GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Berusting? neen - Bekeering!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Berusting? neen - Bekeering!

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De goddelooze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekeere zich tot den HEERE, zoo zal Hij Zich zijner ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk. Want Mijn gedachten zijn niet ulieder gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE.Want gelijk de hemelen hooger zijn dan de aarde, alzoo zijn Mijn wegen hooger dan uw wegen, en Mijn gedachten dan ulieder gedachten. Jes. 55 : 7, 8, 9.

Het Schriftwoord uit Jesaja 55 wordt nogal eens op den klank af geciteerd, om daamit stichting te vinden in een bepaalde levenssituatie. Doorgaans

grijpt de kerkmensch immers naar dit woord, wanneer de levensweg gaat door nevelen en raadselen.

U weet dat wel: men wil zich troosten met de (op zichzelf juiste gedachte), dat Gods wegen hooger en daarom anders zijn dan die van den kortzichtigen, afhankelijken mensch. En hoe vaak hebben bedroefden en geslagenen uit den mond van vertroosters deze woorden kunnen hooren, om hen te drijven op den weg der berusting.

Tóch heeft men dan, goedbedoeld, de werkelijke boodschap in dit Schriftwoord van haar scherpe snede beroofd.

Want gaat het in dit woord daarom, geslagenen en verstormden, neerzittend bij de scherven van het levensgeluk, tot berusting te vermanen?

Geen sprake van! Wanneer u dat achtste en dat negende vers maar niet uit het verband van heel het hoofdstuk uitlicht, wanneer u maar geen caesuur aanbrengt tusschen deze verzen en het zevende, ziet u aanstonds, dat het de bedoeling des Geestes niet geweest is, door den mond van Gods knecht Jesaja, meer dan een eeuw tevoren, de ballingen van Zijn Bondsvolk in Babel, berusting te prediken — maar bekeering.

Want die heeft de Kerk-in-ballingschap noodig als brood. Er zijn wel kruisende wegen — maar verstaat u hier het woord „kruis" als 't u blieft niet in den zin, waarin de spraakmakende gemeente het meestal doet: levensnarigheid, en leed, en lijden. De wegen van en in die Verbondsgemeenschap daar in het stamland van haar vader Abraham kruisen in dézen zin Gods wegen, dat het goddelooze wegen zijn. En hun gedachten zijn daarom niet 'sHEEREN gedachten, wijl zij ongerechtig zijn, en ingaan tegen wat duidelijk geopenbaard is.

. De HEERE had immers in Zijn getuigenis, in het boek des Verbonds, dat alle zeven jaren op het Loofhuttenfeest voor de ooren van het gansche volk (mannen, vrouwen en kinderen) gelezen moet worden, de wegen geopenbaard, waarop Zijn volk, als een koninklijk priesterdom, wandelen moet.

Dat Woord is zeer nabij u, zegt Mozes, in uw hart en in uw mond.

En omdat Israël déze wegen verlaten heeft, is de HEERE gekomen met de wraak des Verbonds: om zijn schrikkelijken afval, in bondsbreuk en Woordverlating, heeft Hij het bezocht met het oordeel der verstrooiing en wegvoering.

Het is die versmalde, gedecimeerde Adventsgemeente, ondanks al haar ongerechtigheid toch de bruid van Christus, welke de Geest des HEEREN daar in Babel aan zichzelf ontdekken wil, opdat zij haar nood en ellendigheid recht zou leeren kennen, en zoo, uit de diepten, ootmoedig den HEERE zou leeren zoeken en dienen.

We mogen dus de boodschap Gods in onzen tekst niet „doorzagen", door de verzen 8 en 9 te separeeren van het zesde.

Want daarin is reeds sprake van „weg", en van „gedachten". Onomwonden zegt Jesaja het, tot dat volk-in-ballingschap: „de goddelooze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten".

Aanstonds rijst hier de vraag: wat is er dan toch met dat volk loos, dat Jesaja zulke scherpe, haastaanstootelijke woorden gebruikt: „goddelooze-", „ongerechtige man" —?

De zware kastijding heeft dat volk toch wel wat geleerd, getuige de klaagzangen, welke juist in deze periode onder Israël geboren en gezongen zijn. Ik denk aan de psalmen, welke den bitteren nood der ballingschap raken: Ps. 74, 79, 80, 89, 137. En aan de vijf ontroerende klaagliederen, die — op den naam van J e r e m i a gezet — in de Heilige Schrift voorkomen. De bruidskerk heeft het dan toch wel leeren zien, welke diep-schuldige wegen zij gegaan is, toen zij de afgoden naliep, en het eigen vleeseh diende — en welke goddelooze gedachten zij koesterde, toen zij het Verbond der genade brak, en den Geest des HEEREN smaadheid aandeed. Die w e g en die gedachten heeft Israël toch wel radicaal verlaten: ze richten nu toch geen afgodsbeelden meer op, daar in hun kolonie nabij het kanaal de Kebar — ze rooken niet meer op de hoogten — en hun priesters leiden hen toch weer naar de gedachten en op de wegen van Jahweh? !

En tóch !

Jesaja schrijft dit klemmend vermaan rustig neer, opdat het straks, meer dan een eeuw later, als het scherpsnijdend zwaard des Geestes harten mag breken, waarin gedachten leven, diametraal de gedachten des HEEREN kruisend — en aan wegen mag ontdekken, die alles behalve Gods wegen zijn. Wat is dan de deformatie, die knaagt aan den wortel van Israels adeldom als bruid Gods, gedachten en wegen verdervend, de waarachtige bekeering tegenstaande ?

Er zijn er onder het Bondsvolk in Babel maar al te veel, die daar volkomen ingeburgerd zijn. Zij hebben daar maatschappelijk best geboerd. Velen hebben hun schaapjes op het droge. En als je nu daar in den vreemde een goed stuk brood hebt en gevulde vleeschpotten — als je vrijheid gelaten wordt, om Jahweh te dienen, onder leiding van je eigen priesters, zonder eenige verplichting om voor de heidensche goden te buigen — als je zelfs proselieten moogt maken uit de onbesnedenen — — waarom zou je je dan druk maken, om naar Kanaan terug te keeren? De oude glorie is daar tóch weg. Aarons altaar ligt in puin. Tempel en stad zijn een ruïne, Davids dynastie is een verstorven tronk geworden wat zou je dan het rustige, zekere heden verruilen gaan met een onzekere, veelbewogen toekomst? Bovendien: die pange, «vermoeiende reis, en daarna die omslachtige, netelige wederopbouw! En dat zonder voldoende kapitaal misschien, en zonder militaire beveiliging! Neen, wij blijven maar rustig hier: kun je in Babel niet evengoed den HEERE dienen als in Jeruzalem?

Dat is de goddeloosheid, in gedachten en wegen, die Jesaja bestraffen moet. De instelling op het leven, waarvan zij zich bekeer en moeten. Een instelling, die puur-vleeschelijk is, ondanks de vrome camouflage in 't spreken over het dienen van Jahweh. Een instelling, welke één permanente, grove ontkenning is van de wezenUjke beteekenis van het Verbond. In feite verkiest Israël de rijkdommen van Babel boven de versmaadheid van Christus. Zij nemen daar in den vreemde Mozes' naam druk op de lippen, maar aan Mozes' geloofskeuze staan zij volkomenvreemd. En daarom is het zoo grondig-mis met het Bondsvolk.

Laten we dus maar niet dit Schriftwoord over Gods gedachten, welke niet de onze zijn, en onze wegen, die de wegen des HEEREN kruisen, tot een „dierbaar" troostwoord maken, dat zulk een verzachtend verband is op de wonden van ons leven — het snijdt diep en vUjmend in ons vleeseh in geUjk ook de bedoeling des Geestes er mee was voor het Bondsvolk in Babel. Het is immers een eisch tot bekeering, niet een raad tot b e r u s t i ng.

De waarachtige bekeering van den mensch bestaat, naar de Schriften, altijd in deze twee stukken: eigen ge dachten en eigen wegen verlaten. Naar de Schriften!

Niet alleen Jesaja leert ons dat hier — maar ook het Nieuwe Testament.

Het opmerkelijke is immers, dat in de Grieksche taal twee woorden voor „bekeering" worden gebezigd, die elkaar aanvullen: het ééne beteekent: er anders over gaan denken (eigen gedachten verlaten) — het andere: nu ook een anderen weg inslaan (eigen wegen verlaten).

Als u Handelingen 3 : 19 opslaat, vindt u daar beide woorden gebruikt. Petrus zegt daar: betert u dan", (daar gebruikt het Grieksch 't eerste woord: r anders over gaan denken) „en bekeert u" (dat is in 't oorspronkelijke het tweede woord: en andere weg kiezen), „opdat uw zonden uitgewischt worden".

En die bekeering vraagt de HEERE in Zijn Woord. Van Israël, dat de ballingschap in feite ziet als het einde van Gods wegen met Zijn volk, en niet als een onderdeel van Zijn eenen, heerlijken Verlossingsweg, in den komenden Christus. Met die g e-dachten blokkeert het Christus' snellijk komen tot Zijn Tempel. En daarom wandelt het in wegen, waarop de Geest niet werken kan.

Die bekeering vraagt de Schrift ook van ons.

Ze begint bij de bron: onze gedachten beslaat heel ons leven: onze wegen. en ze

Is dat nu niet, om te beven, dagelijks? we den HEERE tot óns hooren zeggen: wanneer

„W ant gel ij k de hemelen hooger zijn dan de aarde, alzoo zijn Mijn wegen hooger dan uw wegen, en Mijn g e d a c h t e n dan ulied er gedachte n". Groningen.

J. SMELIK.

In onze commissie op de Synode hadden we ook een rapport te behandelen, dat betrekking had op het werk in de Noord Oost Polder. Opdat we een goed beeld van de situatie aldaar zouden hebben, werden we door ^e^kerkeraad van de Noord Oost Polder uitgenodigd om daar eens een kijkje te komen nemen. We hebben daar onder leiding van de pastor loei Ds C. G. Bos de polder bezichtigd en wie het alles gezien heeft, die is daar zo van onder de Indruk gekomen, dat hij niet laten kan, om iets van zijn bevindingen mee te delen. Toen ik daar alles kon zien, dacht ik: dit moest heel ons kerkvolk kurmen zien. Dan zou met veel meer VREUGDE in de collecte voor deze kerk worden geofferd. Neen, het is niet zo, dat men, wat de collecte aangaat, over het meeleven van de kerken te klagen heeft, maar het is zo jammer, dat niet allen kunnen zien, waarvoor men offert.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Berusting? neen - Bekeering!

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 oktober 1951

De Reformatie | 8 Pagina's