GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Opvoedings-onnatuur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opvoedings-onnatuur.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Noemden wij een vorigeu keer als het eeiie gevaar dat de opvoeding bedreigt, dat de ouders meer oog hebben voor de deugden dan voor de gebreken van hun kinderen en wezen wij erop, dat de reactie daarvan dit is, dat zóó spoedig de wil van het kind komt te staan tegenover den wil van de ouders — er is ook een ander gevaar; wij formuleerden dat een vorig maal aldus: de ouders hebbeu het te druk "of jjj zijn te weinig ijverig of zij zijn te weinig plichtsgetrouw om him kinderen rustig en kalm op hun gebreken te Vv'ijeenT--: .: -»•, ..---..

Er wordt wel verboden. Heel veel zelfs. Verboden wordt echter al te dikwijls datgene, wat de ouders momenteel prikkelt. Vermaningen worden incidenteel gegeven. Maar deze incidenteele vermaningen zijn daarom dikwijls zoo averechtsch van uitwerking, wijl zij niet pogen het hart van het kind te bereiken.

Immers hoe dikwijls is niet een overtreding van het kind symptoom van een gesteldheid bij dat kind. Telkens weer zijn de ouders geneigd, om een bepaalde overtreding van het kind te bestraffen; om het hoofd te schudden met de betuiging „Nou doe je het alweer", om erbij te zeggen: „het lijkt wel, of het ook niks geeft of je het hem verbiedt"... doch waarom vragen zij zich niet eerstaf: „W^at zou daarachter zitten, welk karaktergebrek of welke verdringing of welke begeerte? "

Daarbij komt nog, dat zoo dikwijls de dingen, die zich niet herhalen, toch waardevolle symptomen zijn van de gemoedsgesteldheid of van het karakter van het kind. Een simpele daad kan ons soms plotseling een deur openen tot het verstaan van het menigwerf zoo groote raadsel dat kinderziel heet.

Nuishetonnatuui-lijk, dat de ouders geen geduld en geen tijd hebben om te pogen tot het verstaan van hun kind te geraken.

Het is niet voldoende, dat de ouders constateeren: „mijn kind doet dat"; het is ook noodig, dat zij zich afvragen „waarom doet mijn kind dat? ", „hoe komt mijn kind tot die en die daad? "

En wanneer dan het vermoeden bij de ouders levendig 'wordt, dat zij het moeten zeggen: „ik heb een leelijk trekje ontdekt in 't kleine hart", laten zij dan eerst pogen kalm zekerheid te verkrijgen over hetgeen zij vermoeden dat de achtergrond is van de daden van hun kindj en als zij die zekerheid hebben, laten zij dan toch den tijd nemen om kalm met hun kind te praten, om rustig hun kind te leiden. i

Hoe menigmaal gebeurt het niet, dat de ouders alleen maar in drift, alleen maar in een booze bui tegen het kind zeggen: „je bent ook altijd zoo driftig", of nog erger: „je bent eigenwijs, dat heb ik allang gemerkt", of misschien nog erger: „je bent heelemaal niet lief den laatsten tijd; dat heb ik ook al tegen vader (moeder) gezegd".

Zoo voedt men geen kinderen op. Hier leeft de ouder zich uit in zijn drift ten koste van het kind.

Als men een fout ontdekt bij het kind, laat men dan toch den moed hebben om den tijd eraf te nemen om eens kalm en lief met het kind te praten.

Neem de kleineren op uw knie als ge zoo rustig gaat praten. Buig u naar de grooteren over, als een bewijs van uw bedoeling om niet op een afstand, maar heel dicht bij het hart van uw kind dat kind zelf te helpen, te leiden, te raden, en als het moet ook te straffen.

Steeds moet ook in onze straffen toch iets zijn van datzelfde wonder dat er is in de straffen Gods.

Als onze God Zijn kinderen kastijdt, kastijdt Hij zoo, dat zij al dichter bij Hem komen. Als onze God slaat, slaat Hij zoo, dat wij tusschen Hem en de roede staan, zoodat wij, als wij' onder de roede buigen, in Zijn armen vallen.

Vele ouders kastijden anders.

Slaat God naar Zich toe, zij slaan van zich af. En als het kind dan bevreesd wordt voor de slagen en gaat vluchten van de ouders af, dan komt er verwijdering, omdat dat kind in de tuchtiging het warme, liefdevolle ouderhart niet vlak bij zich voelde.

Niet alleen voor dat ééne geval is dat erg, maar voor heel de verhouding, voor heel het leven.

En daarbij: als God van Zichzelf spreekt als van een Vader, welk een indruk moet het kleine kind wel krijgen van die vaderliefde Gods, als het de herinnering heeft aan een eigen vader, die alleen maar kastijdt om van zich af te slaan.

Op merkwaardige wijze beleven sommige ouders bij al deze dingen opvoedings-onnatuur. Zij beleven dit in or> .n vraag. - ., ——

De vraag is deze: wanneer ik nu bij mijn kind mijn eigen karakterfouten ontdek, kan ik' dan wel straffen? Is het dan niet onrechtvaardig, dat ik mijn kind leed veroorzaak om een karaktertout die ik bij mijzelf heb?

En deze vraag toont tenminste een zekere mate van bezinning over het opvoedingsvraagstuk. En als zoodanig stemt het reeds tot dankbaarheid. Laten wij dankbaar zijn voor elk blijk van bezonnenheid bij de opvoeding. Heel veel ouders zijn juist het felst, wanneer het erom gaat, hun eigen gebreken in de kin fleren te treffen. Zij zijn daarbij het felst en het onbarmhartigst.

Wij kunnen dus het er over eens zijn, dat de hoven-geformuleerde vraag, wanneer die werkelijk bij de ouders opkomt, ons tegenover die ouders sympathiek stemt.

Maar deze vraag wil eigenlijk ons suggereeren, dat de ouders in zulk een geval, waarin zij hun gebreken bij het kind ontdekken, niet kunnen straffen.

Welnu, voor deze suggestie bezwijken wij niet.

Immers, wanneer en waar zouden de ouders beter en doeltreffender en billijker en juister kunnen straffen, waar zouden zij het kind beter kunnen begrijpen en beter kunnen helpen dan op den weg, waarop zij zelf zoo vaak struikelden en de kuilen en diepten kennen. Wiaar zouden, zij beter het kind tot schuldbesef kunnen brengen dan daar, waar zij zichzelf voortdurend schuldenaar voor God weten?

Want zie, de vraag, die gesteld werd, komt dik^ wijls hieruit voort, dat de ouders maar al te goed weten, dat zij hun eigen karaktergebreken koesteren ; dat zij niet vechten tegen hun zonden; dat zij niet strijden tegen de kwaal waaraan zij lij'den.

En in dat geval benam hun eigen houding hun de vrijmoedigheid tegenover de kinderen.

Laten de ouders echter bedenken, dat hun eene fout hun niet het recht geeft om nu ook een andere fout te begaan. Het zien van hun eigen karakterfouten in hun kinderen moet hen er juist toe brengen, dat zij bij zichzelf in de eerste plaats de fouten gaan bestrijden, en dat zij daarna en daarnaast deze gebreken ook bij hun kinderen gaan bekampen.

En dat altijd met groote rust en met liefdevolle toewijding.

Nooit driftig. Nooit geprikkeld.

Eén van de grootste fouten, waardoor heel de opvoeding denatureert en het effect van alle op^ voedingspogen verloren gaat, is het driftig en nerveus-geprikkeld doen tegenover de kinderen.

Deze geprikkeldheid verdwijnt echter spoedig, wanneer'* aè*'èiiders ernstig pogen Ie bedenken, welk een heilige, welk een grootsche en welk een kostelijke roeping zij van Godswege hebben. De opvoeding valt niet in de eerste plaats in den kring van de verhouding mensch-mensch, maar valt in de eerste plaats in den kring van de betrekkingen tusschen God en Zijn menschen.

En wie dat bedenkt, die verstaat ook, waarom er geen enkele reden is, dat de ouders bezwaar zouden maken tegen het bestrijden van hun eigen karaktergebreken die zij in het leven van hun kinderen terugvinden. Opvoeden is het vervullen van een Goddelijke roeping. En van die roeping brengen allerlei menschelijke ovei-wegingen ons niet af. Zij behooren ons althans er niet van af te brengen. Maar zelfs van de opvoeders geldt: „Het hart des menschen is arglistig meer dan eenig ding".

Tenslotte moet mij de opmerking van het hart, dat er in onzen tijd veel te weinig vroom wordt opgevoed. De Christelijke opvoeding denatureert in onzen tijd. Zeker, ik wil niet generaliseeren. Er zijn tallooze gezinnen waar het uit-> stekend in orde is, ook al is geen gezin zonder zonde. Maar al generaliseer ik dan niet, toch wil ik zeggen, dat er vrij algemeen, ik bedoel met al-, gemeen: in allerlei kringen, het gevaar begint te» dreigen, dat de ouders er tegen op zien om de godsdienstige opvoeding van hun kind ter hand te nemen.

Op gevaar af, dat de buitenwacht met den vinger op de volgende zinnen gaat wijzen, wil ik ze toch zeggen. Zeggen met grooten ernst. Zeggen met smart in mijn ziel. En mocht de man van de overzij het noodig oordeelen om hoonend deze zinnen te citeeren, dan zeg ik hem, dat het laf ia. om den man te hoonen die tot zijn groote smart gedwongen is te erkennen, dat één van zijn kinderen krank is. Zulk een houding komt alleen' bij den, domme of bij den hatelijke voor.

Wat ik dan zeggen wil, is dit, dat ik weet, dat er Gereformeerde gezinnen zijn met kinderen van onderscheiden leeftijd, gezinnen met kleine en gezinnen met groote kinderen, gezinnen met kleine zoowel als met groote kinderen, waarin nooit, maar dan ook heelemaal noodt over geesle-Ijjke dingen door de ouders met de kinderen wordt gesproken. Gezinnen waar moeder druk keuvelt met de dochter over den nieuwsten hoed, waar 's Zondags na de preek het vraagstuk, of deze bril of de vorige den dominee mooier staat, eenj punt van breedvoerige discussie uitmaakt; waar vader aan tafel een heel kort stukje leest, Q vooral heel kort, „want in de lengte zit bet hem niet" (ongelukkige reactie tegen het vaak al te lange lezen van andere vaders), gezinnen waar vader haastig en bijna onverstaanbaar voor het eten een gebed en na het eten een dankzegging aframmelt, gezinnen waar wel de stille verzuchting leeft in het hart van vader of moeder, dat hun kinderen op den goeden weg zullen blijven, maar waar den ouders eenvoudig de moed ontbreekt, om met hun knappe kinderen, hun gewiekste kinderen, hun gebekte kinderen, hun vinnige kinderen, hun goedlachsche kinderen over de dingen des eeuwigen levens te handelen.

Een vader zei eens aan het doodsbed van zijn l8-jarigen zoon tegen me: „Ik heb nooit den moed gehad met hem over geestelijke dingen te praten. Ik heb nooit den moed gehad ook maar te pogen om te weten te komen, hoe hij over God en over godsdienst dacht". En toen ik dien vader, geschrokken, ietwat haastig vroeg: „Nooit? " herhaalde hij: „Nee, nooit heb ik met één van mijn kinderen gesproken over godsdienstige dingen."

Bij zoo iels heeft men het gevoel, alsof de aarde zich beweegt, alsof er iels scheurt in de ziel.

Als zoo de verbondsheiligheid en de verbondsplicht wordt opgevat, wat moet er dan van onze Gereformeerde jeugd, van ons Gereformeerde volk, van Gods zaak, van Gods kerk worden?

Hier is de heilige opvoeding ontaard. Zoo groeit de klacht: „Hoe is het goud verdonkerdl Hoe zijfli

de kostelijke kinderen "Sions vooraan op alle straten verworpen!"

Dit is het groote gevaar voor ons Christelijk leven, dat de Christelijke opvoeding ontaardt. En wanneer de gezinsopvoeding ontaardt, dan bunnen onze ieugdorganisaties, onze Christelijke scholen, onze Christelijke hoogescholen en universiteiten, onze zeudingsliefde en onze evangelisatie-ijver de zaak van Gods Koninkrijk niet meer redden.

Wianneer de cellen gaan ontaarden, zakt straks het heele lichaam ineen, ondanks pleisters, ondanks geneesmiddelen, ondanks consultenj ondanks allen wil lot leven.

Zal de natuur onzer Christelijke opvoeding beleefd worden, dan is het noodig, dat men weer verstaat wat hel Verbond boteekent.

Het Verbond, dat niet is een notarieel contract, waarbij allen gedooplen kinderen de erfenis van den hemel is voorzegd individueel, één voor één. Maar hel Verbond is wel de basis voor de Christelijke opvoeding, waardoor de ouders hun kinderen allen tezamen mogen wijzen op hun heiligheid, op hun roeping, op hun belofte.

Vanuit de gedachte van het Verbond moet ook het kind gebracht worden in de levensbreedte en in de levensdiepte, waarbij roeping en belofte de twee polen zijn waartusschen het leven zich beweegt en waarin door wedergeboorte en bekeering eenheid gebracht wordt, wanneer de roeping uit de belofte en de belofte uit de roeping wordt

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Opvoedings-onnatuur.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's