GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BEZWAARDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEZWAARDEN

over en onder de synodocratie 45

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De houding van Ds Van Teylingen, II

Wat ons in het, in 't nr van 22 Mei, geciteerde stuk EÉllereerst opvalt is de zuivere, eerlijke teekening van de situatie waarin alle kerken, ambtsdragers, geloovigen door de synodale besluiten van 1942/43 gekomen waren.

De synode — aldus Ds Van Teylingen — heeft bindend allerlei leeruitspraken opgelegd. Dat is een feit van hoogst ernstige beteekenis. Het mag niet gebagatelliseerd worden. En evenmin mag men het met allerlei sofismen krachteloos maken.

Wanneer nu de synode gebonden heeft •— zoo gaat Ds Van Teylingen dan verder — is het natuurlijk noodzakelijk precies te weten w a a r a a n men gebonden werd. Daaromtrent behoeven we evenwel in 't geheel niet in het duister te tasten. Er is een Toelichting van de leeruitspraken, die, zooals de synode zelf uitsprak, een hoogere waarde bezit dan een gewoon rapport. En er is ook nog een P r a e-advies, dat de argumenten geeft, waarmee de Synode de bezwaarden wilde overtuigen. Natuurlijk heeft de Synode zich nooit op elk woord en elke uitdrukking van die stukken vastgelegd. Maar de hoofdinhoud van beide documenten wordt zoo klaar, zoo dikwijls en zoo krachtig tot uitdrukking gebracht, dat misverstand daaromtrent niet meer mogelijk is.

Zonder twijfel dacht Ds Van Teylingen aan uitspraken als:

dat de doop de verzegeling is van een heilsafkondiging en heilsverzekering, welke zoowel spreekt van een heil, dat den doopeling reeds geschonken werd als van hetgeen hij straks zeker nog ontvangen zal;

dat de wedergeboorte en de afwassching der zonden, als gaven die aan den doopeling r*eds geschonken zijn, in den doop worden beteekend en verzegeld;

dat „voor onze belijdenis tot het wezen van het saerament behoort, dat het geloof veronderstelt", omdat de doop voor den doopeling „de bevestiging (is) van de Goddelijke verzekering, dat hij het heil heeft ontvangen; te weten, dat hij met Christus' bloed en Geest van al zijn zonden is gewasschen”;

dat daarom in al degenen die gedoopt worden het geloof als aanwezig moet worden verondersteld;

dat alle te doopen kinderen derhalve voor reeds wedergeboren kinderen moeten worden gehouden

en dat het doopsformulier aan niet-uitverkoren doopelingen het recht op den doop , , in zijn vollen, diepen zin niet toekent; en hun doop niet in den voUen zin als doop beschouwt”.

En wat doet Ds Van Teylingen nadat hij deze situatieteekening zoo zorgvuldig heeft geschetst?

Hij gaat precies omschrijven hoe hij over de in geding zijnde kwesties denkt.

En dan hooren we het volgende:

le de verklaring van de synode van 1942 inzake het zaad des verbonds denatureert wat de synode van 1905 daaromtrent uitsprak;

2e de verklaring der synode omtrent het zaad des verbonds, n.l. dat het voor wedergeboren en in Christus geheiligd moet worden gehouden, is niet klaar en n i e t d u i d e 1 ij k; en een werkelijk verantwoorde confessioneele uitspraak dienaangaande kan, indien men althans de in de confessie tot uitdrukking gebrachte eenigheid des geloofs niet wil breken, eerst na breede en grondige studie tot stand wor­ den gebracht. De synode van 1942/43 handelde derhalve overijld;

3e de genoemde verklaring is niets anders dan een gedragsregel, een bejegeningsnorm, welke aan zakelijken inhoud niets meer bevat dan dit, dat niemand aan de kinderen ontzeggen mag, dat ze deelen in de gaven, die de Heilige Geest in de gemeente van Christus' wege uitdeelt;

4e de heilige doop verzegelt — zooals de verklaring welke Prof. Lindeboom en een aantal anderen in 1905 publiceerde het uitdrukt —• niet iets dat in den doopeling aanwezig is of voorondersteld wordt aanwezig te zijn maar de beloften van het Genadeverbond in het Evangelie geopenbaard;

5e de gedachte dat den niet-verkoren kinderen des verbonds het recht op den doop in diepen en vollen zin niet zou toekomen moet als ganseh verkeerd worden verworpen;

6e alle kinderen des Verbonds hebben dezelfde beloften ontvangen, ze worden op dezelfde wijze ernstiglijk en waarachtiglijk geroepen en met de wrake des Verbonds bedreigd.

Wanneer wij deze dogmatische verklaring van Ds Van Teylingen vergelijken met wat de Synode leert, is het voor ieder duidelijk, dat hij de synodale uitspraken van 1942/43 radioaal verwerpt. Men vergelijke slechts:

le De Synode verklaarde: gij moet ieder gedoopt kind, alle gedoopte kinderen hoofd voorhoofd, .houden voor reeds wedergeboren kinderen. In haar antwoord op den voorslag van de amersfoortsche predikanten had de synode dat in èen aparte synodale uitspraak nog eens zeer nadrukkelijk uitgesproken (art. 343, 371, 381, bijlage LXIX der Acta).

Neen, zegt Ds Van Teylingen — ik ga geen streep verder dan dat niemand aan de kinderen mag ontzeggen, dat ze deelen in de gaven des Heiligen (ïeestes.' Men voelt, dat is ganseh wat anders. Het maakt immers een groot verschil of ik zeg: gij moet den man beslist houden voor een eerlijk mensch, of dat ik zeg: gij moogt het er niet voor houden dat hij oneerlijk is!

2e De Synode had met alle kracht uitgesproken, dat de doop is de verzegeling en bekrachtiging van: reeds werkelijk geschonken vergeving der zonden (Praeadvies p. 8, 11);

reeds inderdaad ontvangen genade (ld. p. 12);

een reeds gebracht zijn of worden in de levensgemeenschap met den drieëenigen God, welke de, zaligheid absoluut insluit (ld. p. 12);

een belofte welke naar haar vollen zin niet alle kinderen van geloovige ouders omvat, doch alleen den uitverkorenen onder hen geldt (ld. p. 38, 43);

een onvoorwaardelijke heilsbelofte, een heilsverzekering aan de uitverkorenen (ld. p. 53), ; aanwezig geloof (Acta art. 429);

Neen, zegt Ds Van Teylingen weer tegen deze op allerlei wijze geformuleerde synodale leerconstructie. Ik verwerp dat alles en geloof en belijd, dat de doop de belofte van het genadeverbond in het Evangelie geopenbaard — niets anders, niets meer, niets minder — verzegelt en derhalve niets van wat in den mensch aan geloof, heil, wedergeboorte, of hoe men dat in den mensch door den Heiligen Geest gewerkte heil ook noemen mag, aanwezig is.

3e. De Synode leerde met grooten nadruk, dat de belofte van het genadeverbónd, de belofte des Verbonds, de wedergeboorte en dus de zaligheid insluit en dus „althans wanneer ze naar haar vollen zin wordt genomen, niet alle kinderen van geloovige ouders omvat”.

Neen — zegt Ds Van Teylingen weer — ik verwerp die constructie en geloof en belijd dat alle kinderen dezelfde beloften hebben ontvangen. En deze voor allen gelijke beloften worden aan alle kinderen des Verbonds, door de voor allen gelijken doop, verzegeld en deze kinderen hebben dan ook allen denzelfden vollen doop ontvangen, zooals hun ook allen hetzelfde recht op dien doop naar Goddelijke beschikking toekomt.

Alzoo sprak Ds Van Teylingen.

We kunnen het niet beter zeggen dan zoo: h ij ma, akte zich vrij van de synodale leerbeslissingen.

Neen, de Acte van Vrijmaking zooals déze op 11 Augustus 1944 in Den Haag was opgesteld, onderschreef hij niet. Hij noemt verschillende redenen op, waarom hij dat niet deed. Maar al is zijn verklaring voor den kerkeraad niet die acte: zijn schrijven aan kerkeraad en classis is metterdaad toch een acte-vanvrijmaking-van de synodale-leeruitspraken.

Men lette daar goed op!

Het stuk van Ds Van Teylingen is immers geen gravamen, geen bezwaarschrift over wat de synode over het verbond en den doop had vastgesteld!

Zoo'n gravamen dient men bij de kerkelijke vergaderingen in met het verzoek dat te willen overwegen en daaromtrent een uitspraak te doen. Een dergelijk gravamen tegen leeruitspraken mag ieder kerklid onbelemmerd indienen. De synode heeft dat uitdrukkelijk verklaard. Op één conditie evenwel, deze n.l., dat men „verplicht is gedurende den tijd van zijn appèl niets te leeren, wat niet ten volle in overeenstemming is met de leerbeslissingen van '42" (Art. 495 der Acta).

Maar nog eens: zoo'n gravamen was het stuk van Ds Van Teylingen niet. Neen: het is een verklaring, een mededeeling, dat hij de vastgestelde leeruitspraken in haar kern en wezen kort en goed verwerpt en een uiteenzetting van wat hij d a a r t e g e n ­ o v e r gelooft en belijdt; van wat hij leerde en zal blijven leeren.

Het is kort gezegd: een verwerping van s5naodale dwalingen en een verklaring van eigen reformatorisch gevoelen.

Wie dit goed overweegt ziet in deze daad scherp belicht de ellendige situatie, de moreele impasse waarin de werkelijk bezwaarden zijn geraakt.

Wie in de Gereformeerde Kerken eerlijk, oprecht en vroom naar de kerkelijke uitspraken wil leven, moet altijd en onvoorwaardelijk beginnen met nauwgezet te leven naar de gevallen leeruitspraken, niets leerende dan wat daarmee ten volle in overeenstemming

is. Maar wie dat niet kan, wie door Gods genade het ongeoorloofde daarvan inzag, wie zich om Gods wil niet binden kan aan scholastische leerconstructies, kan blijvend in de Gereformeerde Kerken, alleen dan de waarheid Gods verkondigen, indien hij duidelijke, kerkelijke bepalingen en uitspraken permanent saboteert en dus niet oprecht ia die kerken verkeert.

Het fatale dilemma is daar altijd óf niets leeren dan wat daarmee ten volle in overeenstemming is óf knoeien met de duidelijke, ernstige, voor Gods aangezicht vastgestelde bepalingen en regelen.

Maar tegelijk zien we door dit schrijven van Ds Van TeyUngen ook de droeve misère en de ontstellende verwording van de Gereformeerde Kerken zelf. Onder aanroeping van Gods Naam, om het vaderlijk erfdeel te bewaren, om de waarheid Gods te belijden, om de dwaling tegen te staan deed men allerlei uitêpraken. Maar zie, toen de scheuring kwam en steeds erger werd, toen keurden die Gereformeerde Kerken goed, lieten zij althans openlijk toe, dat de waarheden, die men eerst met zooveel ernst en kracht om 's Heeren wil had vastgesteld, werden verworpen en geloochend — terwijl men ondertusschen van de eenmaal vastgestelde woorden toch formeel niets terugnam!

Als prijs voor het zich niet-vrijmaken stond men deze verwerping den bezwaarden gaarne of met wre-• vel, maar in ieder geval feite1ijk, toe.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

BEZWAARDEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's