GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BEZWAARDEN OVER EN ONDER DE SYNODOCRATIE.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEZWAARDEN OVER EN ONDER DE SYNODOCRATIE.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

19

De situatieteekening van Ds S. J. Popma.

Het behoeft geen verwondering te wekken, dat in den kring van hen wier niet bepaald flatteus beeld aldus werd geschetst en ten toon gesteld, de behoefte ontstond tot zelfbeproeving en tot het rekenschap afleggen van de resultaten daarvan. D|it geschiedde speciaal en nadrukkelijk door Ds S. J. Popma van Amersfoort in een, voor zoover ik weet niet gedrukt, doch alleen gestencild, geschrift, dat hij bij (Je herdenking van. zijn twaalf-en-een-half-jarigen arbeid in Amersfoort aan zijn gemeente aanbood.

Ds Popma gebruikt in navolging van Prof. Bavinck ook den term „nieuwe geest" als aanduiding van een zekere verandering, een gewijzigde instelling, een nieuwe' levens-en denkstijl, welke inderdaad in de Gereformeerde kerken, vooral in de dertiger jaren, openbaar werd. Natuurlijk wordt het woord „nieuw" in dezen term door hem niet absoluut bedoeld. „Prof. Bavinck bedoelt hier met den „nieuwen geest", den geest, die in onze kerken ontstaan is onder invloed van mannen als Prof. Schilder, de Hoogleeraren Vollenhoven en Dooyeweerd, de publicaties van Janse, den arbeid van Ds de Graaf, 't preekwerk van mannen als Ds V. d. Bom, Holwerda en van 't Veer. Om deze namen heen moet men vele andere denken en nooit mag men daarbij vergeten, de stimuleerende kracht van den exegetischefi arbeid, die in de commentarenreeks, welke bij Bottenburg verschijnt, en in de „Korte Verklaring", bij Kok verschijnend, tot uiting komt. Men denke verder aan medewerkers en lezers van De Reformatie, Pro Ecclesia, Philosophia Reformata en aan de werkgemeenschap van de Vereeniging voor Calvinistische wijsbegeerte. Bij vele onderlinge verschillen zijn hier inderdaad gemeensch^pelijke tendenzen en dan altijd in gebondenheid aan het Gereformeerd belijden".

Wat in het leven en werken van deze strooming, of liever: stroomingen en nuances, allereerst opvalt is de „zeer nauwe aansluiting bij het werk van Kuyper, Bavinck, Woltjer, Geesink. de aansluiting treft het éérst, dè, n het voortbouwen op hun werk, terwijl de critiek op hun arbeid veelal het karakter draagt van aanwijzen van en poging tot correctie van incongruenties, die mèn —^terecht of ten onrechte, dat kan hier buiten beschouwing blijven — meent te bespeuren bij de groote voorgangers".

Als er van „nieuwen geest" wordt gesproken dan moet men dus terdege inzien en vasthouden dat dit woord' „nieuw" geen tegenstelling aanduidt tusschen het streven van deze jongere generatie en haar groote voorgangers. Neen „nieuw" is deze geest in vergelijking, ja, in tegenstelling met den „geest" welke in de jaren 1916-1920 nieuw heette.' Dat was g n de geest, welke openbaar werd in de toenmalige, dikwijls zeer scherpe, , , critiek der jongeren", voor zoover deze, sterk beïnfluenceerd als zij was door de destijds nog zeer machtige ethische theologie, een sterk subjeetivistischen en relativistischen inslag vertoonde. De „nieuwe geest" uit de dertiger jaren evenwel sluit zich bewust bij de tradities van Kuyper en Bavinck aan. Daarom is het onjuist dezen „geest" als reactieverschijnsel te teekenen. „Hij is veeleer een positief voortbouwen en men beneemt zich de mogelijkheid de kwesties helder te stellen door-slechts .een subjectivistische strooming te zien, waartegen de „nieuwe geest" zich scherp afteekent. Nu ziet Prof. Bavinck de dingen aldus: in de reactie tegen subjectivisme en relativisme ligt véél verdienstelijks, maar steeds dreigt het gevaar — en hier en daar wordt het acuut — van excessen. Het subjectivisme slaat dan om in objectivisme en het relativisme in absolutisme".

Juist op dit punt evenwel stelt Prof. Bavinck, naar het oordeel van Ds Popma, de dingen niet scherp. Het hanteeren van. de tegenstellingen subjectivisme-objectivisme en relativisme-absolutisme is reeds opzichzelf geheel onjuist. Deze begrippenparen vormen in het geheel geen tegenstellingen. Warst subjectivisme en objectivisme zijn voluit tweelingbroers. Terwijl het relativisme op een geheel ander niveau ligt en dus een geheel andersoortige categorie vormt dan het absolutisme !

Dfe Popma toont dat als volgt aan.

„Relativisme ziet, bij Prof. Bavinck — terecht — op den inhoud van iemands overtuiging. Men weigert voor eenige overtuiging het harnas aan te trekken, omdat men er een gering waarheidsgehalte aan toekent, de zekerheidsgraad van eigen overtuiging is klein. Maar het absolutisme dat Prof. Bavinck ziet als kenmerk van den nieuwen geest, heeft betrekking — naar de omschrijving die hij ervan geeft — ojl de toon, waarop men een overtuiging uitspreekt en de weigering naar een ander te luisteren. Nu komt het niet zelden voor, dat een relativist op zeer overtuigenden toon spreekt, met een seigneuraal gebaar elke andere meening dan de zijne wegvaagt en niet luistert naar eenig betoog, dat het relativisme bestrijdt. De toon van spreken, de weigering van luisteren, zegt weinig of niets aangaande de vraag of iemand relativist is of absolutist".

Wanneer nu Prof. Bavinck niet zoo geboeid was geworden door, en zooveel aandacht geschonken had aan den buitenkant van wat hij beschouwde, maar meer had gevraagd naar den „inhoud" van dien nieuwen geest, zou hij als een van diens typeerende trekken hebben gevonden, dat Hij het absolutisme juist krachtig bestrijdt!

Wanneer we immers spreken van relativisme en absolutisme „handelen we over de zekerheidsgraad van onze overtuigingen. Nu is de laatste jaren de nieuwe geest hieraan openbaar geworden, dat hij weigerde als inhoud van kerkelijk belijden te aanvaarden, wat inhoud was van theologisch-wetenschappelijk inzicht. Tegen elke poging om dogma en dogmatiek te vereenzelvigen, heeft hij zich met kracht verzet. Een theologische-wetenschappelijke meening, hoe eerbiedwaardig ook, mag niet de waarde verkrijgen van een belijdenisuitspraak. Met nadruk is daarom gewezen op de vele onopgeloste vragen, voor welke het wetenschappelijk doordenken van vragen, die met de algemeene genade' samenhangen, met het vraagstuk van verbond en verkiezing, de problemen der anthropologie, de heilsorde, het kerkelijk vraagstuk e.a. zich geplaatst ziet. Dit was zoozeer het geval, dat zelfs de beschuldiing gehoord werd „alles op losse schroeven zetten"... Bij dezen stand van zaken, is het zeker onjuist als kenmerk van den nieuwen geest „absolutisme" te oemen. Absolutisme dreigt, waar men de taak van de Kerk en van de wetenschap met elkaar verwart. De nieuwe geest verzet zich tegen dat absolutisme en dat is van meer belang dan dat deze of gene wat al te spoedig klaar staat met het woord „profetisch", „reformatorisch", of „schriftuurlijk", of ook het woord „heidensch" gebruikt, om aan te geven, dat een auteur niet critisch genoeg stond tegenover een invloed van een heidensch wijsgeer. Ik zal een dergelijk spraakgebruik niet verdedigen. Signaleeren van heidensche invloeden is eerst vruchtbaar, wanneer klaar met de stukken wordt aangetoond, dat en hoe een synthese tusschen schriftuurlijke en onschriftuurlijke gedachten plaats vond. Maar het is m.i. onjuist uit een dergelijken stelligen toon te concludeeren tot absolutisme, terwijj heel het streven zich juist tegen het absolutisme keert. Absolutist dreigt hij te worden, die aan een wetenschappelijke overtuiging de waarde toekent van een belijdenisuitspraak".

Uitvoerig toont Ds Popma vervolgens aan, dat ook wat Prof. Bavinck omtrent het objectivisme en deaccentueering van verbond en heilshistorie, zpoals hij die in de nieuwe richting meent te ohtdekken, zegt, kant noch wal raakt.

Die kijk van Prof. Bavinck in dezen getuigt z.i. , , van een oppervlakkige en onzuivere waarneming. Het is natuurlijk mogelijk, dat er in onze Kerken een verbondsprediking gehoord wordt, waarbij de eisch tot bekeering verwaarloosd wordt. Ik weet geen enkele gemeente, waar dit gebeurt. Maar de vraag waar het op aan komt, is, of er verband. is, tusschen den nieuwen . geest en die ontrouwe prediking. Prof. Bavinck aanvaardt dit verband zonder eenig bewijs. Daarmede steunt hij — onbedoeld natuurlijk — de neiging van sommigen, op den klank af zich een oordeel te vormen en daarin elkaar na te praten. Ik hoop te kunnen aantoonen, dat zulk een verband onmogelijk kan bestaan. Ook niet Jn den vorm van eenzijdigheid of exces.

Dan moet ik beginnen met de vraag te beantwoorden: Wat is objectivisme? Staat het vierkant tegenover subjectivisme? Kan men de slechte werking in het een neutraliseeren door een dosis van het andere er bij te voegen?

Eerst dus: Wat is objectivisme?

Deze vraag is hier niet wetenschappelijk bedoeld. De kwestie is: wat wordt er gewoonlijk verstaan onder subjectief en objectief, onderwerpelijk en voorwerpelijk in ons kerkelijk spraakgebruik, in onze beoordeeling van preeken en stroomingen? D|an spreekt men van de objectieve waarheid, zooals die daar ligt en gelding heeft, afgedacht van mijn aanvaarden van die waarheid. Daartegenover hebben we dan ons subjectief beleven of verwerken ervan. We kunnen het zoo omschrijven: Objectief is de wereld buiten mij en subjectief is de wereld van mijn eigen bewustzijn. Ik houd deze omschrijving voor door en door onjuist en wetenschappelijk niet te verantwoorden. Dat doet hier echter niet terzake. In ons kerkelijk spraakgebruik wordt zóó ongeveer het probleem gesteld. Ook Prof. Bavinck houdt zich er aan. Een subjectivist is dan iemand, die oog heeft voor de-beteekenis van het subjectieve, mijn beleven der waarheid, mijn innerlijke strijd en twijfel, blijdschap, vervoering, warmte of kilheid, gi'oei of stilstand; maar de subjectivist overdrijft, hij slaat op hol en weet geen maat te houden. Het subjectieve heeft zóó zeer zijn belangstelling, dat hij het objectieve vergeet; hij komt niet uit de toovercirkel van zijn belevenissen, hij is altijd bezig met zgn innerlijk bestaan en kijkf — geestelijk gesproken — voortdiu-end in den spiegel. Een objectivist heeft daarentegen gansch geen belangstelling voor het innerlijk leven. Psychologische preeken zijn hem een . gruwel. De objectieve waarheid is hem het een en al. Het verstandelijk kennen en doordenken daarvan is het hoogste dat hij kent. Ook hij is radicaal en op hol geslagen. Zoo zwevend en vaag als de subjectivist is, zoo kil en dor is de objectivist. De objectivist heeft wel — zoo gaat deze redeneering verder — een groot

stuk waarheid te pakken, maar hij overdrijft, hij is nifet •êen uitgebalanceerd, evenwichtig mensch. Dfe subjectivist is dat al evenmin. We zullen dus moeten combineeren. Het goede, dat de objectivist heeft, moet verbonden worden met het goede element, dat in het subjectivisme schuilt. Dan zijn we er. Omdat we van huis uit onevenwichtige menschen zijn, moet voortdurend gehamerd worden op het aambeeld van het juiste midden, het evenwicht.

Zóó ongeveer wordt gewoonlijk het probleem onder ons gesteld en de stroomingen, die zich onder ons voordoen vanuit het schema: subjectivisme-objectivisme, bekeken.

Prof. Bavinck doet niet anders. De nieuwe geest moet ook zijn_ plaats in dit schema innemen. En omdat wel duidelijk is, dat hij van subjectivisme niets hebben moet, schiet er al niets anders over dan hem objectivistisch te noemen en karakteristieken te zoeken, die alle met het objectivisme in verband gebracht worden. De verbondsprediking en het accent, dat op de heilshistorie wordt gelegd, ziet men dan als het objectivisme. Hoort men dan bovendien nog, dat de nieuwe geest van kenmerken der genade in ons niet weten wil of althans er geen belangstelling voor heeft, dan wordt alle aarzeling overwonnen. Het vonnis is gereed: Objectivisme!

Maar nu de feiten.

Ieder die de laatste jaren heeft meegeleefd, met' wat er omgaat in ons kerkelijk leven en niet een oppervlakkig toeschouwer is gebleven, die zich tevreden stelt met onnadenkende toepassing van een traditioneel schema als objectivisme-subjectivisme, ieder dus die ernstig kennis nam van publicaties en discussies, heeft kunnen constateeren, dat heel deze probleemstelling „subjectief-objectief" aan een eritisch onderzoek onderworpen is. Heel die grondonderscheiding van individu, met zijn innerlijke activiteit èn de passieve buitenwereld daartegenover is subjectivistisch, want ze neemt de wereld van eigen bewustzijn als maatstaf en principe. Kenmerk van het objectieve is in dezen gedachtengang, dat het passief staat tegenover die wereld van het bewustzijn. Ik kan alleen van Jiet objectieve iets zeggen, wanneer ik mijn subjectiviteit als uitgangspunt neem. Hieruit volgt, dat de probleemstelling zelf subjectivism t i s c h is en afkomstig uit den subjectivistischen hoek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

BEZWAARDEN OVER EN ONDER DE SYNODOCRATIE.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 oktober 1947

De Reformatie | 8 Pagina's