GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bezwaarden over en onder de synodocratoe.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezwaarden over en onder de synodocratoe.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De „draai” van Dr Schippers III.

De „draai” van Dr Schippers III.

Nog een belangrijke bijdrage in den kerkeiijken wirwar heeft Dr Schippers' ons geschonken.

Zie, zoo betoogt hij ergens, vergis u niet! ^) Er wordt wel eens gezegd, * dat de bezwaarden de „groepj" liever hebben dan de , , kerk"! Maar dat is een kapitale vergissing. De meesten onder hen lieten zich bij hun beslissingen juist leiden door den wil om in de kerk te blijven! Juist om in de gemeenschap van Christus' kerk trouw en gehoorzaam te zijn, verwierpen ze al die synodale besluiten en handelingen uit de jaren 1942 en 1943!

Maar hoewel de wil om in de kerk te mogen blijven, die bezwaarden bij al hun daden dreef, maakten ze desalniettemin toch een groote fout en die fout werd geboren uit een totaal verkeerd inzicht.

„Tallooze bezwaarden — aldus Dr Schippers — kunnen maar niet inzien, dat het wezenlijk goed en recht is, allerlei bezwaren te hebben, bezwaren van leerstelligen en kerkrechtelijken en ethischen aard, en dan toch in de kerkgemeenschap te blijven, terwijl men er heilig van overtuigd is, dat deze kerkgemeenschap zich schuldig maakte aan binding aan wat men een d o x a, een theologische meening, en geen d o g-Kia acht en aan onrecht en aan in den grond immoreele gedragingen. Het is niet alleen krachtens hun inzicht in het ambt aller geloovigen, dat zij, na eigen ef anderer protest tegen dit alles, niet langer in him lid zijn van een in hun oogen zóó schuldige gemeenschap de verantwoordelijkheid hiervoor willen dragen; 'Het is ook wel degelijk hun gevoelen, dat zij geen „kerk" meer zouden hebben, iadien zij de gemeenschap van Woord-en Sacramentsbediening bleven •efenen met hen, die zij aan al dit kwaad zien schuldig staan. Een kerk mag niet in haar belijdenis verder gaan dan de Schrift en zij mag geen cardinale kerkrechtelijke fouten maken en zij mag geen openlijke moreele zwakheden hebben en deze tot moreele kracht verklaren, op straffe, dat zij niet langer „kerk", gemeente van Jezus Christus, is, zoo is hun redeneering. .. Deze hroeders kunnen In het kerkelijk regiment geen zwakheden ep gebreken verdragen".

Ten aanzien van deze zaken wil Dr Schippers zijn bezwaarde broeders nu nader onderwijzen.

Hij stelt daartoe allereerst de vraag „of dat dan •ok wel wezenlijk godzalig is, dat geduld hebben met zwakheid en gebreken van het kerkelijk regiment".

God eischt dat zonder twijfel van de kinderen in de verhouding tot hun ouders en van de onderdanen in het verkeer met hun overheden; geldt deze regel evenwel óók voor de leden der kerk ten opzichte van hen, door wier hand het Gode belieft hen in d€ kerk te regeeren?

En in verband met deze vraag gaat Dr Schippers dan spreken over de vra'ag of er inderdaad kerke-1 ij k gezag is, waaraan k e r k e 1 ij k e gehoorzaamheid te beantwoorden heeft.

Het staat nu, aldus Dr Schippers, onder Gereformeerden vast, dat Christus ons óók in de kerk door middel van menschen wil regeeren en dat deze menschen macht hebben.

Maar hoe is nu die macht? Van wat voor aard is aij? Met wat voor klem grijpt ze in de zielen? En hoe diep dringt ze in het leven door?

Zich aansluitend aan Voetius, onderscheidt Dr Schippers dan een kerkelijk gezag van p o-s i t i e f goddelijk recht en een kerkelijk gezag van permissief goddelijk recht.

Het eerste gezag openbaart zich daar waar een kerkeraad een rechtstreeks en duidelijk bevel van God, overeenkomstig zijn opdracht, uitvoert. God heeft b.v. bevolen, dat de kerk , , godsdienstoefeningen" zal houden. Welnu dan moet de kerkeraad die organiseeren en als hij dat doet handelt hij naar positief goddelijk recht en wie dan ongehoorzaam is aan den kerkeraad wederstaat God zelf! Als de kerkeraad dan ook „godsdienstoeferiingen" uitschrijft, handelt hij naar positief, goddelijk recht en heeft hij groote, volstrekte macht.

Maar er zijn ook dingen die als „middelmatige" getypeerd kunnen worden, dingen waaromtrent Gtod aan de kerkelijke machten heeft „toegestaan" (permissie gegeven) om ze zus of zoo te beslissen. Zulk een zaak is bijvoorbeeld de plaats en de t ij d der , , godsdienstoefeningen". Daaromtrent gaf God geen positieve aanwijzingen. Ten aanzien daarvan heeft de kerkeraad dus alleen maar een permissief goddelijk recht van handelen. Dat beteskent evenwel niet, dat een kerkeraad nu maar willekeurig den tijd en de plaats van die samenkomsten der kerk mag vaststellen. Geen sprake van! Hij moet rekenen met de broeders! Hij moet de liefde en het vrede-bestand der gemeente door willekeurige bepalingen niet verstoren! Integendeel, hij moet zulke besluiten nemen, die ze bevorderen, en dienen.

En zie, hier nu ontstaat de mogelijkheid van zwakheid en gebreken! Zonder dat er van onwil of heerschzucht sprake behoeft te zijn, kan een kerkeraad toch in zulke aangelegenheden niet , , verstandig", niet „wijs" handelen. In dergelijke beslissingen openbaart zich de gebrokenheid van het leven en de onmacht om aan de liefde tot de broeders het effect van de volkomen gehoorzame daad te geven.

Christus zou in zulke gevallen feilloos zuivere decisies nemen. Zijn aardsclie dienaren kunnen dat evenwel niet. Hun beslissingen zijn niet g o d d e 1 ij k, doch alleen maar „k e r k e 1 ij k". Ze hebben gezag. Ze worden met volmacht genomen. Maar ze zijn altijd „onvolkomen en met zonde bevlekt". Het gezag, dat ze bezitten is daarom nooit als dat van Christus, het is relatief, beperkt, zwak!

Dit alles is duidelijk!

Maar hoe staat het met die beslissingen, welke de kerk ki^achtens positief goddel ij k recht nemen moet en kan? Die zijn toch zeker wel onbevlekt en ongeschonden, puur goddelijk en absoluut bindend, vragend volstrekte gehoorzaamheid?

Ho, ho, zegt Dr Schippers, niet zoo hard van stapel loopen!

Ja, dat zouden we wel fijn vinden als we met het scherpe zwaard der juiste onderscheiding alle moeilijkheden konden overwinnen! De zaak was dan zoo klaar als kristal: ten aanzien van de middelmatige dingen neemt de kerk beslissingen met „k e r k e 1 ij k" gezag, in alle andere aangelegenheden treedt ze op met „goddelijk" gezag". En ten opzichte van die „kerkelijk gezag" hebbende beslissingen past dan , , kerkelijk« gehoorzaamheid", terwijl die andere hoogere besluiten , , g e 1 o o f s gehoorzaamheid" vorderen!.

Helaas, zoo simpel is de zaak niet.

Want als Voetius dat positieve goddelijke recht waarnaar de kerk besluiten moet nemen bespreekt, dan zegt hij , , dat datgene van goddelijk reel*-is, dat door uitdrukkelijk bevel of in betrekking tot de gemeenschappelijke orde en de practijk der apostolische kerken in de Schrift ons wordt voorgehouden".

En zie, nu zitten we weer midden in de misere. Want niet alleen een met duidelijke woorden in de Schrift gegeven bevel is uitdrukking van den goddeiijken wil, en leidt tot , , positief goddelijk recht", neen, ook de p r a c t ij k van de apostolische kerk, het voorbeeld van de eerste gemeente.

En nu treden verklaarders der Schrift op! En de belijdenis opstellende kerken! En er komt zoo allerlei verschil tusschen wat deze verklaren en vaststellen. En wat voor gezag heeft eigenlijk een belijdenis? Zijn er fundamenteele en niet fundamenteele deelen in? Hebben de artikelen over de kerkregeering een ander gezag dan die welke over „de centrale waarheden" handelen?

En zoo duikt de vraag op: is er wel echt 'n fundamenteel onderscheid tusschen dat permissief en dat positief goddelijk recht ? Eii ho> 2 staat het met het gezag van het dogma in het algemeen? In een dogma zijn altijd twee elementen verbonden: G o d d e-1 ij k — dat is dus absoluut — gezag en kerkelijke belijdenis — en zit in dat laatste niet altijd wat of heel veel relatiefs ? Dit is vast: „het dogma heeft niet zonder meer het gezag van de waarheid. Het is een kerkelijke belijdenis". De kerk heeft er haar verantwoordelijkheid voor. Ze is verantwoordelijk vopr de formuleering van de waarheid. En ook voor dat wat zij w e 1 en dat wat zij niet in haar belijdenis opneemt.

En zoo is Dr Schipper's conclusie:

„In dit alles steekt een stuk „kerkelijk" gezag, waarin m e n s c h e 1 ij k e keus en m e n s c h e-1 ij k e verantwoordelijkheid een rol speelt en waarin deze dikwijls sterk historisch gebonden is; en met de waarheid Gods, die voor alle volken en alle eeuwen is, staat het toch wel geheel anders".

Wanneer nu zoo het gezag van waf de kerk als waarheid formuleert en vaststelt aan alle kanten beperkt en relatief is, ja, dan is het met de gehoorzaamheid, welke we aan zulke stellingen moeten bewijzen — het spreekt vanzelf — navenant! Naarmate het gezag van wat kerkelijk bindend wordt opgelegd zwakker en s 1 a .p p e r is, is ook de daardoor gevorderde en daaraan beantwoordende gehoorzaamheid minder strak. „Kerkelijk" gezag en „kerkelijke gehoorzaamheid" hangen alzoo zeer nauw samen. Als de kracht en de ernst van de eerste afnemen, geschiedt dat in gelijke mate ook met de tweede. En in ieder geval zijn het „k e r k te 1 ij k" gezag en de „kerk e-5 ijk e" gehoorzaamheid op geen uren of stukken na zoo radicaal, integraal en exclusief als het goddel ij ke gezag en de daardoor geëischte en de daarop reageerende g e l o o f s g e h o o r ­ zaamheid.

Nu gebeurt het natuurlijk wel eens, misschien zelfs wel zeer dikwijls, dat een kerkelijke vergadering beslissingen neemt, die men niet juist acht, die alleen maar een „meening" en geen werkelijk-goddelijke waarheid vastleggen. Dat is wel heel erg, dat is zelfs zonde, het openbaart ons, dat de kerk hier onvolkomen en met zonden bevlekt is! Maar juist in zoo'n g§val moeten we ons nu goed realiseeren, dat — gelukkig! — zoo'n uitspraak alleen maar „kerkelijk" is, en dus alleen maar „k e r k e 1 ij k" gezag bezit. En dat wij er — de Heere zij daarvóór geloofd! — alleen maar „kerkelijke gehoorzaamheid aan behoeven te bewijzen. De zaak is dus — o, wat een uitkomst! — toch weer niet zoo heel erg tragisch. Zulke uitspraken „knellen" eigenlijk heelemaal niet! Ze zijn. met de daardoor gevorderde gehoorzaamheid, heelemaal niet „fnuikend voor de vrijheid, die in Christus Jezus is". Op eeu

voorwaarde evenwel, deze n.l., dat wij haar niet gebruiken „tot een oorzaak voor het vleesch, maar dat wij elkander dienen door de liefde".

Als we, oip het populair te zegge^ den boel maar laten waaien en ons van de heele zaÈftc niets aantrekken, dan is het mis! Dan wordt het geduld hebben met de „zwakheden en gebreken" der kerk „een misdadig relativisme, een betrekkelijk stellen van wat vast en klaar moet zijn". Daarom moeten alle leden der kerk trouw zijn in het jagen naar verbetering en herstel van bedreven kwaad. En' op deze wijze moet geworsteld worden in „hartstochtelijke bewaring der kerkelijke eenheid en trouw".

Natuurlijk: er moet een mogelijkheid, een basis zijn voor dezen strijd om verbetering in betooning van trouw en bewaring der eenheid! Niet in iedere kerkelijke situatie kan en mag-^hij worden gestreden! Als een „kerkgemeenschap aan haar concrete beslissingen meer gezag toekent, dan aan het Woord Gods en snijdt zij het recht van appèl af of wil zij op een leerkwestie niet ingaan, dan is het met de kerk wel hopeloos mis".

Maar zoo is het nu in de gereformeerde kerken — aldus Djr Schippers — niet. Daarin was alleen maareen vertrouwenscrisis, die rechtlijnig naar een gehoorzaamheidscrisis voerde. En daarin baat een , , krampachtig drijven naar de volmaaktheid" geen steek. De vrijgemaakten hebben dat maar al te veel gedaan, zot) is de toepassing van Dr Schippers' „preek". Zij hebben „een klap van den Donatistischen en Labadistischen molen te pakken". Ze vechten voor een volmaakte, een heilige kerk. Zij hebben geen verstand van „kerkelijk" gezag en van „kerkelijke" gehoorzaamheid. Ze moeten meer „gelatenheid" en minder „geladenheid" vertoonen!

Zoo ongeveer is Dr Schippers' betoog. Kort en nuchter kunnen we het zoo samenvatten: Die binding aan de synodale beslissingen is heelemaal zoo erg niet. Ze hebben alleen maar „kerkelijk" gezag. Er zit muziek en elastiek genoeg in. En de gehoorzaamheid die ze vragen — daar hoef je werkelijk geen , , gewetenskrampen" van te krijgen! Alleen: je moet natuurlijk je best doen om de zaak weer in het reine te brengen.

Volgende week een enkel woordeke van critiek op dit schoone betoog.


1) In „Bezinning", le Jaarjf. N«. 1.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Bezwaarden over en onder de synodocratoe.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 21 februari 1948

De Reformatie | 8 Pagina's