GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Karl Barth is onlangs zestig jaar geworden, en daar hij in West-Europa nog in de mode is, werd er veel over hem en zijn beteekenis gesdhtreven.

Het verwaterd Christendom in de wereld heeft altijd Weer behoefte met een of anderen genialen auteur, die. wat „nieuws" schijnt te brengen, te dweepen.

In mijn jonige jaren hadden de ethische menschen het zelfs zeer druk over Tbsten en zijn „Brand" met zijn „alles of niets". Gij begrijpt, daar was heel wat over te philosopheeren. Was Brand nu een Christen of niet?

Prof. Is. van Dijk richtte een schrijven tot Ibsen met de vraag of deze in een enkel bepaald zinnetje nu niet feiteUjk doelde op de verlossende kracht van Christus.

De groote man antwoordde, dat hij helaas geen antwoord op die vraag kon geven.

Ik stel mij voor, dat er in deze dagen wel kunnen zijn, die Karl Barth zouden willen vragen: is U isschien toch niets meer dan een humanist?

Wat hij zou antwoorden, weet ik niet. Wel, dat een Fransche schrijver, Borel, die hem een visscher van paarlen noemt, hem ons dus tracht te teekenen. et is wel heel interessant.

Borel gaat eeirst heel de litteratuuilhliafx^rle na, vanaf de Boiddeleeuwen, ea komt dan tot een verdeeüng der Christenien in twee giwpen.

De eene besch.ouwt de wereld ia haar geheel als goed in. weerwil vlan den zondeval. De schepping gaat immers voort en de Christus is niet alleen gekomen, om de menschen te redden, maar ook om de schepping weer ia completen zia te maken tot eea volkomen universum. Dit Christendiom zou dan doelen op een synthese, een verzoening.

De andere zegt, di.t de val den mensdhi radicaal heeft bedorven en heel de schepping met hem. Tusschen God en deze wereld isi geen verzoening mogelijk.

De eerste groep is optimist. Thomas van Aquiao behoort daartoe. De andere pessimist. Luther en Pascal zijn van die familie.

De waarde dezer onderscheiding wil ik thans niet bespreken. Voor ons is van belang, dat Karl Barth voor Borel bdboort tot de groep der optimisten. Het üjkt oogenschijnhjfc wel anders, maar er is bij hem. een latent humanisme. De theologie der zonde wordt'spoedig een theologie van enkel Ucht, „une théologie ensoleiUée", grondig optimistisch, waarbij de aarde weer wordt een hof van Eden. Wij moeten dan ook niet te zeer klagen over den val, daar hij is een „progress", bezit een „positieve echo" en iaderdaad de menscSh nu de vrijheid heeft, tot God terug te keeren.

Barth leert niet alleen te gelooven, maar te leven; recht op staande in krachtige houding de kunst van waarlijk te leven te doen zien. Hij gelijkt op — Montaigne.

Men denke zich eens in: diea twijfelaar, die alle christelijke waarheid ondermijnde en, wat d© vrijgeesterij der Renaissance betreft, juist, ia tegenstelling met Rabelais, leefde ia de dagen, toen men van optimist weer pessimist wilde zijn, lachende om de leegheid van het leven.

Ja — Barth heeft in de theologie een revolutie teweeg gebracht zooals Bergson in de wijsbegeerte. Hüj heeft het krachtige Christendom der zestiende eeuw herwonnen en maakt een eind aan het avontuur van dea mensch zonder God. Hij realiseert het gelukkig huweHjk tusschen Ihemel en aarde.

Door zijn wijzen naar den levenden Bijbel.

Het ligt voor de hand, dat er schrijvers zijn, die tegen deze voorstelling van zaken opkomen. Ik wil een. enkel voorbeeld geven.

Deze auteur volgt een soort Hegelsche dialectiek.

Wat Borel zegt is de these, hij zelf levert de antitliese, maar Barth zorgt dan voor de synthese. Het loopt toch weer op een ih, umanisme uit. Barth is geea optimist wordt dan gezegd. Hij heeft de zonde daarvoor te radicaal gezien. Hij zet Kierkegaards woord: God is ia den hemel, en gij, o mensch, zijt op de aarde, ia d© volle ruimte.

God' is voor ons verborgen, alleen ia Christus ons geopenbaard. Het absolute slaat nu in het relatieve ia.

Wat hij echter leert heeft een dubbele natuur.

Een verborgen God, Die niet spreekt, zou niet onze God zijn. Maar een geopenbaarde God, Die niet verborgen zou wezen, zou geen God zijn, maar een rationeele, menschehjke waarheid.

Ih Jezus openbaart God ziclh incognito, iudirect.

Wij kunnen Hem niet zien van aangezicht tot aangezicht, maar ia een spiegel.

Barth is echt pessinaist, zoo echt als dit maar kan zijn. Maar de boodschap, die hij brengt, is toch ook deze, dat God ons niet aan ons lot heeft overgelaten, want wij hebben een Heer, Jezus Christus.

Wat is' nu volgens dezen auteur de fout van Borel?

Hij ziet Bartlh unilateraal, slechts de ééne Hjn, het j a en niet het neen. Net als Calvijn doet Barth ons zien, dat de Christeüjke waarheid dialectisch is. Net als Calvijn nota bene

Dit beteekent, dat óns woord ia belijden altijd menscheUjk onvolkomen is. Wij kimnen geen realiteit tot uitdrukking brengen, of er staat aanstonds een andere tegenover, radicaal, onverzoenlijk.

Ons spreken is altijd paradoxaal. En die twee kunnen niet tot verzoening komen. De synthese is het prerogatief van God.

Zoo staat Barth dus lijnrecht tegenover Ilhomas vam Aquino, maar ook tegenover het Europeesch humanisme, dat een logen is.

Toch — en nu komt Barth weer aan het woord — toch is er een synthese. Barth hervindt de geestelijke waarden door de kracht van den Heiligen Geest. Hij fundeert zoO' zijn humanisme van hetwelk Christus is het centrum. Zoo biedt hij ons „humanisme christologique", gebouwd op liet primitief en eeuwig humanisme van den scheppenden God, Die is: „Dieu humaniste". Daarom zijn alle humanismen slechts namaak, imitatie. De bron onzer cultuur* is niet Athene, maar Jeruzalem. Zooals Tertulhaan het ook al zei.

In Jezus Christus zijn schepper en sdhiepsel weer een. Hij is het beeld van God, de tweede Adam, die nu weer zijn taak vervult, en den mensch de volheid van het leven hergeeft. De volheid ook van zijn taak: den hof van Eden, de wereld, te bewaren en te bouwen. Zoo is Barth „plus humaniste que les

tanüHnisibes", omdat hij den mensdh de waie plaats wgst, de plaats, die God hem heeft gegeven. Heit Barthisme — zooals de FVanschmaa dat aegt — is ©en stimulans en gids voor een komend humanisme. Barth is, naar een woord van Denia de Rougemont, zijn tijd ver vooruit, zoowél vooi* de politiek als voor de cultuiu".

Welaan — ik heb zoo 'de idee, dat de groot© mannen van de Ned. Herv. Synode in hiux bondgenootsdhap met de modem© humanisten, de personaHstiscïie socialisten, Barth sneUijk trachten in te halen. Maar — hij wasi vóór den oorlog reeds ook practisch bij dat station aangekomen.

Zoo kan men menschen aan het schrikken brengen. Barth — humanist. Is het zoo vreemd? Er ajn er onder zijn leerlingen, die om een heel ander ding gesdhrokken zijn n.l. om zijn verklaring van het scheppingsverhaal van den Bijbel. Onze hoofdredacteur heeft ons daarvan reeds verteld; hij had het trouwens voorspeld, dat het tot dien val komen moest.

Ik las nu in het „Theologisch tijdschrift", dat uitgegeven wordt door de Baselsche universiteit, een artikel van een leerling van Earth, Regia Prenter, die vol bewondering zegt: het is weer theologie in grooten stijl, maar dan verschrikt vraagt: waar gaat dat nu heen? Barth schrapt nu, zoo zegt hij, radicaal het eerste artikel van het christelijk belijden: ik geloof in God den Vader, den Ahnachtigen Schepper des hemels en der aarde. Want wij moeten aanvangen in ons belijden met het tweede artikel: en in Jezus Christus. Immers In Hem zijn schepper en schepsel weer één en alleen door het geloof in den bond van Jdhova en Zijn volk, Christus en Zijn gemeente, leerten wij de schepping verstaan, doorzien, geheel en al. Alles is dan volkomen duideïïjk. Wij kunnen nu met Anselmus zeggen: omdat ik geloof weet ik.

Bij de schepping is niemand geweest. Niemand kon er dus ook van verhalen, dan alleen de didhter. De natuurkunde heeft dan ook met het Bijbelsch scheppingsverhaal niets te maken. Het verhaal is geen mythe, maar sage. Het heeft alleen teekenschrift, analogie.

Het gaat dan zoo: Christus en Zijn gemeente zijn één, als in een huwehjk. Welnu, daarom vertelt de dichter van Genesis I: God schiep den mensdh man en vrouw. Christus heeft zich vertiederd; daarom zegt de dichter: en zij waren naakt. En dat gaat zoo voort. Het gaat, zegt Premier, allemaal even glad, mij te glad.

Want wij worden zoo heel de beUjdenis omtrent de Schepping kwijt. Alles is analogie. Alles wordt „vergeestelijkt", ook al een heel oud geval.

Er is geen mysterie meer in dit groote weA Gods, zooals de Bijbel het ons verhaalt.

Het wordt wel Iheel erg- met het Christelijk belijden.

Want Kohnstam en van der Leeuw schrapten feitelijk uit het apostolicum het: Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria.

En nu haalt Barth heel vroom een streep door het eerste artikel.

Op die wijze rolt men zoo maar in het kamp der echte humanisten. Ook vraagt Prenner: wat moet ik aanvangen met de bewering, dat God deze zondige wereld niet ttieeft gewild en een volkomene daarachter of daarboven iheeft geschapen? Van Kierkegaard, dus klaagt hij, wordt niet meer gesproken, maar is hier nu Plato? En ia welke wereld heeft het kruis van Christus gestaan?

Zoo geraken eerlijke vereerders van Barth in de grootste verwarriag. Het begiat sommigen duideUjk te worden, dat zij in hem te maken hebben met een sdhrikkelijken ketter, van dien aard als Calvijn kende in de dagen der groote reformatie, de buitengemeen gevaarhjke spiritualisten, verleiders als Böhme en de man der „Theologica Deutsch", die vele eenvoudige kinderen Gods verleidden, en waartegen Calvijn mee zijn „Institutie" schreef, om de kerk Gods te bewaren voor deze wolven in schaapsvacht.

Het is te hopen, dat veler oogen nu open gaan, die de waarschuwing, welke gelukkig daar aanstonds was, in den wiad sloegen.

Met IhlarteUjke groeteni en heUbedé uw toegenegen

MAUNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 augustus 1946

De Reformatie | 4 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 31 augustus 1946

De Reformatie | 4 Pagina's