GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De verzetsstrijd van De Reformatie ¹)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De verzetsstrijd van De Reformatie ¹)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het falen van de meeste oude politieke partijen In den verzetsstrjjd toonde ons, dat ook de Nederlandsche democratie minder gezond was dan wfl meenden en dat praten wat anders Is dan doen. Het maanden lang schipperen en tasten aleer wfl ons eenige houding wisten te geven tegenover de bezettende macht, opende onze oogen voor het tekort aan zedelijken moed..." („Vrö Nederland", 17 Mei 1945.)

Wij willen iets zeggen van de positie van De Reformatie in den bezettingstijd, zooals wij die van zeer nabij hebben meegemaakt.

Toen, na de eerste duitsche terreur van de nachtzwarte Meidagen 1940 De Reformatie weer uitkwam, sprak haar hoofdredacteur het eenig juiste woord voor de geheele nederlandsche pers in dezen slotzin van zijn ec-ste artikel: „Mijn Schildt ende betrouwen..." Hij (de tekst Matth. 18:7 n.l.) blijve ons allen in gedachten: „want hij verhindere ons, achter de massa weg te schuilen met onze individueele verantwoordelijkheid .. ."

In deze woorden lag een programma tevens, een programma dat met groote trouw stipt werd afgewerkt tot de gevangenisdeuren zich achter den hoofdredacteur sloten.

In kolom na kolom, elk nummer van De Reformatie tot het verbod in Augustus 1940 kwam, heeft de hoofdredacteur zijn zware „individueele verantwoordelijkheid" gevoeld.

Ik denk aan het artikel van 14 Juni 1940: „Dat ick doch vroom mag blijven, . ."; aan het artikel van 21 Juni 1940: „Den schuilkelder uit; de uniform aan . . . ."; aan zijn artikel in dat zelfde nummer onder persschouw over: , , Onze Koningin", waarin hij het vertrek van H.M. onze Koningin naar Engeland verdedigt tegen het defaitisme, waaraan vrijwel geheel de nederlandsche pers ten prooi was in die dagen. Ik denk aan wat hij schreef op 7 Juni 1940: , , Met name denken we hier aan de gemakkelijkheid, waarmee sommigen het verlaten van den nederlandschen bodem door H.M. de Koningin en haar ministers hebben beoordeeld. Wie kent de feiten? Wie weet, wat de wil tot handhaving der nederlandsche souvereiniteit voor consequenties vroeg? Wie, in hoeverre de wilsbeschikking van den één door die van den ander of van de Koningin zelve was gebonden? Laat ons niet oordeelen vóór den tijd, en bedenken, dat we zoo ongeveer niets weten van den achtergrond, noch van den samenhang der in zoo verbijsterend tempo over ons gekomen katastrofes ... De band tusschen Nederland en Oranje is te kostbaar voor improvisaties, in dagen van vrede, maar vooral in een periode van oorlog". Wie in die rampzalige dagen van Juni, Juli en Augustus 1940 meeleefde in de wereld van de pers, weet hoe schier alle bladen onder den ban van het defaitisme lagen, met uitzondering van enkele, w.o. De Reformatie een leidende plaats had ingenomen. m

Wij denken aan het artikel , , Wettelijke Overheid" in De Reformatie van 5 Juli 1940, waarin de hoofdredacteur rondweg zich stelt op de „rechtsbasis" van de internationale overeenkomsten welke immers óók door Duitschland onderteekend waren, en waarom hij even rondweg de duitsche bezetting dus "de vijandige overheid" noemt tegenover onze regeering in Londen, die hij de „wettelijke" blijft noemen.

Wij denken aan zijn strijd tegen de N.S.B., die al direct na de Meidagen was begonnen de machtspositie te grijpen en ons volk „gelijk te schakelen". Wij denken hier aan zijn artikel: „Studenten opgepast"; aan zijn: „Nederlandsche jeugdbeweging" (2 Aug. 1940); aan zijn: „Corporatief — het woord is opgedoken"; aan zijn „Revolutie met stille trom"; aan zijn telkens weer waarschuwen van de pers toch trouw te blijven en zich om Gods wil nóóit te laten gelijkschakelen; aan zijn fel striemend artikel: „Het glas champagne" waarmee hij Mengelberg aan de kaak stelde, die in Duitschland een glas champagne dronk met zijn duitsche vrienden, toen hij de capitulatie van zijn vaderland vernam.

Wij kunnen de opsomming veel langer maken. Straks zal er gelegenheid zijn deze artikelen, die historische beteekenis zullen krijgen stuk voor stuk te herlezen.

Men weet hoe het gegaan is.

Aan de bekende brochure van Dr H. Colijn, „Op de grens van twee werelden", wijdde de hoofdredacteur enkele artikelen in De Reformatie en aan het slot daarvan schreef hij de volgende woorden: „God weet, of zij (de nationaal-socialisten) de „macht" hier zullen houden. Wij weten, dat wij de „bevoegdheid" zullen houden. Macht en fcevoegdheid blijven gelukkig twee. Tenslotte zal de antichrist gêne, en de Kerk déze behouden. En daarna komt de dag van den grooten oogst. Kom, Heere Oogster, ja, kom over het Kanaal en over den Brennerpas, kom via Malta en Japan, ja kom van de einden der aarde, en breng Uw snoeimes mee, en wees genadig aan Uw volk; het is wel be* voegd, maar slechts door U, door U alleen, om 't eeuwig welbehagen."

Hiermee was het lot van De Reformatie en haar hoofdredacteur beslist.

Ik zie de duitsche Gestapo-officicr, een bruut, grof type en den nederlandschen verrader in burger, met zijn misdadige tronie en intimidatie-methoden, die hij blijkbaar in die paar maanden al grondig bestudeerd had, nog het privékantoor van de uitgeverij binnenkomen. De slag werd geroutineerd berekend, snel en onverwachts toegebracht. Er was geen gelegenheid iets te verbergen of te verhelen. De Reformatie werd verboden, de archieven en abonnementenlijsten achter slot gegrendeld, correspondentie en bescheiden in beslag genomen. Op dienzelfden dag — zoodat contact onmogelijk was — werd Prof. Schilder gevangen genomen en te Arnhem in een cel gezet — zónder proces, zónder beschuldiging, zónder verhoor, en daar maanden in eenzame opsluiting vastgehouden.

En toen hij weer vrij kwam, was dit met een uitdrukkelijk gegeven schrijfverbod in welken vorm dan ook. En ook daarna het men hem niet met rust. Het grootste gedeelte van den bezettingstijd heeft hij zich moeten schuilhouden, zijn huis werd doot de duitsche weermacht in beslag genomen, zijn allerbeste meubelen — waaronder ook zijn schrijfmachine .— zijn distributiebescheiden hem ontroofd.

Het is hier thans de plaats niet te onderzoeken welk aandeel nederlandsche individuen aan dit alles gehad hebben. Te zijner tijd zal ook dat aan de openbaarheid worden prijsgegeven.

Eén ding staat al direct vast: Van der Vaart Smit wist van de arrestatie en van het gevangen

houden af en heeft er blijkbaar invloed op gehad. In een polemiek die Ds Knoop van Rotterdam- Delfshaven met dezen mensch had, na de gevangenneming van Prof. Schilder blijkt, dat Van der Vaart Smit wist op welke wijze de gevangenschap kon worden afgebroken en worden verlengd. Zijn eigen vrienden, schreef hij in het N.S.B.-blad „Kerk en Volk", hebben het in hun macht de gevangenisdeuren te openen. Als ze maar zeggen willen dat Prof. Schilder het mis gehad heeft, doen zij dat niet, dan gaat de gevangenisdeur extra op slot...

Deze polemiek, waarin Ds Knoop in onderscheiding van bijna de geheele overige christelijke pers, vrij en onverveerd het recht verdedigde, kostte hem een zeer lange en smartelijke gevangenschap in het beruchte concentratiekamp van Dachau. Ook daarover zullen onze lezers te zijner tijd meer vernemen.

Waarom wij dit alles hier thans memoreeren? Het schijnt noodzakelijk dat enkele dingen even worden vastgelegd.

Er is in ons land goed werk gedaan door de verzetsbeweging. Er zijn vele en dure offers gevergd en gegeven. Wij spreken graag over de verdiensten der illegaliteit en zij worden in het algemeen ook ten volle erkend. Soms tot in het overdrevene toe. Er verschijnen gedrukte bladen en blaadjes, die na September 1944 — men lette vooral op dit tijdstip, illegaal als paddestoelen uit den grond verrezen zijn. Ik ken in Zeeland een dagblad, dat zijn verschijning alleen te danken had aan het feit, dat het toen de Geallieerde legers al lang geland waren in Frankrijk en op weg waren naar Nederland, een soort radioberichtendienst had georganiseerd en dagelijks uitgaf. Nu is het een dagblad in optima forma. Zulke dingen kunnen er momenteel gebeuren. We zullen er niets van zeggen. Het leven herstelt zich zelf wel weer en heel wat amateurswerk . zal straks in de smeltkroes der vrije concurrentie vernietigd worden.

Wij wilden alleen maar zeggen: verzetswerk in het jaar 1940 beteekende iets anders dap in 1944.

Wij verwijzen naar het citaat, dat we aan den kop van dit artikel plaatsten.

Als een ban lag het defaitisme na de Meidagen 1940 over de nederlandsche pers en toen de duitsche pantserwagens en de terreurbommenwerpers over west-europa raasden naar de fransche kust, wanhoopte geheel het continent.

In dien tijd publiek, als vóór Mei 1940 over het RECHT te spreken en te schrijven, de christelijke beginselen tegen de heidensche nazi-theorieën te blijven stellen en verdedigen, was een daad van grooten zedelijken moed maar ook van zeer groote noodzaak voor ons eigen volk.

De Reformatie heeft dit gedaan zonder eenige reserve, als een daad van eenvoudige trouw en roeping.

En de hoofdredacteur wist welke risico's hij liep. De Reformatie stond al lang voor Mei 1940 in Duitschland op de zwarte lijst.

Wij vergeten zoo gauw en sommige dingen mogen niet vergeten worden, niet om personen, maar om de beginselen.

Wat de hoofdredacteur van ons blad gedaan heeft en waarvoor hij geleden heeft was geen kwestie van persoonlijke verdiensten, maar vrucht van een beginsel, van een levens-- en wereldbeschou' wing.

Zeker heeft de Reformatie, gezien haar nationalen arbeid in, misschien wel het bangst tijdsgewricht onzer landshistorie, sterke rechten om thans weer te verschijnen. Het persbesluit geeft het blad dan ook die rechten tenvolle. Maar meer dan om deze verdienste, zien wij de noodzaak van een herverschijnen van dit blad hierin, dat de beginselen en de levens- en wereldbeschouwing, welke dit blad geleid hebben in den tijd, toen schier ieder zweeg, vrijmoedig te spreken, thans méér dan ooit verdedigd en gepropageerd moeten worden in ons volksleven, dat, na het duitsch vandalisme, dat vijf jaar onbeperkt gewoed heeft, materieel, maar niet minder ook geestelijk een ruïne geworden is.


1) Dit artikel wordt in zekeren zin „illegaal" geschreven, d.w.z. onze hoofdredacteur heeft er geen letter van gezien en weet evenmin, dat het In dit blad wordt geplaatst Men heschouwe deze vrijbuiterij als een der naweeën van den bezettingstijd, waarin we allemaal — onze hoofdredacteur zehE niet uitgezonderd, zoo'n beetje gevrflbuiterd hebben!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

De verzetsstrijd van De Reformatie ¹)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juli 1945

De Reformatie | 8 Pagina's