GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

BEZWAARDEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BEZWAARDEN

over en onder de synodocratie 47

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De houding van Ds Van Teylingen, IV.

Op nog één geste van Ds Van Teylingen willen we wijzen.

Zij is voor de teekening van zijn houding verreweg de belangrijkste, want zij dateert uit den tijd, toen de generale synode yan de gebonden gereformeerde kerken de leerbeslissingen van 1905 en 1942 reeds had ingeruild voor de zoogenaamde „vervangingsformule" van het jaar 1946. Dat wil dus zeggen: uit den tijd toen de fixatie van het synodale' dogma omtrent verbond, belofte en doop definitief was geworden, en bovendien de tuchtmanipulaties van de synode 1943—'45 voor de zooveelste maal waren bevestigd.

Om de beteekenis van deze nieuwe daad van Ds • Van Teylingen op 'haar juiste waarde te schatten is het goed eerst die vervanging van de uitspraken van 1905 en 1942 wat van naderbij te bekijken. Zij beteekende immers een nieuwe phase in de dogmatische en ethische verwording van de gereformeerde kerken, zooals deze, vooral sinds 1944, op weerzinwekkende wijze aan het licht was getreden.

Na de sluiting van de synode van 1943—'45 ontstond in de gebonden gereformeerde kerken. een geweldige beroering en onrust. De ontevredenheid over de leerbeslissingen met de dwaze aanhangsels van toelichtingen, praeadviezen en nadere verklaringen, mitsgaders over de onzinnige schorsingen enz., groeide tot een feilen wrevel toen men in de voortgaande vrijmaking en de geestelijke ruïne in eigen kring de meedoogenlooze waarheid omtrent het schandelijke, onkerkelijke drijven van een zich van de ^kerken al meer vervreemdende sjmode dag in dag uit beleefde.

De buitengewone synode van 1946 kreeg dan ook een lawine van allerhande bezwaarschriften te verwerken. En welk een taal zij spraken vertolkte de oommissie, die daaromtrent moest rapporteeren o.a. met de volgende woorden: it alle stukken spreekt doordringend „de diepe smart over de scheuring en de zeer groote bezorgdheid voor de toekomst dier kerken, indien geen stappen gedaan worden door uwe vergadering. Uwe commissie deelt deze bezorgdheid ten volle. Uwe commissie is. óók doordrongen, gelijk verreweg de meeste adressanten, van het feit, dat mede door de onophoudelijke strubbelingen en twisten over voor velen te subtiele onderscheidingen, de geestdrift dalende is bij ouderen en vooral bij jongeren; van de onberekenbare schade, reeds toegebracht aan en nog te vreezen voor heel onze christelijke actie; zij ziet met zorg het feit, dat tal van ambtsdragers het enthousiasme bij hun bediening verloren hebben. Bovenal kan Uw commissie zich vinden in de telkens voorkomende verwijzing naar het gebod) van onzen Zaügmaker in Joh. 17 : 21.

De toestand in onze kerken fnuikt ook de werfkracht naar buiten.

Het zwaarste echter zal uwe vergadering wegen de zonde, die door dit alles zich hooger opstapelt en aan de eere van den Drieëenigen God grootelijks tekort doet.

Voorts, het getal der stukken is wel groot, maar er zouden steUig nog veel en veel meer kerken en personen zich hebben uitgesproken in denzeUden geest, indien zij niet hadden overlegd als volgt: Het komt toch reeds op de tafel der synode, dus heeft het geen zin, dat iff ij ook nog eens ons uitspreken. Niet minder merkwaardig is het, dat in handen van uwe commissie niet is gesteld een enkel stuk met het verzoek: ga niet in op hetgeen Amsterdam-Koog-Zaandijk voorstellen, hoewel aèn alle kerken deze stukken v/aren toegezonden. ^) Was er in onze kerken eenig zeer zwa, ar wegend bezwaar tegen of een onoverwinlijke aversie geweest van het daarin voorgestelde, dan zouden de , .bezwaarde kerken" zeker niet hebben gezwegen, evenmin als zij b.v. zwegen toen zij bedenkingen hadden tegen het voorstel om de meeningsverschillen in behandeling te nemen.

We mogen daaruit zeker de conclusie trekken, dat er bij de kerken in het algemeen , groote onbevredigdheid bestaat over het verloop der zaken. Opvallend is het ook, dat alle adressanten tot uwe vergadering komen met het dringend verzoek alle middelen tot herstel van de eenheid aan te wenden, terwijl geen enkele hierbij als voorwaarde stelt: totaal • ongewijzigde handhaving der leer beslissingen. En hoewel men in het algemeen met de z.g. argumentatie e silentio de grootste voorzichtigheid dient te betrachten, is hier dit achterwege blijven van eenige bestrijding van Amsterdam-Koog-Zaandijk t e opvallend, dan dat uwe commissie dit zwijgen zwijgend voorbij zou gaan. De betrokken voorstellen blijken uit het hart van de kerken te zijn gegrepen.

Deze klaar gebleken feiten hadden uwe commissie dan ook veel te zeggen. Zij zijn een ernstige opwekking om een uitweg uit de impasse te zoeken". 2)

En wat aan concretp wenschen op de synodale tafel was gedeponeerd, wordt duidelijk uit de mededeeling, dat bijna alle particuliere synodes herstel van de eenheid met de vrijgemaakten willen „zonder dat één er van zich daarbij uitspreekt v o o r het o n v e r - a n d e r d behouden van de beslissingen 1905—'42, terwijl wel meerderen zich uitspreken voor vernieuwing óf verandering van 1905. Blijkbaar zijn allen bereid hier offers te brengen, al wil de een hierbij reeds vóór saamspreking met de andere kerkgroepen verder gaan dan de ander". 3)

Als conclusie uit al wat ter synode aan bezwaarschriften inkwam, trekt dan de commissie o.a. dat in vele kerken dit begeeren leeft: „We moeten onverwijld en rusteloos zoeken naar herstel van de breuk, zonder daarbij als eerste conditie te stellen: behoud of aanvaard ongewijzigd de uitspraken van 1905—'42”.

Vele kerken verklaarden zelfs nadrukkelijk dat zij er geen bezwaar tegen hadden „1905" prijs te geven.5)

Merkwaardig is voorts, dat deze commissie óók aan de synode voorstelde een tamelijk scherpe veroordeeling van het gedrag harer voorgangsters uit te spreken en wel in de volgende woorden:

„Voorts spreke de synode uit, dat zij ten zeerste betreurt:

a. dat de synode van Sneek-Utrecht 1939 niet duidelijk ter kennis van de kerken heeft kunnen brengen de redenen, waarom zij het verzoek van vele kerken om de behandeling van de leergeschillen uit te stellen, niet heeft kunnen voldoen;

b. dat niet van den beginne af aan, de beteekenis van Toelichting en Praeadvies, in de kerken duidelijker is aangegeven, zoodat het onderscheid tusschen theologische constructie en kerkelijk belijden voor velen niet scherp genoeg uitkwam;

c. dat de toezending aan de kerken van de rapporten over de leergesehillen, waartoe opdracht was gegeven door de synode van 1936, niet heeft plaats gehad voor de synode van Sneek, noch ook daarna;

d. dat alle rapporten der Synode van Sneek over de leergeschillen tot hiertoe geheim zijn geb leven;

e. dat de omstandigheden het noodig maakten, nog eens in het b ij z o n d e r uit te spreken, dat de uitspraken van 1905 en '42 inzake de leer bindende kracht hebben;

f. dat deze binding met de woorden „niets leeren, wat er mee in strijd is" niet zonder meer voldoende werd geacht;

g. dat niet eerder dan in Augustus 1945 is uitgesproken, dat het onjuist is bezwaarden „enkel en alleen, omdat ze .bezwaard waren", niet af te vaardigen naar de meerdere vergaderingen;

h. dat nimmer een klare officiëele uiteenzetting werd gegeven van de zaak cand. Schilder”. 5)

Groote blijdschap en dankbaarheid heerschten in de Gereformeerde kerkelijke wereld, toen enthousiaste verslagen van het bovengenoemde rapport in de kranten verschenen.

Zou eindelijk het tij keeren?

Zouden zij die schorsten en afzetten nu tóch werkelijk en ernstig de ware eenheid der broeders begee­ ren te zoeken?

Brak inderdaad ook in de synodale kringen het inzicht door, dat men vroeger tóch niet heelemaal goed, niet echt vroom tegenover de broeders en God had zoeken?

Helaas, aan de blijde verwachtingen werd maar een heel kort leven gegund! Onmiddellijk na de voorle2dng ervan brak op de synode een heftige kritiek los op wat we boven citeerden.") Zelfs werd het besluit genomen om — volgens een bekend recept — dit van een gansch anderen dan den traditioneel-synodalen geest getuigend stuk niet in de acta op te nemen.') Wel werd deze beslissing later weer herroepen, maar dan toch zóó, dat het belangrijke document alleen in gewijzigden vorm een plaats in de sjmodale annalen zou ontvangen. *) En het voorstel om de feitelijk toch nog zeer milde kritiek op enkele gedragingen van de vroegere synodes uit te brengen had geen schijn van kans tot een besluit te worden verheven en werd daarom maar gauw door de commissie terug genomen! 9)

Wat evenwel ook in den molen der kritiek werd vermalen, of temidden van het drukke sjmodale bedrijf verloren ging — het voorstel om de leeruitspraken van 1905—'42 te vervangen, werd met een flinke meerderheid aangenomen. 10)

Het is bekend hoe men over die vervanging heeft gejuicht! Alles was nu anders geworden! „We zijn van 1905 af!" werd alom als een refrein gezongen. Ds H. J. Spier deed zelfs luide den volke kond, dat de Synode in dogmaticis Prof, Schilder volkomen zijn zin had gegeven! Voorts waren „tal" van bezwaren der „bezwaarden" voor goed weggenomen. En speciaal — lest not least, zei hij — was het „monster der duistere tyrannie", de binding aan de zinsnede van 1905, vernietigd! 11)

Wat wilde men meer?

Was het niet al botertje, tot den boom toe?

Om de waarheid te ontdekken zullen we weer rustig moeten lezen en eerlijk aanvaarden wat zwart op wit werd gezet en zoo tot op den huldigen dag van kracht is gebleven.

Doen we dat, dan merken we al heel gauw, dat de zaken een beetje anders staan dan de over de vervangingsformule jubileerende gemeente ons zou doen vermoeden.

Reeds het rapport, dat de Commissie, welke het concept voor een vervangingsformule moest opstellen, uitbracht vertelt ons heel andere dingen!

„Van stonde aan — zoo lezen we daarin — was uw commissie eenparig van oordeel, dat zulke 'redenen (n.l. om tot vervanging van de vroegere leeruitspraken over te gaan) niet liggen in den zakelijken inhoud der uitspraken van 1905 en 1942. Er heeft in uw commissie geen verschil van meening bestaan over de vraag, of de vroeger beleden waarheden aangaande het verbond Gods, aangaande het verband van verkiezing en verbond, aangaande het verband van doop en wedergeboorte, gehandhaafd moeten worden. Alle leden der commissie achten het gewenscht, dat de synode dit in ieder geval uitspreke". 12)

Geheel overeenkomstig den wensch en het desbetreffende voorstel sprak de synode dan ook uit „dat de zakelijke inhoud der betreffende uitspraken van 1905 en 1942 als in overeenstemming met Schrift en belijdenis niet prijsgegeven mag worden". 13)

Is dit al zoo helder als kristal — ook de inhoud van de vervangingsformule zelf is in dezen duidelijk.

Daarover de volgende week.


1) Dit voorstel van Amsterdam — waarmee dat van Koog-Zaandijk veel overeenkomst vertoonde — was een verzoek aan de Synode om

1. een samenspreking te zoeken met de vrijgemaakte kerken en met de Christelijke Gereformeerde Kerk om overeenstemming te vinden Inzake het confessioneel verschil aangaande het genadeverbon, d;

2. daarna met de andere kerken samen een studiecommissie af te wachten ter bestudeering van de kerkrechtelijke kwestie en eerst daarna de tuchtkwestle in behandeling te nemen. Zie Acta, p. 138.

2) Acta, Bijlage XXXII, p. 143.

3) Idem, p. 144.

4) Idem, p. 144 V.

6) Idem, p. 150.

6) Zie: Kerknieuws-Sclieps, 23 Pebr. 1946, No. 147.

7) Acta, art. 112, p. 33.

8) Acta, art. 237, p. 62. Uiteraard werd hier uit het in de acta (bijlage XXXII) opgenomen rapport geciteerd. Hoe het oorspronkelijke luidde is ons niet bekend. In het Kerknieuws van Scheps wordt het slot van het door Dr Prins voorgelezen rapport als volgt verslagen: „Deze synode biedt vrijwel de • laatste kans om te komen tot saneering van de deerlijk ontredderde kerkelijke toestanden. Wordt door de synode geen radicale stap gedaan, dan zal de scheur blijven bestaan en zich verbreeden. Een tot dusver trouw gebleven groep kerkleden zou heengaan. Halve maatregelen helpen hier niet". Zie No. van 16 Febr. 1946, No. 146.

8) Acta, art. 234, p. 62.

10) Acta, art. 195, p. 47.

11) Vrije Moeder c'er geloovigen, p. 23/4.

12) Acta, Bijlage XVII, p. 89, vgl. ook Bijlage XXXn, p. 148.

13) Acta, art. 197, p. 48.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

BEZWAARDEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 juli 1948

De Reformatie | 8 Pagina's