levensschema hebben leeren kennen, ten volle past.

Want we moeten verder, we moeten hooger op, we moeten al dichter tot het doel komen.

En wij weten dat we met Gods hulp in het nieuwe jaar verder komen zullen.

Als bergklimmers, zijn we dan op weg naar boven.

De weg O'mhoog is altijd moeilijk.

Op den weg bergopwaarts, wordt menige zucht geslaakt.

Maar één ding weten wij op dien weg steeds.

Dat is ^it: hoe hooger wij boven komen, hoe wijder het uitzicht wordt.

En heelemaal boven, het punt dat het doel van onzen tocht is, daar is het uitzicht onbegrensd.

Voor wie het doel van het leven niet omhoog kan liggen, wordt het bij het voortschrijden op den weg hoe langer hoe benauwder.

Wie het gevoiel heeft steeds maar te dalen, telkens weer iets te verliezen, altijd minder te wotr*den, elk jaar dichter te komen bij den ondergang, voor dien is de oudejaarsavond slechts een oorzaak van bange klacht; voor dien is de nieuwjaarsmorgen een taak die hij met weerzin aanvaardt.

Maar er is geen noodzaak voor zulk een trieste gesteldheid bij de jaarwisseling voor hem en voor haar die rustig weet: het gaat in het leven toich bergopwaarts.

Och, dat beteekent waarlijk niet dat er geen moeiten zijn.

Een tijd als de onze is vol van allerlei benauwing.

De tocht naar den bergtop geeft meermalen de moeite dat wij moeten afdalen in diepe ravijnen, dat wij straks met inspanning van alle krachten tegen steile wanden ons weer moeten opheffen.

Maar de ervaren bergbeklimmer weet dat zelfs dat afdalen naar beneden om te komen door het ravijn, voor hem het middel is om den top van den berg te benaderen.

Hij komt dichter bij het ideaal ook al lijkt het, dat hij in precies tegengestelde richting zich voortbeweegt.

Het schijnt wel dat hij weer verliest. Zeker, vóór dat hij afdaalde in de diepte leek hij hooger te staan, leek hij verder gevorderd. En toch, zoo is het slechts voor degenen, die niet weten wat het klimmen naar boven beteekent. Al gaat het pad ook schijnbaar naar beneden, daar op den bodem van het ravijn, dat worstelend moet worden overwonnen, is de bergtop dichter bij dan op de hoogte voor de afdaling omlaag.

En zulk een diepte geeft wel eens een zucht. Er valt wel eens een klacht, we leeren er wel door dat de weg omlioog moeilijk is. Maar al moge dan een oogenblik een zucht worden gehoord, de bergklimmer die het doel in 't oog houdt zegt ook op het oogenblik van de afdaling in de kloof, die zijn weg omhoog schijnt te onderbreken, dat hij vooruit gaat. En wanneer ge hem vraagt: „Waarheen gaat gij", dan zal hij u zeggen: „Ifc klim naar den top".

En wanneer ge hem zegt: , , Maar ge daalt immers naar beneden, naar de diepte van een klooi", daai zal hij u antwoorden: „Ja, maar aan de andere zijde gaat het pad weer naar boven en dat pad leidt naar den top, naar het uitzicht, naar mijn doel, naar de overwinning".

Velen zijn in onzen tijd bezig af te dalen in een diepte. Dat is uiterst moeilijk werk. En juist in zulke oogcnblikken stelt de jaarwisseling hen voor vragen, pijnlijke vragen; ja, pijnlijke vragen zoolang zij kortzichtig blijven en slechts zien op hetgeen vlakbij is, het ravijn, de diepte, den weg naar ben.eden.

Maar ervaring in het bergklimmen, dat is immers geloofservaring, doet hen wijder perspectieven zien.

in het bergland des levens heeft de Schepper aller dingen, ook voor degenen die op weg zijn naai-de overwimiing, de diepten en de ravijnen in grooten getale gesteld.

Onze levensgang moet een bergtocht blijven, moet blijven een weg omhoog, een klimmen naar boven.

En we behoeven niet alleen te gaan.

Het angstigste bij een bergtocht is de eenzaamheid.

Het moeilijkste op een weg is het geheel vreemd zijn op dien weg.

Maar voor hen, die gelooven is de weg in het nieuwe jaar niet eenzaam en niet onveUig.

Want Eén gaat hen op eiken weg vóór.

Dat is Jezus. Jezus, op eiken weg.

Ja, op eiken weg, die Jezus' weg zijn kan.

Veilig en in Jezus' gezelschap gaan we, als we gaan op den w^, die van Hem gewild is.

Dat beteekent, dat we het nieuwe jaar aanvangen met de bede, om bewaard te blijven voor eigenwilligheid, voor het zoeken vaii paden, waar

we Jezus niet als Gids kunnen verwachten.

Zoo is het ons gebed: „Heere, leid ons in Uwen weg".

at Overgave — dat is het geheim van het rustig vieren van de jaarwissehng. Stille berusting, omdat we ons veilig weten in Gods hand — dat maakt ons de Groote Stap gemakkelijk.

Maar deze overgave en deze berusting kunnen we alleen beleven als we er recht op hebben.

Recht...

Niet omdat wij op de ©en of andere wijze ons iets hebben verworven, maar omdat God zelf in Zijn liefde ons ©en kinderrecht in Christus heeft geschonken.

Zie, dat is het verschil. De mensch van nature wordt altijd groot met zijn recht. Het kind van God wordt met zijn recht altijd klein; verlegjen soms, ootmoedig steeds.

Zoo willen dan ook wij de jaarwisseling vieren.

Stil en in overgave, dankbaar en in berusting, vol verwachting en vooruitziende, omhoogblikkende naar de bergtoppen...

De Tijd komt op ons aan. Het is niet ©rg. Jezus Christus is erin. Met Zijn genade. Onze God is erin. Met Zijn Vaderhand.

En wij zijn op Oudejaarsavond en op den Nieuwjaarsdag stil en blij.

Als kinderen gaan we verder.

Als kinderen aan Vaders hand.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Jaarwisseling.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's