GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bezwaarden over en onder de synodocratie. 27

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezwaarden over en onder de synodocratie. 27

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

27

De critiek van de professoretr Dooyeweerd en Vollenhoven, II.

Uitermate scherp is het oordeel van de beide bezwaarde professoren over deze synodale handelwijze.

Neen, zij ontkennen niet, dat over een verschil van interpretatie als ei-ten opzichte van art. 31 K.O. openbaar werd en voortbestaat ten slotte een Generale Synode moet oordeelen. Dat spreekt voor zich zelf. Maar een Generale Synode mag op een „zoo fimdamenteel punt" geen „i n c i d e n, t eele beslissing forceeren, die niet door de innerlijke oviertuiging der kerken • in gebondenheid aan Gods Woord wordt g eii rage n". Een meeningsverschil als het onderhavige kan niet „door een incidenteele machtsspreuk worden opgelost, doch (eischt) inderdaad een afzonderlijk onderzoek in rustiger tijden, waarin de vrijheid van" meeningsuiting niet is onderdrukt". Zoodra een synode toch dezen slechten weg ter oplossing van zoo'n geschil opgaat, „a 1 i s z ij daarbij nog zoo zeer o v e r t u i g d van de zakelijke juistheid' vanhaar opvatting, treedt onherroepelijk een-deformatieproces in de practijk van ons kerkrecht in, waarvan de consequenties zich niet laten overzien. Zij treedt dan op als een bestuurscollege naar het voorbeeld van de wereldlijke overheid, dat zich een zelfstandig gezag, los van de plaatselijke kerken toekent en van de la.atste passieve onderwerping eischt".

En nu is dit het ontstellende: in de procedure-Schilder is de synode toch als zoo'n „bestuurscollege" opgetreden.' Maar het is • in het licht van het bovenstaande volstrekt „onverdedigbaar", dat de Generale Sjmode in deze situatie „een incidenteele beslissing forceert, en dat nog wêl in dezen vorm, dat zij een gedragslijn, die naar haar eigen erkentenis slechts de consequente toepassing is van een door haar niet gedeelde opvatting van art. 31 K.O., als „muiterij" brandmerkt en hem, die haar volgde, op dezen grond door haar schorsingsvonnis trof".

Welke opvatting men ook over de strekking van dit artikel huldigt, men moet, zoo men inderdaad onpartijdig wil oordeelen, erkennen, dat een dergelijke weg om in een ernstig meeningsverschil een bepaalde zienswijze te doen zegevieren, niet naar, Gods Woord kan zijn en aan een gezonde practijk van ons Kerkrecht ernstige schade moet toebrengen.

Het is o.i. zonder meer ongeoorloofd een van de synodale zienswijze afwijkende opvatting in zake art. 31 K.O. met de daaruit getrokken practische consequenties als een „ergerlijke zonde" te qualificeeren, zoolang niet duidelijk voor de kerken is bewezen, dat deze o p v a t t i n g i n d e r d a a d m e t d e n g e e s t o n z e r kerkenorde en de daarvoor door Gods Woord gegeven richtsnoeren in strijdis, nog daargelaten, dat de zondte van scheurmaking naar haar aard de zondige beg e e r t e in zich sluit, naar luidt van ons avondmaalsformulier.

Zelfs in het wereldlijk strafrecht speelt de z.g.n, „motievenschuld" bij alle misdrijven een essentieele rol en behoort een bestraffing los van een waardeering vaUj de laatste tot uitzonderingen. Hoe veel te minder mag dan in een kerkelijke gemeenschap als een „ergerlijke zonde" worden gequalificeerd een gedragslijn, welker kenbare m o t i e v e n men uitdrukkelijk van de beoordeeling uitschakelt, en die louter uit een afwijkend inzicht' in de grondslagen van ons kerkrecht voortspruit?

De wijze waarop de Synode zich in het conflict-Schilder gedroeg wekt „weer zekere herinneringen op aan de behandeling van de kerkrechtelijke denkbeelden der groote figuren uit de Doleantie door de v3rdedigers der. synodale hiërarchie in de Ned. Herv. Kerk". Een uitdrukking als: „deze beschouwing is echter met het Gereformeerd kerkrecht en de beginselen der Kerkenordening ten eenenmale in strijd, gel ij k prof. Schilder zelf ook heel goed kan weten", voorkomende in de reeds genoemde Toelichting, is, „waar zelfs geen poging wordt gedaan de bedoelde zienswijze in haar historischen achtergrond te benaderen, en op broederlijke wijze in breed verband te weerleggen, kenschetsend voor het autoritaire standpunt" der synode.

Hiertegenover „zegge men niet: De Generale Synode der Ned. Herv. Kerk miste het karakter eener ware synode. Ongetwijfeld was zij het creatuur van een opgelegde bestuursorganisatie. Maar wij moeten het er in onze Gereformeerde Kerken, die mede uit de Djoleantie zijn voortgekomen, toch althans hierover eens zijn, dat het kenmerk eener „ware" synode niet louter in haar formeel-organisatorischen opbouw, maar in de eerste plaats in haar levend contact m e t d e kerken moet worden gezocht.

Wanneer een synode, ook al is zij formeel nog zoo wettig geconstitueerd een bepaalde zienswijze gaat decreteeren en opzettelijk weigert 'opt een mede in de kerken levende van de hare afwijkende zienswijze e r n s t i g in te gaan, is het gevaarvoor de in de Ned. Herv. Kerk veroordeelde bestuurshiërarchie acuut aanwezig. Daarvoor kunnen op den duur de oogen der kerken niet gesloten blijven, zoolang de geest der Reformatie in haar werkzaam blijft.

Wanneer onze kerken alleen op haar formeele organisatie gaan vertrouwen, zijn zij geestelijk v e r 1 o - r e n". (

Met diepen ernst roepen de hoogleeraren de synode op, vooral nu, blijkens de Toelichting der Synode zélf, van een niét de facto'erkennen van de besluiten der Synodte van 1942 door prof. Schilder niet kan gesproken worden, het in geding zijnde geschilpunt „in zijn algemeene en fundamenteelestrekk i n g" tot een „algemejene en fundamenteel e oplossing" te brengen.

„Niets kan er meer toe bijdragen, de groeiende onrust in onze kerken weg te nemen, dan een terugkeer in deze procedure 'tot den eenigen weg, die naar den geest onzer kerkenorde tot oplossing van het onderhavig confict was aangewezen.

Is inderdaad op dit fundamenteele punt recht gedaan, dan zal ook in de toekomst een herhaling van zulke kerkrechtelijke conflicten niet meer mogelijk zijn. Want niemand — ook prof. Schilder niet — zal ontkennen, dat de interpretatie van art. 31 K.O. naar haar aard de kerken in 't gemeen raakt en ten slotte alleen door de Generale Synode, mits na grondig en opzettelijk onderzoek van het bestaande meeningsverschil, met bindend gezag kan worden vastgesteld.

Bij de thans - gevolgde procedure zullen zich daarentegen telkens opnieuw de onderlinge afwijkende zienswijzen tegen elkander geldend maken.

Want aan een incidenteele autoritaire vastlegging van één van beide, kan niemand zich in zijn geweten gebonden achten".

Uitvoerig gaan de requesteerende professoren vervolgens in op de schorsing van prof. Schilder als predikant door de Generale Synode, met volkomen voor bij gang van de klerk van Delfshaven, waaraan prof. Schilder als emeritus-predikant in vollen reeht verbondenis .

Ongetwijfeld staat het vast dat de schorsing van een hoogleeraar tot die zaken behoort, welke „de Kerken der meerdere vergadering in 't gemeen" raken en dus eventueel door een Generale Synode behoort te geschieden. Maar van een schorsing van een predikant — ook al is hij emeritus — kan dat niét worden gezegd. Zulk een schorsing is een zaak welke primair tot de competentie behoort van de kerk waaraan zoo'n predikant ambtelijk verbonden is. Zeer ze-' ker heeft ook het kerkverband en dus de meerdere vergadering bepaalde rechten en plichten bij zulk een ischorsing. En het moet ook worden toegestemd, dat er verschil van inzicht is over den omvang van de bevoegdheid der meerdere vergaderingen bij zoo'n schorsing. Met name wordt er gestreden over de vraag of een Generale Synode bevoegdheid heeft zelfstandig tucht uit te oefenen. Maar dit alles verandert nipts aan het feit, dat hetrechtomeenambtsdrager te s c h o r s e n p r i m a i r het privelege en de opdracht van de plaatse li ij ke kerk is.

Het is in onze kerkrechtelijke litteratuur onbestreden „dat aan de „meerdere vergaderingen" geen zelfs t a n d i g gezag kan toekomen, omdat de Heilige Schrift ons steeds weer inprent, r, dat in kerkelijke zaken door den Koning der Kerk de uitoefening van oorspronkelijk gezag slechts aan de gemeente in haar wettige organen is toebetrouwd. De meerdere vergaderingen kunnen in dit opzicht dus slechts een gezag uitoefenen, dat van dat der „gemeente" is afgeleid, die het zelve slechts aan Christus Jezus als den Koning der Kerk kan ontleenen.

Dit schriftuxu-lijk grondbeginsel sluit in zich, dat ook bfl de tuchtoefening over de dienaren des Woords de kerkeraad der plaatselijke gemeente in ieder geval het primaire orgaan moet blijven én dat een zelfstandige uitoefening van de tucht door een meerdere vergadering, met v o o r b ij g a n g van die plaatselijke kerk, in positieven strijd met de Heilige Schrift en met onze daarin gegron-

de kerkenorde moet worden geoordeeld zoo althans niet kan worden aangetoond, dat de plaatselijke kerk hier principieel in gebreke is gebleven, of het een zaak betreft, die „de kerken in 't gemeen" aangaat".

De beide laatste reserves noemen de hoogleeraren er uitdrukkelijk bij om rekening te houden met de „ruime uitlegging" van de bevoegdheid der. meerdere vergaderingen. Maar ook als men die ruime bevoegdheid erkent, ook als men met name aan de Generale Synode de macht tot schorsing en afzetting van predikanten wil toegekend zien, kan dat recht toch slechts verdedigd worden , , met handhaving van het hierboven vermeld fundamenteel beginsel dat ons in de Heilip Schrift is geopenbaard".

Dit fundamenteel beginsel nu werd door de Synode in de procediire-Schilder fundamenteel geschonden! Op geen enkele wijze werd de kerk van Delfshaven in de schorsing gekend. En dat terwijl toch geen enkele van de gronden, waarop het ingrijpen van meerdere vergaderingen in een schorsingsprocedure, of het zelfstandig ter hand nemen daarvan, wordt verdedigd, voorhanden was.

Het is niet noodig uitvoerig weer te geven wat de beide hoogleeraren voorts nog betoogen.

We memoreeren alleen, dat ze in den breede aantoonen:

dat bij de schorsing van prof. Schilder ook nog het besluit van de synode van 1936 inzake de tuchtoefening van predikanten, die, nadat ze van hun dienstwerk zijn ontslagen en den naam en de eere van dienaren des Woords behouden, niet meer als lidmaat tot die kerk behooren, waaraan ze ambtelijk gebondèn zijn, geschonden isi;

dat prof. Schilder in deze procedure inderdaad onverhoord geoordeeld is, omdat hij gedwongen werd zich bij de „autoritaire en inci dentee-Ie vastlegginlgvan een kerkrechtelijike opvatting, die met de traditie van de Doleantie in l'ijnrecht e n s t r ij d is" neer te leggen en dus het beginsel dat heel zijn handelwijze beheersehte en zich in al zijn veroordeelde daden belichaamde, zonder meer prijs te geven, vóór de synode over zijn opvattingen en gevoelens van gedachten wilde wisselen;

dat alle in de sohorsingsgronden (genoemde, misdrijven in hoofdzaak 'en ten principale niets anders zijn „dan een consequente doorvoering van een kerkrechtelijke zienswijze, die sinds de Doleantie in onze kerken ingang had gevonden en als zoodanig door (de) Synode (van 1943) niet is onderzocht" en daarom van „schexirmaking" eenvoudig geen sprake kan zijrï;

en dat de conclusie van dit bezwaarschrift deze is, „DAT DE SCHORSING VAN PROF. SCHILDER OVER DE GEHEELE LINIE IN STRIJD MOET WORDEN GEACHT MET DE GRONDSLAGEN ONZER KERKEN-ORDE EN ZOO SPOEDIG MO­ GELIJK DIENT TE WORDEN OPGEHEVEN".

Is het te verwonderen, dat een zóó gefundeerd bezwaarschrift, met een zoo krasse conclusie, ook toegezonden aan alle kerken, een schok door de gelederen deed gaan?

Ook dit bezwaarschrift wees de Synode evenwel à f.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Bezwaarden over en onder de synodocratie. 27

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 januari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's