GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hoe de Heilige Geest ons en onzen kinderen Christelijk onderwijs geeft

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe de Heilige Geest ons en onzen kinderen Christelijk onderwijs geeft

(Bij den Hemelvaartsdag en het Pinksterfeest)

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

(I)

INLEIDING.

De beginverzen van Psalm 78 (1—11) genieten onder het christenvolk een vrij groote bekendheid. Niet het minst zal deze bekendheid hieraan zijn te danken, dat deze Psalmverzen talloos vele malen dienst hebben moeten doen, om het goed recht van het christelijk onderwijs te bepleiten, en om den christen-ouders de noodzakelijkheid van de christelijke school op het hart te binden. Hoe menigmaal hebben onze vaderen zich door deze Psalmverzen laten bemoedigen en sterken tot den zwaren schoolstrijd, dien zij tegen het liberalisme en het opkomende socialisme hadden te voeren. Hoe dikwyls ook zijn deze verzen op ouderavonden. Unie-dagen en schoolvergaderingen gekozen voor de Schriftlezing bij de opening van de bijeenkomst. En hoe vaak worden ook thans nog deze Schriftwoorden gebruikt, om de propaganda voor de christelijke school te ondersteunen.

De lezer zal dan ook zeker begrijpen, dat het hier over het christelijk onderwijs gaan zal. Daar is het begin van Psalm 78 nu eenmaal, ik zou haast willen zeggen, een klassieke tekst voor. Daar komt nog bij, dat wij leven in een tijd, waarin het heusch niet overbodig genoemd kan worden, dat we ons nog eens aan de hand van dit Schriftwoord heel ernstig op ons christelijk onderwijs bezinnen. Want voor - wie bij de Schriften wil leven, wordt het hoe langer hoe meer duidelijk, dat de hand over hand toenemende afval en verlating van de Schriften ook de christelijke school niet onaangetast heeft gelaten.

O zeker, we hooren nog wel steeds de oude klanken, die het góéde recht van de christelijke school tegenover het kwade recht van de openbare plaatsen. Nog zeer onlangs stond er in één der christelijke dagbladen een stukje^), waarin het verwijt van de voorstanders van de openbare school werd afgewezen, dat de christelijke school een schotjesgeest voorstaat en de eenheid onder ons volk in den weg staat. Tegenover het argument, dat de openbare onderwijzer bij de wet verplicht is, zich te onthouden van alles, wat de godsdienstige gezindheid van andersdenkenden zou kunnen krenken, werd terecht betoogd, dat zulk een neutraUteit niet bestaan kan. De openbare onderwijzer leeft en werkt en spreekt dus ook op school, uit het beginsel, dat hij aanhangt; hoezeer de man zelf het anders zou willen, hij zal tóch niet anders kunnen. Terecht wordt in dat stukje ook gezegd, dat de school een verlengstuk van het gezin is, en dat het onderwijs dus, wat de christelijke gezinnen betreft, in christelijken geest moet worden gegeven.

Maar toch noem ii-dsr^-^lijke stukjes, hoe Juist 23 ook mogen zijn'^), vandaag den dag verouderd. Verouderd, niet omdat het fout is, wat er in staat, maar omdat het voor vandaag niet meer voldoende is, wat er in staat. Want mag er een tijd geweest zijn, waarin het noodig was, uitsluitend tusschen de openbare en de christelijke school de antitheselijn te trekken, in deze tijden van verval en Woordverlating, van eenheid boven geloofsverdeeldheid en van valsche oecumeniciteit is die antitheselijn sinds lang dwars door de „christelijke" gelederen zelve heen gaan loopen. En daarvoor sluit men zeer beslist de oogen. Binnen het „algemeens christendoni" weigert men zeer beslist, de antithese van de Schriften en de leer der Schriftgetrouwe belijdenis te stellen. En deze weigering staaft men met precies dezelfde argumenten, die men tegenover de liberalen en de socialisten weerlegt en afwijst. Wie opkomt voor een christelijk onderwijs „naar de voorzeide leer", die'„in de kerk alhier geleerd wordt", krijgt prompt de oude liberale en socialistische verwijten, maar dan nu van christelijke zijde, naar het hoofd geslingerd. Wanneer ge een school wilt, die op de reine leer der Schriften naar Schriftuurlijk belijden gefundeerd is, dan wilt ge een school, die de schotjesgeest voorstaat en de eenheid van het christenvolk in den weg staat. De christelijke onderwijzer moet zich practisch verplicht weten, zich te onthouden van alles, wat de godsdienstige gezindheid van andersdenkende christenen zou kunnen krenken. Want op de christelijke school moet een christelijke neutraliteit in acht worden genomen, en dan zégt men opeens niet meer, dat zulk een neutraliteit niet bestaan kan! Over de kerk en over de Schriftuurlijke verbonds-en doopsieer kan de christen-onderwijzer niet meer spreken; hij zou immers andersdenkenden in hun gevoelens kwetsen! Komt bij de kerkgeschiedenis de Afscheiding ') aan de orde, dan kan de onderwijzer zich niet uitspreken over de vraag, of ds De Cock een scheurmaker was dan wel een reformator. Want „hierover wordt zeer verschillend gedacht", en de onderwijzer zou met het-stellen en beantwoorden van de vraa.g naar de waarheid eens anderen kunnen kwetsen! Neen, laat hij zich neutraal houden alsjeblieft, en laat de man maar zeggen, dat „het werk van De Cock onmisbaar was in de kentering, die de 19e eeuw te zien gaf", want „dat wordt alom toegegeven". De loffelijkheden des KBEREN in de geschiedenis van Zijn kerk moeten worden verzwegen; de duivel heeft er het woord „kentering" voor in de plaats gegeven, een geniale vondst van de satanische verdoezelings-politiek der antichristelijke gelijkschakelings-kleurloosheid. En een artikelenreeks, waarin het Barthianisme aan Schrift en belijdenis getoetst wordt*), wordt door een christelijk onderwijsblad geweigerd. Vandaag wordt in de christehjke school de algemeen-christelijke neutraliteit gepredikt, en vsde voor dezen afgod niet wi\ buigen, kan rekenen op strijd en vervolging'').

En nu mag men nog heel vaak tegenover de openbare school zich op Psalm 78 beroepen, maar voor intern gebruik heeft men den werkelijken inhoud van dezen Psalm, zijn Schriftuurlijke, evangelische en klemmende boodschap, al lang verloochend. Want de algemeen-christelijke neutraUteit kan aan dezen Psalm geen recht doen. Daarom wordt het hoog tijd, dat we ons vandaag opnieuw aan de hand van dit Schriftwoord heel ernstig op den toestand in ons christehjk onderwijs bezinnen. Want die toestand is ernstiger, dan we misschien wel denken.

Welnu, in dit Psalmwoord lezen we, hoe de Heilige Geest aan ons en onze kinderen christelijk onderwijs geeft, en hoe Hij derhalve aan onze kinderen christelijk onderwijs wil zien gegeven.

2. KARAKTER.

In de eerste plaats leert dit Psalmwoord ons enkele dingen aangaande het karakter van het christehjk onderwijs, dat de Heilige Geest aan ons en onze kinderen wil geven.

En dan blijven wij met dit Psalmwoord wèl in de lijn van het zoogenaamde kerkelijke jaar, waarin wij ook den Hemelvaartsdag en het Pinksterfeest vieren. •Wfant deze Psalm wil meteen ons leiding geven, opdat wij met een eerlijk en oprecht hart voor het aangezicht des HEEREN recht zullen laten wedervaren aan de hemelsche heerschappij van onzen Heiland, in het bijzonder over Zijn kerk, en voorts ook over alle dingen, alsmede aan de uitoefening van deze heerschappij op aarde door den Heiligen Pinkstergeest,

Deze Psalm irmners kondigt zich aan als een onderwijzing, een leerdicht van Asaf. En nu weten we allemaal wel, dat Asaf dit lied geschreven heeft onder de drijving des Heiligen Geestes. In Matth. 13 : 35, waar . het tweede vers van dezen Psalm wordt aangehaald, wordt Asaf de profeet genoemd, opdat wij toch maar goed zouden beseffen, dat deze Asaf niet een eigen „standpunt" ons komt mededeelen, of ons zoekt te winnen voor zijn eigen „visie", maar dat achter hem vandaag de Pinkstergeest der profetie aan het werk is, die met Z ij n autoriteit de leer van dezen Psalm ons oplegt.

Een ander punt, waaruit blijkt, dat we hier met het Pinksterwerk des Geestes hebben te doen, is dit, dat héél het bondsvolk hier wordt aangesproken. O mijn volk, zegt Asaf, en hij vat hier oud en jong in het volk des HEEREN tesamen. Hij houdt hier geen jeugd-

kerk, en hij beperkt zijn onderwijs niet tot den schoolgaanden leeftijd. En ook negeert hij niet de jeugd, of spreekt hij over haar jonge hoofden heen alleen tot volwassenen en ouden van dagen. Neen, maar hier is onderwijs, dat ouderen èn jongeren tesamen aangaat: lk, die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot, wordt van dat heil, die weidaan, deelgenoot. Over ulieden èn over uw kinderen zal de HEERE den zegen vermeerderen door middel van dit onderricht (Ps. 115 : 13, 14). De jeugd zegge niet, dat de ouderen hier een lesje krijgen, en dat zij dus wel weer kan gaan spelen. En de ouderen zeggen niet: ij zijn den onderwijsleeftijd reeds lang te boven; wij behoeven er niets meer bij te leeren. O mijn volk, de gansche kerk des HEEREN zal zich uit den mond van Asaf door den Pinkstergeest der profetie laten onderrichten.

Hoe immers zullen de kinderen der kerk dit onderwijs zich eigen maken, als de ouderen dit onderwijs niet kennen? Dan is bij voorbaat reeds de kerk verloren, en tot vreugde van den duivel kan de „kentering" der christelijke neutraliteit zich geruischloos voltrekken.

Neen, maar de ouderen zullen deze leer zich eigen maken, opdat zij bekwaam zijn, naar hun afgelegde belofte, hun kinderen in het opwassen hiervan breeder te onderwijzen en ook te dóen onderwijzen. En de kinderen zullen deze leer zich eigen maken, opdat zij aan hun kinderen deze leer weer door kunnen geven. God vordert, dat de naneef eeuwen lang, van kind tot kind dit onderwijs ontvang'. Want in de lijn der geslachten wil God de HEERE Zijn verbond verlengen. Hij - wil Zijn waarheid nimmer krenken, maar eeuwig Zijn verbond gedenken.

Een volgende vraag, die beantwoord moet worden, is de vraag naar den inhoud van dit onderwijs. En al verder zal het blijken, dat we met dit Schriftwoord in de lijn van het kerkelijk jaar ons bewegen, wanneer we nu dit punt bespreken.

In vers 4 spreekt de dichter van de loffeUjkheden des HEEREN, van Zijn sterkheid en van Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft. Die roemrijke daden, en de kracht, en de wonderen des HEEREN, die alle tesamen vormen de leerstof. Maar wat zijn dat anders dan de genadeweldaden, de wonderlijke verlossingen, die de HEERE heeft betoond en bewezen aan het volk van Zijn verbond, dat Hij om Christus' wil liefheeft? Wat is dat anders dan de historie van het verbond der genade, waarin de HEERE voortgeschreden is van kracht tot kracht, en van de ééne groote verlossing tot de volgende, die nog grooter is en nog wonderlijker in de oogen van het bondsvolk? Wat is dat anders, dan de geschiedenis, die de HEERE Zijn kerk deed doorloopen, en waarin Hij Zijn kerk vergaderde en in stand hield, en haar beschermde tegen alle vijandschap, en haar uit allerlei benauwingen en verdrukkingen verloste? Wat is dat anders dan die historie van verlossing en reformatie, gevolgd door verslapping en afval bij het verbondsvolk, waarna de oordeelen en tuchtigingen des HEEREN als striemende geesels de ruggen van Zijn eigen kinderen pijnigden en straften, maar waarin de HEERE tóch weer om Christus' wil gedachtig was aan Zijn verbond. Zoodat wel telkens door bondsbreuk en afval en de daarna volgende oordeelen en gerichten de kerk als tot niet scheen te zijn gekomen, maar intusschen hield de HEERE strak het doel van al Zijn werken in het oog, en van, stap tot stap kwam Hij toch nader tot dit einddoel. En er is geen tijd geweest, waarin de HEE­ RE zich niet over Sion ontfermd heeft, en waarin Hij niet zichzelf Zijn zevenduizend getrouwen bewaarde, die de knieën voor de Baals aller eeuwen niet hebben gebogen en de voeten van de goden dezer eeuw niet hebben gekust. Zie, deze historie van den lof en den roem over Gods voortgaande genadewerken, deze historie vormt de leerstof in de dagschool van den Heiligen Geest, waarin Hij ons en onze kinderen wil onderwijzen en wil onderwezen hebben.

Want zie dat nu maar in Psalm 78 zelf bevestigd. We mogen immers het begin van dezen Psalm niet losmaken van het verband, dat er bestaat met het vervolg van dit leerdicht. Nu, in het vervolg van den Psalm, hooren we den dichter die loffelijkheden des HEEREN, Zijn sterkheid en de wonderen, die Hij heeft gewrocht, vertéllen. Daar verhaalt de profeet Asaf de verbonds-en kerkgeschiedenis van de groote wonderwerken der genade Gods. En het lijkt een eindeloos verhaal van telkens terugkeerende refreinen: verlossing en uitredding, maar bij het volk dan weer ongeloof en afval, en hierop bij den HEERE toom en gerichten, en dan bij het volk weer wederkeer en bekeering tot de ontfermingen Gods. Maar al lijkt het een historie van telkens weer dezelfde herhaling, intusschen vorderde de HEERE met Zijn werk, en bracht Hij Zijn verbondsbeloften gaandeweg verder naar de vervulling. Want zie maar, de dichter begint bij Israels verlossing uit Egypte, en gaat dan de geschiedenis door, om uit te komen bij de koningsheerschappij van David, dien man naar Gods hart. En telkens krijgt ge weer hetzelfde rijtje: verlossing, ongeloof en afval, oordeelen en gerichten, ontferming, wederkeer en nieuwe verlossing. Maar intusschen is het volk des HEEREN dan toch maar voortgeleid van Egypte tot het veilige wonen in Kanaan onder de geconsolideerde heerschappij te Jeruzalen van den priesterlijken tabernakel en het koninklijk paleis.

En het is niet voor niets, dat juist dit brok van de historie vermeld wordt. Het heeft zijn grondige reden, dat het geschiedverhaal begonnen wordt bij de geboorte van Israël als zelfstandig verbondsvolk; en het heeft zijn bijzondere oorzaak, dat de vertelling eindigt bij de aanvaarding van Davids koningsheerschappij onder de hoede van den priesterlijken dienst op Sion. Want die geschiedenis met uitgerekend dit beginpunt en even uitgerekend dit eindpunt ZIET SCHADUW­ ACHTIG VOORUIT OP JEZUS CHRISTUS. Want we hebben al gemerkt, dat het 2e vers van dezen Psalm in Matth. 13 geciteerd wordt (vs 35). Welnu, ge moet Mattheus 13 maar eens lezen. Daar hooren we den Heere Jezus Christus Zijn gelijkenissen spreken. En in die gelijkenissen verkondigt Hij de verborgenheden van' het koninkrijk der hemelen aan Zijn discipelen en aan de schare. En in dat verband nu zegt Mattheus: Al deze dingen heeft Jezus tot de scharen gesproken door gelijkenissen, en zonder gelijkenissen sprak Hij tot hen niet, opdat vervuld zou worden hetgeen door den profeet Asaf is gesproken, zeggende in Psalm 78 VS 2: Ik zal mijn mond opendoen door gelijkenissen; ik zal voortbrengen dingen, die verborgen waren van de grondlegging der wereld.

Met andere woorden: als Jezus Christus onder Israël gelijkenissen spreekt, en Hij openbaart in die gelijkenissen de van oudsher verborgen geschiedenis van Zijn hemelsch koninkrijk, dan brengt Hij daarmee tot vervulling dat brok van Israels historie, dat Asaf iiï Psalm 78 verhaalde. Wat er bij Asaf in Psalm 78 nog Oud-Testamentisch aan ontbrak, dat komt Jezus Christus in Zijn gelijkenissen over het hemelsch koninkrijk Nieuw-Testamentisch aanvullen en afmaken en tot een volledig einde brengen. Datgene, waarvan Asaf in Psahn 78 de schaduw heeft geteekend, van datzelfde toekent Jezus Christus met scherpe trekken het van alle schaduwen ontdane lichaam. Het heldere en klare beeld van de hemelsche heerschappij van Davids groeten Zoon Jezus Christus staat in die gelijkenissen afgeteekend. En die hemelsche heerschappij heeft Hij verkregen als loon op Zijn kruisdood, waarin Hij door Zijn bloedstorting, het sparende bloed van het Paaschlam, de vergeving der zonden heeft verworven en een eeuwig leven heeft teweeggebracht onder Zijn genadeheerschappij.

En in Psalm 78 vertelt Asaf een brok van Israels verbonds-en kerkhistorie, en Asaf begint zijn verhaal bij de uitleiding uit het diensthuis van Egypte, en Asaf eindigt zijn vertelling bij de troonsbestijging van den grooten koning David. Maar net zoo goed als Jezus Christus zelf in Israël gelijkenissen gebruikt heeft, om 'n helder en klaar beeld te teekenen van Zijn heerschappij in het hemelsch koninkrijk van God, precies zoo heeft reeds Asaf daarvan 'n gelijkenis geschreven, toen hij uitgerekend dat brok van Israels geschiedenis vertelde. Want de uitleiding uit Egypte is de schaduwachtige gelijkenis van de verlossing uit het diensthus der zonde door den verzoenenden kruisdood van het ware Paaschlam. En de heerschappij-aanvaarding van den grooten koning David is de schaduwachtige gelijkenis van de hemelsche heerschappij van den verhoogden Christus, die op Hemelvaartsdag Zijn hemeltroon besteeg, en vandaaruit op het Pinksterfeest door Ziin uitgestorten Geest over alle dingen, maar bijzonder ten behoeve van Zijn duurgekochte kerk, de heerschappij begon te voeren. De groote heilsgebeurtenissen van Golgotha en Paschen, en van Hemelvaart en Pinksterfeest, zij zijn in den vorm van een gelijkenis de leerstof voor het onderwijs - van Asaf. In dezen Psalm van Asaf geeft de HeiUge Geest op Oud-Testamentische wijze een gelijkenis van de verborgenheden van het hemelsch koninkrijk, waarin Jezus Christus op Hemelvaart en Pinksteren de triumfale heerschappij aanvaardde. Men ziet, hoezeer we met dit Psalmwoord in den gang van het kerkelijk jaar zijn gebleven, en hoe deze Psahnverzen luide roemen van de hemelsche heerlijkheid van onzen Koning Jezus Christus en van het Pinksterfeest van den Geest der profetie.

Maar Asaf heeft het zelf ook al gezegd, dat hij daarvan, van Hemelvaart en Pinksteren, een adventsverhaal wilde schrijven. Hij heeft het zelf gezegd in den aanvang van zijn lied, dat hij in een gelijkenis de heerlijkheden van de koninklijke heerschappij van Jezus Christus door den Pinkstergeest der profetie wilde openbaren. Ik zal mijn mond opendoen met raadselspreuken, met gelijkenissen, en ik zal verborgenheden, schaduwbeelden uitstorten overvloediglijk van oudsher. Asaf heeft ons van te voren met allen nadruk gewaarschuwd, dat hij zijn onderwijs aangaande de geschiedenis van het koninkrijk der hemelen in den vorm van raadselspreuken, van gelijkenissen zou geven. Denkt erom, mijn volk, gij grooten en gij kleinen, gij geloovigen mèt uw zaad, wilt er wèl om denken, dat de \ Heilige Geest ZIJN christelijk onderwijs aan ons en aan ons zaad in den vorm van GELIJKENIS­ SEN heeft gegoten, en dat dit het karakter van dit onderwijs is, dat het in GELIJKENISSEN wordt ge-geven!

Welnu, dit roept direct een volgende vraag bij ons naar voren, dezelfde vraag, waarmee de discipelen in Mattheus 13 tot den Heere Jezus Christus zijn gekomen (vs 10): WAAROM SPREEKT GIJ TOT HEN DOOR GELIJKENISSEN? Zoo wordt het nu de vraag ook hier: O Asaf, o Heilige Geest der profetie, waaróm spreekt Gij tot ons en onze kinderen in GELIJ­ KENISSEN?

Nu, dan zal op deze vraag wel hetzelfde antwoord moeten worden gegeven, dat de Heere Jezus Christus aan Zijn discipelen gaf. En dat eene, zelfde antwoord, dat kan kortweg luiden: Omdat de Heere Jezus Christus, en omdat ook Asaf en de Geest der profetie DE ANTITHESELIJN DWARS DOOR DE GELEDEREN VAN HET VERBONDS-EN KERKVOLK HEEN ZAGEN LOOPEN. De kinderen van Efraïm in Asafa dagen, en de Joden in de aardsche dagen van den Heere Jezus, en het „algemeene" christendom van tegenwoordig, zien de grenzen anders loopen. De kinderen van Efraïm en de Joden en het „algemeene" christendom trekken zóó de lijn der antithese: hier is het bondsvolk, wij zijn het zaad van Abraham, wij allen met elkaar, van welke leer of belijdenis wij ook zijn, eventueel heelemaal zónder leer of belijdenis, wij heeten christenen, en aan den anderen kant van de lijn liggen de heidenen, de barbaren, de liberalen en de socialisten en de communisten (hoewel, zoo orakelt men dan tegenwoordig, bij vele liberalen en socialisten is een religieuse kentering te bespeuren!).

. Maar de Heere Jezus Christus en Asaf en de Geest der profetie zien de scheidslijn van de antithese anders liggen. Want zij allen zien BINNEN het verbondsvolk, BINNEN het gedoopte christendom, BINNEN de vereeniging van al die menschen, die samen christelijke scholen onderhouden, twee groepen. Asaf ziet Efraïm halverwege ómkeeren in den strijd, doch Juda ziet hij in den strijd volharden (vs 9, vgl. vs 67 en 68; zie ook verderop in dit artikel). En de Heere Jezus ziet Zijn discipelen, en aan de andere zijde ziet Hij de zich verhardende massa van het oude verbondsvolk. En de Geest der profetie ziet ook vandaag een Israël, dat naar het vleesch is, — een Israël, dat van de ware profetie zich afmaakt en de profeten doodt, en dat tegenover waarheid en dwaling een strikte neutraliteit in acht neemt, want men wil elkander ui zijn heilige religieuse gevoelens niet krenken (religieuse teenen zijn nu eenmaal erg gevoelig), — een Israël, dat naar het vleesch is, dat naar de reine leer der Schriften niet meer vraagt, noch naar het trouw belijden, maar dat in valsch-oecumenisch drijven de doorbraak van de wérkelijke antithese huldigt; en aan de andere zijde ziet de Geest der profetie dan óók vandaag een in getal steeds slinkend overblijfsel naar de verkiezing der genade, het Israël, dat naar den Geest is, — een groep, die in zichzelven ook niet best is, maar die door genade naar den Geest der profetie zijn leven richt, en die, met veel vallen en opstaan, het onderwijs van dezen Geest ter harte neemt, en het oor neigt tot de redenen van Zijn mond.

En omdat zij allen, zoowel de Heere Jezus Christus, alsook Asaf en de Geest der profetie, twee groepen zien BINNEN het verbondsvolk, daarom spreken zij tot hen door gelijkenissen. Want aan de ééne groep is het gegeven, de verborgenheden van het koninkrijk der hemelen te weten, maar aan de andere groep is dat niét gegeven, zoo verklaart de Heere Jezus in Matth. 13 : 11—17. Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en hoorende niet hooren noch ook verstaan. Want er is een groote groep in dit volk, welks hart vet is geworden; ze hebben zich bij voorbaat verschanst in de christelijke neutraliteit; ze zijn bij voorbaat onverschillig en gevoelloos voor den inhoud van dit onderricht; ze zijn met de ware leer van den Geest der profetie niet meer te bereiken; ze hebben zich voor die leer volledig toegesloten. Maar opdat ze nu niet als blinden niet zouden zien, maar als zienden, en opdat zij niet als dóóven niet zouden hooren, maar als hoorenden, daarom wórden hun de verborgenheden van het koninkrijk geopenbaard, maar in gelijkenissen. Ze zullen daarom nóóit zichzelven kunnen excuseeren, om de blaam op God te werpen. Ze zullen daarom nóóit kunnen zeggen: e geestelijke achtergrond en de ware zin der gebeurtenissen is ons niet geopenbaard: od zelf heeft ons blind gelaten. Ze zullen nü nooit meer te verontschuldigen zijn, want God hééft hun de gelijkenis laten zien, maar zij hebben zelf niet willen kijken. En God hééft hun de gelijkenis laten hooren, maar ze hebben zelf niet willen verstaan. Ze hebben de neutraliteit, de verdoezeling en de verberging der waarheid liever gehad dan de openbaring en de kennis der waarheid. Daarom worden zij prijsgegeven aan het oordeel der verblinding en der verharding.

Doch üwe oogen zijn zalig, omdat ze zien, en uwe ooren, omdat ze hooren; gij hebt door de werking des Heiligen Geestes acht willen geven op den waren zin en werkelijken achtergrond van de historie. Uw oogen zijn ervoor geopend, dat sinds lang de antitheselijn dwars door de christelijke gelederen zelve heenloopt. In^üw ooren klinkt het wéér vandaag, dat reeds in de dagen van Asaf de kinderen van Efraïm zich omkeerden, toen het op den strijd der antithese aankwam, en dat de HEBRE daarom de tent van Jozef verwierp en den stam van Efraïm niet verkoos, maar dat Hij den stam van Juda heeft verkoren en den berg Sion, dien Hij liefhad. Voor uw oogen wordt het wekelijks geschilderd en voor uw ooren uitgeteekend, dat de HEERE het Israël, dat naar het vleesch is, verwerpt, en dat wij door het geloof, dat is door den Geest der profetie kinderen van Aljraham mogen heeten. En u wordt het onophoudelijk voorgehouden, dat vanwege den afval en de Woordverlating, vanwege het pro^pageeren van een valsche oecumeniciteit en van een alle belijdenissen overkoepelende eenheid, de antithese doorloopt, dwars door alle christelijke gelederen heen. Gij zijt ervan onderwezen, te vragen, of Hendrik de Cock een scheurmaker was dan wel een reformator, en u is geleerd te verfoeien de christelijke neutraliteit van de antichristelijke gelijkschakelings-kleurloosheid, die De Cock onmisbaar (!) noemt in de kentering, die de vorige eeuw te zien gaf.

Nu dan, gereformeerde lezers, gij hebt gelijkenissen gehoord, en gij weet ze; uw vaderen hebben ze u verteld. En gij hebt inzicht gekregen in het karakter van het christelijk onderwijs, dat de Heilige Geest geeft en wil gegeven zien aan ons en onze kinderen. En dat karakter is dit, dat er gelijkenissen worden gesproken. En die gelijkenissen willen bij ons en onze kinderen de vraag wakker roepen: O HEERE, schenk mij de verklaring; laat mij de diepe achtergronden zien van alle gebeuren door het Woordlicht van den Geest der profetie; leer mij verstaan de loffelijkheden des HEE-REN en Zijn sterkheid en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft, en vandaag nog altijd doet; leid mij in Uw waarheid, leer ijverig mij Uw wet betrachten, opdat ik dit onderwijs niet verberge voor de kinderen en het doorgeef aan het navolgende geslacht.

Weet dan, dat gij zóó ook uw kinderen hebt te onderwijzen, en dat op de christelijke scholen de kerkjeugd zóó moet worden onderwezen. Dat wil dus zeggen: geeft uw kinderen niet weerloos prijs aan een onderwijs, dat christelijk-neutraal is, en dat de waarheidsvragen ontwijkt, omdat er met gevoelens en lange teenen rekening moet worden gehouden. Want de Geest der profetie vervloekt dat neutrale compromisgedoe, dat de gelijkschakeling van den antichrist in de kaart speelt. Want bij waarachtig christelijk onderwijs mag het niet genoeg zijn, dat de onderwijzer voldoende vakbekwaamheid heeft en dat zijn onderwijs technisch en psychologisch (!) goed verzorgd is. En ouders mogen niet tevreden zijn, als de rapporten van de kinderen maar mooie cijfers vertoonen, en de kinderen beloven het ver te zullen schoppen in de wereld, om dan verder, vanwege de hooggeroemde christelijke neutraliteit, maar op den koop toe te nemen het verdoezelen en verzwijgen van de loffelijkheden des HEEREN en van ZIJN sterkheid en wonderen, die Hij deed en die Hij ook vandaag onder de heerschappij van den verhoogden Heiland door den Geest der profetie in de kerk en in het koninkrijk wil werken. Wij zullen het NIET verbergen voor onze kinderen, en het óók niet dóen verbergen voor het navolgende geslacht, maar de roemrijke daden des HEEREN zullen aan Hen worden doorgegeven.

Wij hooren in onzen kring de neutraliteit op de christelijke school nogal eens prijzen. Laten we maar blij zijn, zoo redeneert men dan zichzelf in slaap, dat althans de valsche leer inzake het verbond, de kerk, den doop, en de valsche belichting van de kerkhistorie aan onze kinderen niet geleerd wordt, maar dat er over deze dingen wordt gezwegen. Want we kunnen toch thuis best zelf wel de noodige aanvulling geven.

Maar om de vermijding van het ééne kwaad prijst men dan een érger kwaad, waaraan men zijn kinderen blootstelt. Want wanneer men op school aan onze kinderen vertelt, dat De Cock en Schilder scheurmakers zijn, dan stelt men tenminste antithese, en dan neemt men tenminste de geschiedenis van de werken Gods nog ernstig, al doet men het fout; dan is deze valsche profetie met de Schriftuurlijk belichte feiten te weerleggen. Maar wanneer men De Cock en Schilder géén reformatoren èn óók geen scheurmakers meer wil noemen, dan wordt de antithese vervlakt en verdoezeld; dan worden de loffelijkheden des HEEREN verzwegen en verborgen. Dan worden onze kinderen weerloos prijsgegeven aan de antichristeUjke gelijkschakeling van de christelijke neutraliteit. Dan wordt den kinderen afgeleerd, naar argumenten te vragen. Dan zullen ze wit en zwart allemaal precies hetzelfde gaan vinden. Dan worden de kinderen DOM gehouden inplaats van WIJS gemaakt, om te onderscheiden tusschen goed en kwaad. Laat ons wél inzien, dat een neutrale vriend gevaarlijker is dan een met open vizier, strijdende vijand, en dat camouflage altijd geniepiger is dan een openhjke aanval. Holwerda heeft waarlijk wel gelijk gehad, toen hij in „De Reformatie" schreef, dat de situatie in 1948/50 (en 1951!!) veel en veel ernstiger en gevaarlijker is dan de toestand in 1944.

Geen grootere schade kunnen we bij onze kinderen zoo teweeg brengen aan het Pinksterwerk, dat de Geest der profetie aan het zaad van Gods verbond en aan de jeugd der kerk van den verhoogden Heiland •wü verrichten. We zullen de getuigenis in Jacob en de wét in Israël voor ons en onze kinderen niet ontloopen. Dat is voor het vleesch wel een gemakkelijke weg, maar het staat gelijk met Psalm 78 en Mattheus 13 (en meer!) uit den Bijbel te schrappen. En voor het christelijk ondenvijs is dat de dood.

J. F. DE WEGER.


1) Bedoeld is .het artikeltje van den heer P. de Zeeuw J. Gzn, onder den titel: „Welke school? ", verschenen in „De Rotterdammer" van Donderdag 19 April 1951.

2) Hoewel, wat te denken van een passage als deze in hetzelfde artikel: „Zeker, er zijn tal van Christenen, die als onderwijzer aan een openbare school proberen er nog Iets van te maken. OVER HUN APOSTOLAAT SPRE­ KEN WE NU NIET (Hoofdletters van mij, d. W.)"? ? Is hier het eigen verweer tegen de doorbraak al niet mee ondermijnd ?

2) De letter van het hier gesignaleerde symptoom van den algemeen-christelijken neutraliteits-geest is niet aan het onderwijs, maar aan de pers ontleend (N. Prov. Gron. Ct" van Donderdag 12 April 1951). De dagbladpers is gemakkelijker dan het mondeling gegeven onderwijs of de speciale onderwijsbladen door iedereen te controleeren.

*) De artikelen van dr C. Smits, tot brochure omgewerkt („Het Barthianisme in strijd met Schrift en belijdenis", uitgave van Oosterbaan & le Cointre N.V. te Goes), nadat opnaime in het orgaan van de Ver. van Leeraren bij het Chr. Voorb. Hooger en Middelbaar Onderwijs was geweigerd.

5) Te Rozenburg werd een geref. onderwijzer voor den rechter gedaagd op grond van beschuldigingen, die het punt in quaestie omzeilden. Er zijn ook andere gevallen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Hoe de Heilige Geest ons en onzen kinderen Christelijk onderwijs geeft

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's