GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 149

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 149

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

139 dat de doop de erfzonde geheel wegneemt: „Que cum ita sint, aut ego nunquam intellexi, aut non bene satis de peccato et gratia theologi scolastici sunt locuti; qui originale totum auferri somniant." In den doop wordt wel de vergeving der zonden ons geschonken, maar de zonde zelf niet geheel weggenomen, wat daaruit blijkt, dat de concupiscentia blijft: „in baptismate remittitur non ut non sit, sed ut non imputetur" (FICKER, 1, 2, p. 108, 109). Of het beroep, dat Luther hierbij op Augustinus doet, juist is, en of Augustinus metterdaad de concupiscentia ook na den doop als zonde heeft beschouwd, wat Denifie ontkent, laat ik thans in het midden. BRAUN heeft dit onderwerp voldoende toegelicht en aangetoond, in hoeverre Luther hierin gelijk heeft gehad en in hoeverre niet. Evenzeer is de vraag van ondergeschikt belang, of Luther tot dit inzicht eerst gekomen is bij zijn voorlezingen over Rom. 4, zooals Denifie beweert, dan wel of dit gevoelen reeds is te vinden in zijn dictata super Psalterium. LOOFS, Dogmengeschichte, 4^ Aufl. p. 696 noot 5 houdt dit laatste staande tegenover Denifie, die dit ontkende, Luther F, p. 45, en beweerde, dat Luther toen nog, evenals de Scholastieke Theologie, leerde, dat de doop de erfzonde geheel wegneemt en de in ons blijvende concupiscentia geen zonde is, maar behoort tot de reliquiae peccati. De bewijzen, door Loofs aangevoerd, mogen niet alle even steekhoudend zijn, maar over de zaak zelf kan geen verschil van gevoelen bestaan. Ook Grisar erkent volmondig, dat Denifie hier ongelijk heeft en Luther reeds toen de concupiscentia als zonde opvatte, die ook na den doop in ons blijft. Loofs heeft terecht gewezen op W. A. 4, 497: „dicendum est „mea culpa" . . toti mundo . . qui nescivit se esse in peccatis originalibus". Ook andere uitlatingen van Luther, waarop dusver nog niet gewezen werd, toonen dit duidelijk. Zoo zegt Luther bij Psalm 41 (W. A. 3, 292) „Semper enim in nobis est reliquum et reliquie peccatorum scilicet inclinationis et motus mali ad iram etc. que sunt coram eo peccata, mala et damnabilia; ideo semper punienda." En evenzoo verklaart hij bij de woorden uit Ps. 51: „ik ben in ongerechtigheid geboren", dat David ons hiermee leeren wil, dat wij „coram deo sumus iniusti et indigni", en dat zelfs de „fides et gratia, quibus hodie iustificamur, non iustificarent nos ex seipsis," maar dat ze dit alleen doen krachtens het verbond, dat God met ons gesloten heeft, „ut qui crediderit et baptisatus fuerit," salvus sit, waarop Luther volgen laat: „quare vemm est nos esse in peccatis coram Ulo semper." Ook de gedoopte is dus „semper in peccatis" voor God

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 149

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's