GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Christendom en Klassenstrjjii".')

I.

Wederom heeft de pen van Berd'jajew een mörkwaardig werk voortgebracht. De geschriften van dezen denker vinden een steeds gloeiend aanlal lezers, op wie zijn boodschap van een „levend, sociaal Christendom", dat „in de nooiden der arbeidende klasse" voorzien zal, diepen indruk' maakt. Zijn felle actie tegen den z.g. „burgerilijken geest" stimuleert menigeen lot deelname; zijn hartstochtelijke aanspoiring om dien „werker van ongerechtigheid" uil de samenleving te verdrijven, bezielt hen in den strijd.

Berdjajew eischt „sociale gerechtigheid" en predikt een „scheppende revolutie"; zijn hart verlangt naar de zuivering en de verheerlijking van den kosmos, en naar den ondergang der daarin wonende en woedende „demonische eleimenten". Dat verlangen, zegt hij, woont in ieder eöht- Russisch hart. Dal is in zekeren zin juist. De Rus van eertijds werd dikwijls door de zonde en de ellende van hel menschclijk geslacht tol den dood toe gepijnigd; hij kende ook o ogenblikken van zalige verirukking bij de ^asionnaire aanschouwing en de innerlijke beleving van hel „toekomstige rijk des vredes". Deze spanning schonk aan de groote Russische auteurs — wie denkt hier niet aan Doslojcwsld? — een geweldig uilbeeldingsvermogen; hei donker dezer wereld maalden zij met een overvloed van de meest afschuwelijke détails; hun scliildering van de verheerlijkte schepping bezit oen weelde van hooge lichten.

Ook het wereldbeeld van Berdjajew kenmerkt zich door felle contrasten; een andere weergave van hel tijd-ruimtelijk beslaan, doet, meent hij, der waarheid geweld aan, en is geheel onvereenigbaar mei Iiel Christendom, dal „in de onthulling en de onimaskering der allerlaagste zonden en de verschrikkelijkste gebreken van ons leven, geen vrees en geen enkel dralen kemien mag".

Wie de tegenstellingen en de „daaruit voortkomende" tweespalt in deze wereld loochent, geeft zioli naar Berdjajews oordeel, aan een bedriegelijk, onchrislelijk, burgerlijk idealisme over. De gansche kosmos is volgens hem verdeeld, omdat de natuur zich uit haar eenheid met God afgezonderd heeft. Haar tegenwoordig wezen is gebrokenheid; zij stelt zidh tegenover den Geest als de chaos legenover de harmonische orde. „Heel het wereldleven draagt een immer voortdurenden oorlog in zijn schoot".

De erkenning van die scheuring vormt bij Berdjajew een voornaam stuk zijner geloofsbelijdenis. Daarom aanvaardt deze wijsgeer ten volle den klassenstrijd; hij noemt dien het „centrale feit der sociale existentie". Het probleem van den klassenstrijd is voor hem het probleem der „religieuze wedergeboorte"; de ontkenning van dien „hef ligsten verschijningsvorm van den k o s- mischen krijg", beleekent z.i. een verraad aan het Christendom. Want de redding der „ontmenschelijkle samenleving", de „terugkeer der menschheid op den weg, welke naar het Godsrijk voert", de „bevrijding der zielen uil den greep der duis^ lemis", kortom: de herschepping van deze wereld wordt, zegt hij, door die negatie volkomen verhinderd.

In de wereldbeschouwing van den gnostischen denker past geen Vrede, past geen verzoening in Welke sfeer des levens ook, en zeker niet opi sociaal terrein. Hij haat hel geloof in de „natuurlijke harmonie der tellurische en kosimische krachten", en meent dat het liistorische Christendom daarmede hevig geinfecleerd is.

Berdjajew heeft zijn leer van den klassenstrijd niet uit de waarneming afgeleid; zij is evenmin het resultaat van een streng-wetenschappelijk denken. De aanvaarding van den klassenstrijd is bij hem een kwestie van beginsel. Hij verwijl aan de Chi'istenheid, dat zij ziende blind is, en meent dal M a r X een veel beter inzicht in de sociale werkelijkheid had. Berdjajew eert den man, die hel , , Communistische Manifest" de wereld inslingerde, als den ontdekker van die „belangrijke waarheid"^ welke hij ook met hart en ziel toegedaan is. Wat de Russische mysticus „in het geloof postuleerde", heeft Marx, zoo lezen we, in de realiteit gevonden. De profeet van het revolulionnaire socialisme, meent Berdjajew, bezat een scherp gevoel voor de „irrationeele, daemonische krachten, welke zich in de geschiedenis verwerkelijken", en heeft, daardoor geleid, een „principiëele zijde van het historische proces, de sfeer der oeconomiek en der sociaal-economische conflicten opgehelderd". Met zijn klare ontleding en beschrijving van hel maatschappelijk leven, zoo wordt ons voorgehouden, bewees Marx aan de Christenheid, welke immers „niet kon en niet wilde zien", een groolen dienst. De orthodoxe belijder van den klassenstrijd prijst den revolutionairen prediker daarvan, ... maar keert zich tenslotte van hem af.

Met Marx deelt hij de overtuiging, dat de klas^ senstrijd een geweldige rol in de liislorie gespeeld heeft; het marxistische schema bevredigt hem echter niet. De criliek, welke de schrijver van „Christentum und Klassenkampf' op het marxisme richt, is zeker een bespreking en overdenking waard. Des te meer valt het te betreuren, dat Berdjajew door de wijze, waarop hij 'het probleem van den klassenstrijd stelt, door zijn gedeeltelijke erkenning van Marx en zijn onverantwoordelijke aanpassing aan de marxistische terminologie, door zijn afwijzende houding tegenover het „huidige Christendom" en zijn aversie jegens de „burgerlijke klasse", de verwarring op geestelijk en sociaal terrein doet toenemen.

Het sociale vraagstuk is voor den Christen van ontzaglijke beteekenis. De samenleving wordt door een reeks van belangentegenstellingen, ook, en 'zeker niet in de laatste plaats, tusschen werkr nemers onderling, uiteengereten; de vreeselijke politieke gevolgen daarvan teisteren een groot deel der wereld' en bedreigen de rest.

In plaats van een ernstig zoeken naar den weg om uit den chaos te geraken, inplaats van een berouwvol vragen naar Gods wil, wordt alles in het werk gesteld 'om de tegenstellingen nog scherper te maken. Verschillende groepen jagen niet naar den vrede, maar naar den strijd, opdat zij de macht grijpen kunnen. ^) De fascist brandmerkt allen, die hem niet blindelings volgen willen, als marxist; de marxist hoont iedereen, die het waagt met hem van meening te verscliillein, als fascist. Er is maar weinig voor nooidig om uitgestoolen en naar hel kampt der „tegenstanders" verdreven te worden. Deze geeslesgesteldheid, welke in het bizonder het sociale leven verderft, voedt de Russische denker, wanneier hij ons het probleem van den klassenstrijd als een geloofsvraagstuk voorhoudt. Zijn uilwerking van dal probleem kan dat noodlottige effect niet verhinderen.

Berdjajew moge ook in de moderne arbeidersmassa den „burgerlijken geest" ontdekken, hij moge het „komende rijk van het socialisme als een rijk van cl'e definitieve verburge- 1 ij king der wer e 1 d, waai-in de Geest vervolgd, het geweten geloochend', de ziel gemarteld en de mensch aan de slavernij en den dwangarbeid prijsgegeven wordt", veroordeelen, zijn tegenstelling van „bourgeoisie" en arbeidersklasse prikkelt den strijdlust en bevordert hel geweld.

Want, en dat is het vreeselijke in zijn beschouwingen, hij wekt de menschheid op, om die „burgerlijke klasse" maar aan haar lot ovör te laten. Wij hebben, meent hij, 'niet de taak om den burgerlijken stand van zijn kwalen te genezen; alle inspanning in die richting acht hij totaal overbodige moeite. „Het is te laat om de burgerlijke klassen tot 'het brengen van offers op te roepen, hun „moraliteit is onherstelbaar aangetast". Onze hoofdtaak is, gaat hij voort, de „Durchgeistigung" van de arbeidersklasse, haar doordringing met den Geest. Hel eenigste wat wij voor de andere klassen doen kunnen, is, hooren wij hem zeggen, aan de arbeiders het inzicht bij te brengen, dal „ook de man van adel en de burger menschelijk behandeld moeten worden!"

Zoo predikt Berdjajew den klassenstrijd. Zijn getuigenis dat „ieder mensch in zich de gestalte en hel evenbeeld Goids draagt", wordt daardoor zeker geheel krachteloos gemaakt.

Ondanks al deze bedenkingen meenen wij toch dat „Christentum und K^lassenkampf" veel bevat, hetwelk een overdenking en bespreking waard is. Berdjajew worstelt met hel probleem der zonde, zijn gansche filosofie — hel is al eens eerder gezegd 3) — doorleeft een crisis; er is een duidelijke ontwikkeling ten goede merkbaar. Wanneer hij zegt, dal de „geestelijke verburgerlijking van den modernen mensch en de burgerlijke geest van het tegenwoordige leven, bij alle klassen der samenleving, bij de pr o l el ari ër s zoowel bij de burgers, doorzien, onthuld en overwonnen moet worden", wanneer hij besluit dat de „overwinning van de verburgerlijking der ziel niets anders is dan een vatten van den zin „van hel lijden, in wellis diepte het geheim van het Kruis ligt, dan mogen wij deze bewogen woorden zeker als een belijdenis van de individueele schuld des mensclien tegenover God, verstaan. Maar met die bekentenis is zijn oordeel over den klassenstrijd onvereenigbaar. Want zij houdt todh eigenlijk in dat de zonde in alle menschen woont, onverschülig tot welke „klassen" zij behooren. Zij houdt in dat do harten van alle menscihen, burgers zoowel als arbeiders, boos zijn en geneigd lot het kwaad, en dat in all e n dezelfde zondige biegeerten leven.

Bij Marx, die het goed en het kwaad' aan bepaalde sociale groepen bindt, heeft het roepen over den .„biu-gerlijken geest" nog eenigen zin. Wanneer echter erkend wordt dat 'die „geest" elke klasse aantasten kan en aangetast heeft, is het gebruik van dergelijke uitdrukldngen, modewoorden van dezen lijd, tegelijk veroordeeld, hebben zij eiken zin verloren.

We zagen echter, dat Berdjajew de Marxistische binding van „hel goede en het kwade" toch niet geheel verwerpt. Zeker, hij verzet zich tegen de gedachte, dat het proletariaat de drager van helt edele en het reine zou zijn. Maar uit zijn oordeel over de „verdorven moraliteit" van de burgerlijke

klasse, blijkt duidelijk, dat hij aan deze het veinmogen om dfe nieuwe wereld te bouwen, geheel ontzegt.

Zoo doolt deze denker dikwijls in „niemanidJS^ land", in het veld tusschen de oorlogvoerend© par^ tijen, welke hijzelf opgeroepen heeft.

We willen den volgenden keer nagaan hoe hij aan de aantrekkingskracht van de marxistisdhe strijders weerstand heeft kunnen bieden.


1) N. Berdjajew; „Christentum und Klassenkampf" (Vita Nova Verlag, Luzern, 1936).

2) Men denke ook aan het tegenwoordige Frankrijk, waar de Marxistische arbeiders niemand naast zich dulden. Herhaaldelijk breken daar stakingen uit, omdat medearbeiders zich niet bij de „C. G. T." aansluiten willen. Zou het leed van deze menschen niet even groot zijn, als b.y. dat van wijlen Salengro, wiens tragisch lot, — overigens -terecht — zooveel verontwaardiging wekte?

3) Zie „Reformatie" van 29 Nov. 1935.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's