GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)

Een merkwaardige brief.

Een merkwaardige figuur in de geschiedenis van de Nederlandsch Hervormde Kerk in de vorige eeuw, is Ds P. D. M. Huet.

Oorspronkelijk een man van vrijzinnige richting, kwam hij in Zuid-Afrika tot bekeering. Daar diende hij onderscheidene gemeenten. In 1867 (hij was toen 40 jaar) kwam hij terug. Was toen eenigen tijd reizend predikant der „Confessioneele Vereeniging" en stond later als predikant in Veenendaal, Dirksland, Nunspeet en Goes.

Van een Groningsche familie kreeg ik een brief, door Ds Huet geschreven aan iemand, dien hij hier ontmoet had en aan wien hij zich terstond geestelijk verwant had gevoeld.

Ik Iaat dezen brief hier in zijn geheel volgen. Hij is gedateerd 24 Januari 1875 uit Dirksland.

GeUefde Vriend!

Ik had reeds in mijn hart om te schrijven en zou dit ook gedaan hebben, hadt gij mij niet geschreven. Want in die weinige oogenblikken, waarin ik met u mocht spreken, voelde ik, dat er een band tusschen u en mij gelegd was. Moge het van den Heere zijn. Ik kon dien avond voor die vergadering niet spreken. Misschien zeide ik reeds te veel. God de Heere Zelve heeft mij bij het licht Zijner ontzaglijke heiligheid aan mijn waangeloof, schijnvroomheid, huichelarij ontdekt.

Dit is nu een jaar geleden. Sedert dien tijd is er bij tusschenpoozen veel met, of liever in mij geschied. Maar ik ben niet verlost. Toch gevoel ik, dat mijn hart is bij de armen en ellendigen. Maar hoe gelukkig acht ik hen, die het mogen weten, dat zij door den Vader aan den Zoon gegeven zijn en door den Zoon tot den Vader zijn gebracht! O mocht het God behagen deze groote, heerlijke daad, nog te Zijner tijd aan mij, onwaardige, te doen!

Gelijk u zeide, zonder duidelijke roeping des Heeren, inwendig, kan ik van hier niet gaan. Ik heb geen recht of aanspraak, die te wachten. Want wie ben ik? Maar hoe zou ik zonder dat deze plaats kunnen verlaten, waar ik eerst met zooveel ijver mijn eigen werk, meenende, dat het des Heeren was, heb opgericht, waar de Heere alles heeft afgebroken en waar wij hopen, dat het Hem zal behagen, nog eens zelve op te staan en Zijn kracht en heerlijkheid te openbaren.

Ik heb van Ds Kohlbrugge bijna niets gelezen, maar gevoel mij naar zijn schriften getrokken. Ik hoop er binnenkort eenige te ontvangen, maar ik ben bevreesd voor alle leeringen van menschen. O, mocht ik nog eens werkelijk door den Heere geleerd worden!

Kohlbrugge was een vriend van dien predikant in Afrika, in wiens huis de Heere Zich voor 'teerst aan mij openbaarde, 20 jaar geleden. Verleden jaar was ik eenigszins voornemens hem op te zoeken, maar ik mag wel zeggen, de Heere heeft het verhinderd.

Ik heb uit de diepte een zestal preeken, in het afgeloopen jaar gehouden, opgeschreven. De eerste is: „De verwachting des huichelaars zal vergaan". Zij zullen worden uitgegeven en dan hoop ik u een ex. er van te zenden. Maar gij moet er niets van verwachten. Zij zijn van iemand, die niets heeft, geen gebed, geen geloof. Ik hoop, dal het niet kwaad in 's Heeren oogen is. Maar in onzen tijd van leugen-orthodoxie mag het als een getuigenis zijn, vooral na al de geschriften door mij uitgegeven, zoo vol vermenging van waarheid en leugen.

En nu, mijn waarde vriend, kan ik niets meer schrijven. Ik ben ledig, dor, koud, hard, verstokt en wat ik schrijf zijn slechts woorden. Wees zoo goed den grijzen vriend, die naast u zat, van mij te groeten, ook den Heer Richtmeijer. Als de Heere het geeft, hoop ik hen te antwoorden.

O, moet ik dan een brief als de uwe, met zulk een schrijven beantwoorden? Kan ik u dan niets terugschrijven? Neem het dan maar zoo als het is, als een bewijs, dat ik de korte ontmoeting met u als een liefelijke herinnering heb medegenomen en bewaard.

Mochten mijn blinde oogen nog eens geopend worden! Mocht ik nog eens waarlijk door Goddelijke kracht mijn leven verliezen en' niet slechts een veroordeeld misdadiger (want dat ben ik en zoo ga ik daarheen) maar een verloren zondaar worden! Mocht ik mijn leven waarlijk verliezen! Mocht ik eens waarlijk onder het recht Gods komen! Mocht ik sterven! En o mocht de Heere Jezus Christus ook nog voor mij tusschenbeide komen! Mocht ik één plant met Hem gemaakt worden! Mocht ik nog eens kunnen zeggen: Ik leve niet, maar Christus in mijl O mocht ik tot Zijn voeten komen! Mocht ik

den zoom Zijns kleeds aanraken! Mocht ik Zijn Heiligen Naam eens uitspreken door den Heiligen Geest. Mocht ik na dien Jezus, voor Wien ik 20 jaar geleefd heb, verloren te hebben, als Maria Magdalena den opgestanen Christus leeren kennen! Mocht ilc het eens kunnen zeggen: „Rabbouni!" Ja, mocht ik nog eens kunnen weenen bij Zijn graf! Maar ach, ach, nu is er niets. Moge God de Heere mij genadig zijn en moge het nog éénmaal blijken wat te groot is om te gelooven, dat zulk een nog is opgenomen in het eeuwig vrèeverbond. In de hoop, u nog eenmaal te kunnen schrijven, dat de Heere mij sieraad voor asch gegeven heeft, iiw liefh.

P. HUET.

Ziehier een di'oevig voorbeeld van wat er komt van een mensch, die niet leeft uit het geloof in het Woord Gods, maar bij wat hij in eigen gemoed bevindt.

Dat toch is de cardinale fout in heel de houding, waarvan dit schrijven een uiting is.

Daar staat: „moge liet nog éénmaal blijken, wat te groot is om te gelooven, dat zulk een nog is opgenomen in het eeuwig vree verbon d".

Instêe van zich vast te klemmen aan Gods belofte, ons in den doop beteekend en verzegeld, om daardoor te weten dat wij in Gods Verbond begrepen zijn, wil Huet de b 1 ij k e n zien, en daarna verzekerd zijn.

Het geloof wordt aan kant geschoven en (tegen het eigen woord van Christus in) vervangen door „aanschouwen".

Hoe fataal dat is, waartoe dat leidt, hopen wij in een volgend artikel, uit dit schrijven zelf, te laten

zien.

D. v. D.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's