GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAN DOOD EN LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DOOD EN LEVEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. V. Doorne: , , Het kind Hans". Baam, Bosch & Keuning N.V.

Op het eerste gezicht lijkt dit een boek, zooals er vóór den oorlog zoovele geschreven zijn: de biografie van een kind. Maar spoedig bemerkt men, dat er een hemelsbreed verschil is tusschen Bartje, Marijntje, Flipje en hoe ze meer mogen heeten, en het kind Hans.

Allereerst al om den vorm. "Vorm en inhoud passen hier wel zeer nauw bij elkaar. Wel vertelt Hans niet( zelf zijn leven, wat trouwens zeer onkinderlijk zou •zijn, maar wij zien toch alles met Hans' oogen. Dit weerspiegelt zich geheel in den stijl. In het begin is het een aaneenrijging van korte, enkelvoudige zinnen op het vervelende af. De inhoud is vaak onbelangrijk, al zijn de waarnemingen zuiver.

Langzamerhand verdiept zich de stijl, de vorm wordt breeder, meer samengesteld. Men proeft er het ouderwordende kind uit, dat samenhang ziet en weet weer te geven. Men moet dit boek eigenüjk na de eerste lezing dadelijk weer ter hand nemen. Dan zal men zien, hoe zuiver dit stijlprocédé is toegepast en wat een psychologisch inzicht en groot inlevingsvermogen er aan ten grondslag liggen.

Maar niet alleen om den vorm verschilt het van zijn soortgenooten. Gaven deze de indrukken weer van de buitenwereld op een min of meer bizonder kind, dit boek beeldt een geestelijk conflict uit in het zieleleven van een jong kind. En van uit die innerlijke spanning beziet het de wereld om zich heen.

De moderne psychologie heeft bewezen, dat er in de kinderziel zich meer afspeelt dan wij meestal beseffen. Het jonge kind vangt de zelfde indrukken op als de ouderen. Alleen, het kan ze niet zoo verwerken als dezen en, als het ze niet op de een of andere wijze kan afreageeren, wordt het er dikwijls voorgoed door gekneusd.

Het is dan ook niet onnatuurlijk, als Van Doorne zijn Hans gebukt laat gaan onder een zwaren gees-tehjken last. Thuis hoort het kind voortdurend spreken over geestelijke dingen, want vader en moeder en de huisvrienden, ze zitten allen vol met de vraag, of de mensch zoomaar Gods beloften geloovig kan aanvaarden, of dat hij moet wachten op de zekerheid van zijn uitverkiezing. En allen gelooven het laatste.

En deze beangstigende onzekerheid van de uitverkiezing legt een druk op het gezin. Zou het kind daaraan ontkomen, als de moeder er door naar een zenuwinrichting wordt gedreven?

Met toenemende spanning toekent de schrijver de angstpsychose, waarin het kind gaat verkeeren, vooral als het, eerst onbegrepen, later in verbijsterende helderheid leert verstaan, dat grootvader zich „verdaan" heeft, om aan die worgende onzekerheid te ontkomen.

Het is een verdienste van dezen roman, dat hij geen ziekelijke geestelijke afwijking beschrijft, maar dat het probleem volkomen serieus genomen wordt. Hans kent zijn vader, gaat met hem wandelen, beziet den watertoren en andere „wonderen" met hem. Hij bewondert zijn vader, die alles kan en zoo veel weet. Kortom, die verhouding is zuiver normaal en het verbaast ons dus niet, dat het kind ook zijn vader neèml; , zooals hij is in zijn geloofsonzekerheid. Dat • zijn vader daaronder zoo gebukt gaat, doet zijn haat groeien tegen God, die zijn lieven vader zoo doet Ujden. Diens probleem wordt ook zijn moeilijkheid, alleen, hij verwerkt deze op kinderlijke manier. Hij daagt zelfs God uit, met roekeloos en noodeloos, maar innerlijk gedwongen, zijn leven te wagen, door op een paal in het water te springen. Welke waarde heeft het leven als het onder moet gaan in een onontkoombaren dood?

Het is een proces van jaren, dat zich hier afspeelt, maar toch vraagt men zich soms af, of dit wel zoo reëel, zoo allesbeheerschend kan worden in de ziel van een kind. Wij weten nog weinig af van de kinderpsychologie en onze herinnering aan zorgelooze 'jeugdjaren zegt niet veel; de kunstenaar heeft hier stellig een dieperen, intuïtieven kijk op, maar of het werkelijk nog kinderlijk is, dat deze zielsworsteling eindigt in een, vermeende, zonde tegen den Heiligen Geest, lijkt mij de vraag. Wel is de ontwikkelingsgang zuiver geteekend, maar de crisis komt als Hans 12 jaar is; mij lijkt zoowel begin-ab eindpunt te 'laag gesteld.

Hieraan zou ik willen verbinden de verhouding tot de moeder. Zij wordt zenuwpatiënt, stellig mede, zoo niet vooral, door de gedrukte, de vertwijfelde stemming soms in haar huis. Haar ziekte, haar weg-zijnuit-huis drukken natuurlijk op Hans, maar als zij terug komt, herkent hij haar nauweUjks. Zij is niet alleen lichamelijk, maar geestelijk beter geworden. In het gesticht heeft zij God leeren liefhebben om Zijn verkiezende liefde. De bUjdschap van het geloof heeft haar angst verdreven en zij getuigt daarvan. En toch maakt dit juist heelemaal geen indruk op Hans. Hij beleeft het probleem van den vader en wordt blijkbaar niet'geraakt door de oplossing ervan door moeder. Het is een vreemde, een ietwat zonderlinge catechiseermeester, die Hans van zijn last weet te ontdoen. Deze geringe invloed van de moeder lijkt mij een zwakke plek in dezen overigens zoo sterken roman. Een kind, dat zóó gevoelig is voor geestelijke sfeer, zooals uit tal van plaatsen en situaties in den roman blijkt, zal toch niet onberoerd den grooten geestelijken ommekeer in zijn moeder meemaken!

Het slot van het boek past geheel in dit verhaal van directe beleving. Op zijn gebed komt de Heere Jezus tot hem en neemt zijn druk weg. Dan pas kan

bij dit gekwelde kind: de ware levensblijheid weer loskomen. Want deze is er geweest. Aan het einde van het eerste hoofdstuk, toen zijn vader hem naar bed droeg, zei Hans: „Ik ben bhj, vader". En aan het slot, als er een eind gekomen is aan zijn tobberij, getuigt hij: „Ik ben zo blij dat ik leven mag".

hij: „Ik ben zo blij dat ik leven mag". Op zeer bijzondere wijze brengt Van Doorne ons in aanraking met menschen, gekneld in banden van den dood, daar de angst der hel hun alle troost doet missen. De directe methode van zijn stijlprooédé laat hen

zien als levende menschen, zonder eenig gemoraliseer. Van Doorne, de dichter, heeft hiermee zijn reputatie als prozaïst voorgoed vastgelegd. Evenals zijn eerste roman: „Brieven aan mijn moeder", geschreven onder pseudoniem., is het verhaal van binnen uit geschreven; het is echter nog directer, concreter van vorm. Hier is een christen-romanschrijver aan het woord, die wat te zeggen heeft, omdat hij schrijft van uit de zekerheid van het geloof.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

VAN DOOD EN LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 augustus 1951

De Reformatie | 8 Pagina's