GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De meeniug van Ds H. C. v. d. Brink.

In „Overtoomsche Kerlcbode" schrijft Ds H. C. v. d. Brink:

„De Heraut" deelt in het nummer van 14 Maart mede, dat er vrel besprekingen binnenskamers zijn gehouden. Meer zegt de hoofdredacteur er niet van. De conclusie ligt dus voor de hand, dat die besprekingen niet het gewensohte resultaat hebben gegeven. Doch waarom treden dan curatoren der V. TI. niet op om desnoods de zaak te brengen voor een vergadering der Vereeniging ? Ook baart het verwondering, dat de deputaten der kerken voor het verband met de V. U. niets van zich laten hooren. Die hebben toch de opdracht om op de leer der professoren te letten I Opzettelijk is de zaak bij de kerken aanhangig gemaakt. Niet in den kerkelijken weg, in '26 zoo hoog geroemd en zoo sterk aangeprezen. Bij geen enkelen kerkeraad zijn bezwaren ingebracht, noch bij die, waartoe de „verdachte" hoogleeraren behooren noch bij die, wier predikanten, leerlingen en volgelingen dezer hoogleeraren, dwalingen verbreiden, ofschoon wel in 'kerkelijke bladen beweerd wordt, dat dit geschiedt èn op den kansel èn op de catechisatie. Ook geen enkele meerdere vergadering heeft zich over dwaaiUeer en dwaalleeraars tot de generale synode gericht. Op het agendum der Amsterdamsche Synode kwam er letterlijk niets over voor. Tijdems de synode hebben twee barer leden de zaak plotseling aan de orde gesteld. En na rijp beraad en veel strubbeling — de synode heeft zelfs een week pauze gehouden tot onderling overleg — is niet met eenparigheid maar met meerderheid van stemmen een commissie van acht personen benoemd om de volgende synode — dus over drie jaar! —• te dienen van rapport en advies.

Zoo is dus klaarblijkelijk met opzet de kerk uitgekozen om te doen wat op den weg der V.II. ligt.

Ik wilde voor een lief ding, dat ik ook dezen keer kon opponeeren tegen Ds v. d. Brink, maar het lukt me ditmaal niet, althans niet in de hoofdzaak.

Algeheele instemming verdient zelfs het volgende:

Zelfs de groote pers, met name het „Algemeen Handelsblad" besprak deze zaak breedvoerig. En Ds Kersten deed dit ook dn „De Banier", gelijk een blinde spreekt over de kleuren.

Terecht wordt in dit verband de houding van „De .Heraut" en van het Ned. Chr. Persbureau (Dr H. W. V. d. Vaart Smit) gegispt.

Een stem uit Zuid-Afrika.

In Zuid-Afrika heeft men de zaak ditmaal spoediger door dan in Amerika, waar „De Wachter" zich er toe heeft laten verleiden, de nonsens van den grossier in dierbare ondeskundigheden (Ds Kersten) door te geven; één van de zegeningen (misschien) van ons „Christelijk" Persbureau. In „Die Kerkblad" schrijft Ds J. V. Coetzee over Prof. Hepps brochure inzake „de ziel":

Ook hier volg Prof. Hepp die metode van die eerste brosjure en noem geen name nie. Maar hoewel daar geen name genoem. word nie, gaan hierdie geskrif duidelik teen die professore Vollenhoven en Dooyeweerd van die Vrye Universiteit en hul konstruksie van 'n Galvinistiese wysbegeerte, terwyl hy ook die heer A. Janse aanhaal.

De recensent zet vraagteekens:

Toe ons die hier aangekondigde werk gelees het, het ons dadelik vraagtekens gesit by konklusies wat Prof. Hepp trek uit sekere aangehaalde sitate en wa's •dit vir ons nie duidelik nie dat die konklusies deur die aanhalings gewettig is nie. Hoe meer ons gelees het, hoe duidelijker het dit vir ons geword dat Prof. Hepp in sy bestryding nie heeltemal billik is nie.

„Nie heeltemal billik nie" den gegeven. Enkele voorbeelden wor-

Prof. Hepp verstaan onder „siel" die onsterflike ikern in die mens, die „hoëre deel" in onderskeiding van die liggaam, terwyl die sgn. afwykende gevoele die term gebruik in die sin van Gen. 2 : 7, soos dit by ons in die Afrikaanse Bybel vertaal is met „wese", d.w.s. as term vir die hele mens. Vir „siel" in die sin waarin Prof. Hepp dit verstaan en soos dit ook in ons Belydenisskrifte voorkom, gebruik die sgn. „afwykende rigting" die term „hart". En as die „afwykende rigting" nou sê dat 'n mens by sy 'sterwe sy bestaan as „lewende siel" kwytraak en „dode siel" word, dan mag jy tog nie daaruit besluit nie dat die voortbestaan van die siel 'hi er deu r ge 1 o ë n wor d, of dat di e „onsterflikheid" van die siel hierdeur prysgegee word.

Die afwykende gevoele, soos bo gesê, gebruik die term „hart" vir wat gewoonliit „siel" genoem word. En die „hart" verrig sekere lunksies waaronder ook val die psigies!© funksies. En as 'n mens nou wil weet wat die wysbegeerte van Prof. Vollenhoven e.a. leer omtrent die „siel" van die mens, opgevat in die sin van „onsterflike deel" dan moet jy seker nie ondersoek wat Vollenhoven sê van die psigiese funksies nie, maar moet jy ondersoek wat hy leer omtrent die „hart" van die mens.

Dat Vollenhoven die voortbestaan van die „lewende siel" of wese as sulks na die dood ontken, is waar. Maar dit doen ons a 1 m a 1. Niemand beweer dat na die dood 'n mens net so voortbestaan soos hy nou bestaan nie, want na die dood mis hy sy liggaam. Maar die ontkenning dat hy as „lewende isiel" voortbestaan, beteken nog nie dat hiermee die voortbestaan van die siel geloën word nie, soos Prof. Hepp dadelik konkludeer. Inteendeel kom daar in die aangehaalde sitate genoeg voor om die bewering te loënstraf as sou die „afwykende rigting" die voortbestaan van die siel loën, na die dood.

Dieselfde geld van die „onsterflikheid". Prof. Hepp toon aan dat o.a. art. 37 van die Nederl. Geloofsbelydenis juis aan die goddelose na die oordeel „onsterflikheid" toeskrywe. Maar dis dan tog vir elkeen duidelik dat „onsterflikheid" in hierdie sin niks te doen het met „saligheid" nie, maar bloot , , voortbestaan" beteken. Die „afwykende rigting" gebruik die term „onsterflikheid" in 'n ander sin, naamlik, dat alleen die gesaligdes na die dood „onsterfldk" is en na die opstanding besit alleen hulle wat deel het aan die salige opstanding „onsterflikheid". As Prof. Hepp die woord „onsterflikheid" gebruik om daarmee aan te dui die voortbestaan van alle mense na, die dood en die eindoordeel, soos ook gedoen word in art. 37 van die Geloofsbelydenis, dan is daar niks verkeerds in nie. Maar as die „afwykende rigting" die term alleen gebruik van die voortbestaan van die gesaligdes na die dood en die oordeel en verkies om die voortbestaan van die ongelowiges, wat 'n voortbestaan is dn die éwige dood, niet met die term „onsterflikheid" aan te dui nie, dan is daar ook niks verkeerds in nie. En om daaruit te konkludeer dat dus die ewige straf ontken word, is seker nie gewettig nie.

Naar het oordeel van den schrijver wou Prof. Hepp te veel bewijzen. Mogen ook in Amerika de oogen opengaan.

Nogmaals „Bedenkelijke Voorlichting".

Eenige weken geleden zond één onzer lezers ons een ex. van „De Nederlander" toe, de aandacht vestigende op onjuiste voorlichting inzake sterilisatie e.d. in Nederland. Het artikel van „De Nederlander" is in die zelfde week ter drukkerij aangekomen; wegens overbelasting in de rubriek Persschouw bleef het liggen tot verleden week. Inmiddels blijkt — wat mij natuurlijk onbekend was — „De Nederlander" op de zaak teruggekomen te zijn. Het blad schreef nadien (20 Maart):

„In ons artikel: „Bedenkelijke voorlichting'', opgenomen in ons blad van 18 dezer, hebben wij naast het Nederlandsoh PersikantO'or te Berlijn ook het Nederlandscb Christelijk Persbureau van lichtvaardige bericihtgeving beticht. Zelf ontvingen wij n.l. het door ons gewraakte bericht van het Berlynsohe kantoor, terwijl onze op het betreffende gebied deskundige relatie —' tot wien wij ons om inlichtingen wendden —• ons mededeelde het van het 'Christelijke Persbureau te hebben ontvangen. D'aaruit concludeerden wij, dat ook laatstgenoemd bureau het 'bericht had verspreid. Naar ons t'hans tot ons leedwezen is gebleken, ten onreöhte. Het toeval 'heeft n.l. gewild, dat degeen, tot wien wü ons wendden, de eenige was, aan wien 'het Nederlandsoh Christelijk Persbureau het bericht, dat bet zelf uit Berlijn bad ontvangen, had toegezonden. Ons verwijt diende dus niet tot bedoeld bureau, doch uitsluitend tot het Nederlandsoh Perskantoor te Berlijn te zijn gericht, welke correctie wij' ons haasten aan te 'brengen".

We zijn blij thans ook dit te kunnen doorgeven. We wilden, dat we ook vroeger rectificatie hadden Itunnen aanbrengen ter zake van het N.C.P. (inzake nationaalsocialisme, b.v.: of inzake de nonsens van Ds Kersteii en de eigenaardige manier, waarop het N.C.P. met de keuken van „De Banier" vertrouwd blijkt).

Over brochure III.

Ds E. G. van Teylingen schrijft in „IJmuider Kerkb.":

Bijkans 4 jaar geleden heeft Prof. Vollenhoven een boek uitgegeven, getiteld: „Het Calvinisme en de reformatie in de Wijsbegeerte". Daarin heeft hij, na een korte systematische uiteenzetting van de beginselen zijner filosofie, een breedere kritische beschrijving gegeven van de historie der wijsbegeerte tot op Calvijn. Dit boek is voor den niet geschoolden lezer niet te volgen. De daarin gebruikte terminologie maakt het alleen verstaanbaar voor wie ernstig en diepgaand heeft kennis genomen van wat Vollenhovens methode en beginselen zijn.

Bij dat boek is gevoegd een apart geschrift met aanteekeningen. Onder noot 188 komt daarin voor een bespreking van het woord hypostase, dat oorspronkelijk als substantie of zelfstandigheid werd opgevat, later ook in den zin van persoon werd genomen. Dus beteekent anhypostatisch: geen persoon hebbend oJ ook: geen (goddelijke) Persoon hebbond. Noot 188 eindigt nu zoo: „Tegenwoordig wendt men hem (deze term anhypostatisch) óók wel in 't nominalistische kamp aan: de menschelijke natuur van den Middelaar zou niet on-Persoonlijk, maar on-persoonlijk zijn! Vat men de uitdrukking zóó op, dan is ze monophysitisch en dus te verwerpen".

Aan deze zinsnede is nu de derde brochure van Prof. Hepp praktisch geheel gewijd. Enkele andere citaten mogen daarnaast geen naam hebben. En Prof. Hepp tracht nu voor het volk duidelijk te maken, dat in dit citaat geleerd wordt, dat Christus niet maar menschelijke natuur zou hebben aangenomen, doch een menschelijke persoon, zoodat Hij uit twee personen zou hebben bestaan, een ketterij, die door onze belijdenis ten scherpste wordt weersproken en die tot konsekwenties leidt (Prof. Hepp somt ze in 't eind als schrikbeelden uitvoerig op), die de haren ten berge doen rijzen.

Zonder mij nu uit te geven voor filosoof of voor kenner der dogma-historie, moet ik hier toch tegen zulke lichtvaardige beschuldigingen ernstig bezwaar maken. Want:

1. Vollenhoven denkt er niet aan de belijdenis t.a.v. Christus: „twee naturen in éénigheid des Persoons", prijs te geven. Er zou alleen gekonkludeerd kunnen worden, dat hij zich niet vinden kan in de daaruit afgeleide voorstelling: „Christus heeft een onpersoonlijke menschelijke natuur aangenomen".

2. Het is dus noodzakelijk na te gaan wat V.'s persoonsbegrip is. Prof. H. spreekt wel van een verkeerd persoonsbegrip én ontwikkelt dan een eigen begrip (dit is één van de blz. in zijn brochure, die tot een diskussie op hooger plan zou kunnen voeren), maar hij maakt het verkeerde niet duidelijk, gelijk hij in z'n vorige brochure op V.'s substantie-begrip niet inging, dat ten nauwste hiermee samenhangt.

3. In het citaat is sprake van nominalisme, en dat verheldert V.'s standpunt. Prof. Hepp verklaart wel te weten wat hij-zelf onder nominalisme verstaat, maar niet wat V. er mee bedoelt. Een ernstige fout, waaruit met waarschijnlijkheid blijkt, dat Prof. H. niet grondig zich in V.'s filosofie heeft ingewerkt. Dat is trouwens ook op een andere plaats in zijn brochure duidelijk (bl. 40—41).

4. Op deze gronden schijnt het mij toe, dat Prof. H. niet Prof. V. zelf bestrijdt, maar gevolgtrekkingen, die hij aan Prof. V. opdringt, wat in een populaire brochure, geschreven voor menschen, die dit niet onderscheiden kunnen, te gevaarlijker is.

Tenslotte nog dit: Prof. Hepp schrijft, dat het z.g. afwijkend gevoelen niet is gelokaliseend. Daarom kan hij de z.g. afwijkenden niet persoonlijk bezoeken. Blijkens zijn brochure is het evenwel nauwkeurig lokaliseerd, en dat al 4 jaren lang en dat in de gemeente waar hij zelf lid van is en aan de Universiteit waaraan hij zelf doceert. Konklusie? Deze brochure had ongeschreven behooren te blijven. Terwille'van de gemeente; van de aangevallenen en van de ontwikkeling der Gereformeerde wetenschap.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's