GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met bijzondere belangstelHng namen we kennis van dit stuk uit de Vragenlms van de Gereformeerde Kerk.

Een inzender uit W. schrijft ons, dat hij maar niet begrijpt hoe die leden onzer Kerk, die voorstanders zijn van den Gereformeerden Bond, en de leden der «Gereformeerde Kerken in Nederland» zoo met elkaar kunnen ophebben. Wanneer inzender de prediking van de Bondspredikanten vergelijkt met de prediking, die tegenwoordig bij de «Gereformeerde Kerken* in zwang is, dan ziet hij daarin veeleer twee tegenovergestelde uitersten. In de «Gereformeerde Kerken» een beslist voorwerpelijke prediking; bij 'de mannen van den Gereformeerden Bond een even beslist onderwerpelijke prediking. En toch, schrijft de geachte inzender, toch gaat ei* bijkans geen week voorbij, dat De Heraut niet met welgevallen iets uit De Waarheidsvriend overneemt, of met ingenomenheid van De Waarheidsvriend gevraagt.

Hoe, vraagt inzender, is dat te verklaren?

Hoe, vraagt inzender, is dat te verklaren ? Antwoord. Dat de prediking bij den Gereformeerden Bond eenerzijds en bij de Gereformeerde Kerken anderzijds dat tweeërlei karakter vertoont, schijnt wel vast te staan. Natuurlijk zijn onder de leden van~elk groep, " dre tot het geheel der kinderen van Gereformeerden huize behoort, zoowel predikanten te wachten, wier prediking meer een onderwerpelijk karakter vertoont, als anderen, wier prediking meer voorwerpelijk mag worden geheeten. Dat zal altoos zoo blijven, 't Staat in verband met iemands persoonlijken aanleg en met den weg, waarin God de Heere hem geleid heeft De Schrift leert, dat er verscheidenheid van gaven is bij éénzelfden Geest. Daartoe behoort ook dit, dat de een meer gave heeft om uit de ervaring van Gods kinderen te spreken; de ander om de Schrift uit te leggen; wederom een ander om de Waarheid helder uiteen te zetten. "En elk van die drie verdient dén, maar ook éérst dan afkeuring, wanneer hij zijne gave eenzijdig gebruikt. Immers dan vervalt men in een van deze drie euvelen: öf in een eindeloos omwroeten van de gestalten en bevindingen des harten; öf in een geesteloos uitpluizen en ziften van de letters en woorden der Heilige Schrift; öf in een verstandelijk beschouwen der geopenbaarde Waarheid, alsof het wiskundige stellingen waren, waarmede men zich bezig hield, en niet de Waarheid Gods, die tot de godzaligheid is.

Worden die klippen echter vermeden, dan zal men het in den prediker moeten dragen en er trouwens ook niet aan kunnen ontkomen, dat de eene of andere dezer drie gaven bij hem het meest wordt gevonden.

Niettemin schijnt het wel te zijn, zooals de inzender schrijft; dat namelijk bij de predikanten van den Bond in hunne prediking het onderwerpelijke, bij die der Gereformeerde Kerken daarentegen het voorwerpelijke de bovenhand heeft. Wat dan natuurlijk niet toevallig kon wezen, maar zou wijzen op een verschil in richting tusschen deze beide groepen van predikanten.

Op de openbare vergadering van de Confessioneele Vereeniging in Zuid-Holland, die wij in October des vorigen jaars bijwoonden, werd het door een der voormannen van den Gereformeerden Bond dan ook openlijk uitgesproken, dat de prediking die tegenwoordig in de Gereformeerde Kerken wordt gevonden, eene andere prediking was dan door hem en zijne geestverwanten werd verlangd. Dat is eene bevestiging van wat doo'r den inzender wordt beweerd.

Wat nu betreft de verklaring van het feit dat, ondanks dat groote verschil, de leden der beide groepen toonen elkander zoo bijzonder genegen te zijn, wij meenen reeds vroeger overvloedig te hebben aangetoond:

le, dat dat verschil in de wijze van prediken zeer goed is te verklaren als een gevolg van het zich bevinden in verschillende Kerken, Een Bondsman, die volgens zijne eigene Kerkbeschouwing eigenlijk niet in de Hervormde Kerk, maar in de Gereformeerde Kerken thuis behoort, kan nu eenmaal in onze Hervormde Kerk niet preeken alsof hij stond in een Gereformeerde Kerk.

2e, dat de sympathie, die nochtans tusschen de lieden van beide groepen wordt gevonden, zeer goed is te verklaren uit de sympathie, die op ander gebied tusschen hen beide wordt gevonden ; te weten op Kerkrechtelijk gebied en op politiek gebied.

Daarover zullen wij dus ditmaal niet meer uitweiden.

Alleen willen wij, wat het Kerkrechtelijke betreft, onze bewering met een enkel voorbeeld toelichten.

Zooals men weet, zijn in de jaren 1886—'88 over de bezittingen onzer Hervormde Kerk verschillende processen gevoerd; tot voor den Hoogen Raad toe.

Degenen, die toen in Doleantie waren gegaan, waren namelijk van meening, dat zij de wettige voortzetting van de oude Gereformeerde Kerk waren en dus ook konden aanspraak maken op de Kerkgebouwen, fondsen en bezittingen van wat naam ook, die tot dusver bij de Hervormden in gebruik waren geweest.

De verschillende rechtbanken in ons land waren toen van eene andere meening.

De Doleerenden verloren hunne processen en moesten al de goederen laten aan de Hervormden.

Welnu, wat lezen wij nu in De Waarheidsvriend van de hand van den bekenden «medewerker» met betrekking tot deze zaak.

Letterlijk het volgende:

«Volgens Dr. Kromsigt is eene gemeente slechts eigenares als onderdeel der Nederlandsche Hervormde Kerk, zooals in 1886 is gebleken.»

«Maar de Hooge Raad heeft dat toen wel beslist, doch ook in de opvattingen dienaangaande kon wel" eens spoedig kentering komen.»

En dan, een eind verder:

«'t Zou wel eens kunnen gebeuren, dat Dr. Kromsigt spoedig op zijn schrijftafel een boek ter recensie kreeg, waarin een Nederlandsch Hervormend gezangen-zingend jurist bewijzen zal, dat het recht in 1886 aan de zijde van de Doleerenden was.«

Zoo schrijft De Waarheidsvriend.

Nu zullen wïj die questie, wie de rechtmatige eigenaar is van de Kerkegoederen, hier natuurlijk niet bespreken.

Wij constateeren alleen het volgende:

De genoemde medewerker in De Waarheidsvrietid vermeldt niet maar bloot, dater een jeugdig rechtsgeleerde is opgestaan of beter nog zal opstaan, en dat die jeugdige rechtsgeleerde zal beweren of zal trachten te bewijzen, dat de tegenwoordige Afgescheidenen de rechtmatige eigenaars zijn der Kerkegoederen. Neen, al die aanstaande beweringen gelden voor dezen man van De Waarheidsvriend rvix bij voorbaat reeds als zoovele «be wij zen.»

Ook ziet De Waarheidsvriend die «bewijzen» niet met schrik tegemoet, en evenmin met eene gelatenheid, die zich aan de uitspraak van het recht - onderwerpt, welke die ook zijn moge. Neen, met kennelijke ingenomenheid wacht De Waarheidsvriend die bewijzen af en de gevolgen die ze onvermijdelijk na zich zullen sleepen, en reeds n u worden die komende bewijzen ons onder den neus geduwd.

Mij dunkt: dat é é-n e kan dienen om inzender een weinig beter te doen verstaan, hoe de wederzijdsche verstandhouding tusschen leden van de Gereformeerde Kerken en die van den Gereformeerden Bond zoo alleszins uitnemend is.

Als de psalmdichter zingt:

Ik ben een vriend, ik ben een medgezel Van allen, die Uw Naam in waarheid vreezen,

dan is dat ook uit het hart van ons, Confessioneelen, gegrepen, en dan willen wij dat ook toepassen op al die leden der Gereformeerde Kerken, die God waarlijk vreezen, of van wie dat naar den aard der liefde mag worden ondersteld.

Al zijn wij kerkelijk gescheiden en al denken wij op verschillende punten verschillend, in 't voornaamste blijven wij dan één en wenschen dat niet

te vergeten. Dat is 't echter niet, wat de verhouding tusschen Gereformeerden Bond en Gereformeerde Kerken zoo uitnemend maakt en wat De Heraut zoo vriendelijk stemt tegenover De Waarheidsvriend.

Anders moesten ook wij in dezelfde liefde deelen !

De geachte inzender weet nu echter reeds beter, welke de redenen zijn der sympathie, die zijne verwondering zpo zeer gaande maakte.

Voor den milden, vriendèlijken toon, die uit dit artikel spreekt, zijn we erkentelijk. Subjectief en objectief zal steeds elkaar moeten aanvullen; doch anders meenden we, dat onze bijna 1900 Meditatién die nu reeds verschenen zijn, genoeg aantoonden, hoe waarlijk het subjectieve geloofsleven voor ons geen bijzaak was.

Dat we, als doleerenden, hier Afgescheidenen worden genoemd, deert ons niet, zoo althans de geachte schrijver ons betuigt, dat dit verwisselen van den naam onwillekeurig was.

Anders zou het onvergeeflijk zijn.

En wat nu de hoofdvraag betreft, waarom de Heraut meer sympathie koestert voor de Waarheidsvriend en den Bond., dan voor de Confessioneele Vereeniging en de »Gereformeerde Kerk", zoo zij de geachte schrijver zoo goed op de historie van de Confessioneele Vereeniging in de dagen van haar bloei terug te gaan, toen de Heraut., juist uit onvoldaanheid met haar te zwak Gereformeerd karakter, eigen paden koos, — en zelf zal hij het antwoord op deze vraag vinden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 maart 1914

De Heraut | 4 Pagina's