GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vierde formulier van eenigheid.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

14

We - meensn, dat d© door OBS voorgestane exege, =e van den'besproken tekst uit Romeinen 9 allen wind uit de synodocratische zeilen neemt en volkomen overeenkomt met hetgeen, in tegenstelling met de Kuyperiaansche, door de synode te onzaliger ure bindend verklaarde, opvatting, te allen tijde gereformeerd ge-Vi'eest is.

Want nu de belofte aan Abraham van den aanvang af zóó geluid heeft, dat hij vader van yele „volken" worden zou, d.w.z. niet van vele „stammen" < uit zijn üehamelijke procreatie geboren) doch van vele „volken" (ethnê), die door het Woord hem zouden toegebracht en op zijn naam bijgesdhreven Zouden wordeni nu heeft God in het publiekrechtelijk en historisch „rekenen" van de kinderen der belofte „voor het zaad" (van Abraham) in het openbaar, voor allen waarneembaar, duidelijk z^n belofte vervuld. Had God anderen dan dezen „voor het zaad gerekend" dan «OU de belofte niet in vervulling zyn gegaan. Maar n u kon men er staat op maken. Gods forensisch „rekenen" met effect op alle terrein des levens is „in geen hoek geschied”.

De tekst, hier besproken, is zoo vaak misverstaan. Met name door den kerfcel|jken strijd van vroeger en van later eeuw» Romeinen ff is terecht als een sterfeei basis voor de leer der uitverkiezing beschouwd; maar bij „uitverkiezing" dadit men dan onvsriHefceurig exclusief aan (dé verborgen) uitverkiezing van individuen-tot het eeuwige leven; en zoo duehtte men haast vanzelf van elke exegese, die afweek van een in dézen zin de „uitverkiezing" bedoelende opvatting, dat zij te kort deed aan de leer der verkiezing. „Het uitverkoren zaad" werd dan opgevat als: iet totaal van de individueele tot het eeuwige leven uitverkoren kinderen der geloovïgen, een deel dus van de kerk. Een alleen bij God bekend deel. Maar heel dat bezwaar vervalt als sneeuw voor de zon, zoodra men bedenkt, dat Israël een „uitverkoren v ó 1 k" is. Het „zaad van Abraham" (d.w.z. het „voor het zaad met effect gerekend e") is inderdaad uitverkoren. Maar het is uitverkoren tot het zaad-van-Abrah a m z ij n, en dit in den aangegeven zin, tot het hebhen van den voorrang en den voorgang onder het O.T.; tot het ontvangen van de wet, de beloften, den eerèdienst, het voortbrengen van den Messias, het zijn van den nimmer om-te-hakken(!) boom van Romeinen 9-11. In dit verband is te onthouden, dat Eduard König, Hebr. u. aram. Wörterbuch z. A. T., 1936, 417, Gen. 21 : 12 („in Izak zal u zaad genoemd worden") wil verklaard hebben uit de beteekenis, die „geroepen worden" in het hebreeuwsch JiebÉen kan, - n.l. uitge­ roepen wo»den, geproclameerd worden als dit of dat. Uitroepen, proclameer e n als tot het eeuwige leven uitverkorene doet God NIEMAND; want die uitverkiezing is verborgen. Er is verschil tusschen kennen (boven) en uitroepen (beneden); tusschen „s c h r ijv e n" in de boeken-hierboven en „p r o c 1 a m e e-ren" voor de ooren-hierbeneden. König zegt: e uitdrukking: zijn naam wordt genoemd" beteekent „h ij b e s t a a t" (er existiert). Niet alleen Gen. 21 : 12 wil hij aldus verklaren, maar ook Gen. 48 : 6, Jes. 14 : 20, Prediker 6 : 10. Welnu, in Gen. 48 : 6 vertaalt Aalders: aar den naam hunner broeders zullen zij in hun erfdeel genoemdworden. Dat beteekent: ls Jozef, die vóór Jacobs komst naar Egypte reeds Bfraïm en Manasse als zijn zonen ontving, ook na het oogenblik, waarop Jacob hen zegent, nog kinderen krijgen mocht, dan zullen die gerekend worden tot Efraïm of Manasse; hun erfdeel zou zijn begrepen in dat van Efraïm of Manasse. Ze worden dus geproclameerd als deelende met die broeders. Een eigen positie als stamvader krijgen ze niet; ze worden niet stamvader, patriai'ch nummer deiiien, veexdeu, vijftien ett. Ze worden bijgescihreven op Efraïms of Manasse's rol. Heeft dat iets te maken met personeele uitverkiezing'? Neen. Maar het heeft alles te maken met het toekennen van een rechtspositie. „In" Efraïm of „in" Manasse zal dit zaad, dat n i e t uit Efraïm of Manasse gesproten is, gerekend worden. „In" zijn oudste kinderen zal aan Jozef zijn volgend „zaad gerekend worden". Het zal g e 1 d e n als Efraïms-of Manasse'szaad. Hoewel genealogisch die naam niet juist is. Precies zóó kan Ismaël of een zoon van Ismaël (hoewel genealogisch uit Abraham gesproten) met Abrahams .zaad niet erven. Die tekst uit Gen. 48 iB ó ó k een voorbeeld dat „rekenen tot" aanduidt de toekenning van een rechtsipositie krach, tens Söuvereine besdhikldng, die zich niet belieft te binden aan geneaJogischen natuiurdwang of aan bestaande civiele wetboeken omtrent erfrecht en zoovoort. God is vrfl in het „opschrijven der volkeren" (of ook: tammen). — Wat Jesaja 14 : 20 betreft: idderbos vertaalt dit: ngenoemd blijve voor eeuwig het zaad der boosdoeners, (hetzelfde hebreeuwsehe woord, in Gen. 21:12 door „roepen" vertaald). Dat zaad moge niet meer meegeteld worden, niet meer existeeren, niet meer een rol van beteekenis spelen. — En Prediker 6 : 10 wordt door Aalders vertaald: wat hij is, zoo is allang z ij n naam genoemd"' (weer het zelfde woord). Hier is volgens Aalders sprake van „den mensch"; wat de mensch is, zoo is allang zijn naam genffiemd; hy ziet daar een zinspeling in op Gen. 5 : 2. Heel overtuigend klinkt een en ander niet: aar we hebben toch in deze enkele plaatsen genoeg om te bewijzen, dat onze opvatting van Gen. 21 : 12 alleszins door de Schrift zelf aannemelijk gemaakt wordt. Andere uitleggers brengen ons op dezelfde lijn1).

Zoo concludeeren wij, dat het gebruik, dat het synodocratische formulier van Rom. 9 : 8 maakt, zich van de Schrift hoe langer hoe verder afbuigt. Het synodocratische formulier suggereert zijn hanteerders een redeneering, die hierop neerkomt:

a) alle bondelingen (naar de „uitwendige" (!) zijde) worden wel aangesproken, ALSOF ze Abrahams zaad zijn; maar:

b) dat ALSOF is maar een ALSOF; en

c) God, die de dingen precies weet, rekent heel anders dan wij; we moeten zijn spreken dan ook niet zoo ernstig opnemen, want Hij houdt in zijn de kerk vóórgeschreven liturgisch spreken een slag om den arm (zie maar weer dit: „alsof”);

d) daarom rekent Hij alleen de ten eeuwigen leven uitverkorenen tot „het zaad", het echte , v

e) en dus werkt Hij alleen in dezen uit wat Hij beloofd heeft; aan de anderen zegt Hij wel veel, maar Hij doet hun niet veel goeds.

Maar de Schrift zelf beveelt ons, dezen gedachtengang te volgen:

a) alle bondelingen worden aangesproken met titels, waarin de Heere zegt, DAT zij Abrahams zaad zijn;

b) dit „DAT" is niet minder dan een stellig DAT;

c) God, die de verborgen dingen voor zich zelf houdt, weet, welke leden van de gemeenschap, die door Hem „Abrahams zaad" genoemd is of ooit genoemd worden zal, gehoorzame kinderen zullen zijn en wie niet; Hij rekent dan ook de ten eeuwigen leven uitverkorenen tot het eenmaal 'geschifte, gezuiverde zaad van Abraham. Maar Hij houdt nooit esn slag om den arm in zijn spreken, en zegt dus nooit, dat Hij iemand ergens toe rekent als het niet zoo is;

d) derhalve spreekt Hij in trouw, als Hij alle naar het bondsrecht tot het bondsrecht en deszelfs privileges geroepenen en verkorenen rekent tot „Abrahams zaad", en de ten eeuwigen leven uitverkorenen rekent tot een Hem alleen bekend deel van Abrahams zaad; maar al zijn alleen die laatsten het gehoorzame deel van Abrahams zaad, allen tezamen zijn toch die tot het bondsrecht en - privilege wettig geroepenen AbrahEims echte, d.w.z. wettige, door Woord-roeding

in de kerk vergaderde zaad Abrahams. Al zijn ze niet allen wets-getrouw, zij zijn toch allen wetteHjk en wettig zaad van Abraham.

e) en dus werkt God in allen uit-wat Hij met hoorbare stem BELOOFD heeft, want allen ontvingen ze de privileges, die Hij het zaad van Abraham toegezegd heeft; en in het ten eeuwigen leven uitverkoren deel werkt Hij bovendien nog uit wat Hij over hen GE­ DACHT (hoewel niet, met naam en toenaam hen aansprekende, hun beloofd) heeft. Want aan allen belooft Hij voorwaardelijk de eeuwige zaligheid; en aan allen onvoorwaardelijk de privileges van woord, wetgeving, eeredienst, en onverdelgbaarheid der kerk, constantie van den Geest, en wat dies meer zij.

Wie de synodocratische redeneermethode volgt, maakt misbruik van de dubbelzinnigheid van het begrip „rekenen tot". Verdient nu de „gerekende" het praedicaat (, ', zaad van Abraham") ja of neen? Het blijft een permanente onzekerheid. Maar de door ons gegeven opvatting doet uitkomen, dat het praedicaat „Abrahams zaad" (die roep-en lok-naam) inderdaad past op de door het Woord der belofte bijeengebrachte kerk. Als God rekent, dan rekent Hij zuiver. En als de kerk op zijn bevel dan ook rekent, dan onderstelt ze niet, maar stelt. 2x2 = 4; zóó zeker zijn wij Abrahams zaad.


1) B.v. Skinner (Gen. I.C.C.): in the line of Isaac shall thy name be perpetuated Is; 418, cf. Eo. 97, Heïi. lis. Keil (Gen.) „da «IpJ das Sein und AnerTcannt werden des Seins in-sich schliesst" het zaad, „mit dem Gott seinen Bund aufrichten wollte”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 februari 1947

De Reformatie | 8 Pagina's