GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Wij ketters. Ja, „om de eere Gods"!" door H. Bakels. Haarlem, J. W. Boissevaiu en Co., 1920.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Wij ketters. Ja, „om de eere Gods"!" door H. Bakels. Haarlem, J. W. Boissevaiu en Co., 1920.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

BOEKBESPREKING.

Ds. Bafcels verzocht mij dit boek te recenseeren. Ik voldoe er thans aan. Maar met tegenzin. Ja, met smart. En toch geloof ik, dat het gerecenseerd moet worden. Want in doodzwijgen zie ik geen heil.

Bij het aanstreepen van verschillende passages in dit boek, zei ik hardop tot mijzelf: Nietzsche overtroffen! Nietzsche en Bakels zfln in velerlei opzicht antipoden. Beiden zijn vlijmend in hun spot, maar Nietzsche kan onder alles ziJn dichter, lijken, vnjsgeerigen aanleg niet verloochenen. Bakels blijft de excentrieke prozaïst, die zich gaarne van markt-en straattaal bedient en in het populariseeren van de een of andere gedachte in ons land, althans Ofl.der de theologen, zijn even'knie niet vindt.

Maar hierin zijn beiden één, dat zij hun gal uitspuwen tegen Christus. Zij doen dit ieder weer op eigen manier. Nietzsche kan het liefdevolle in Christus, gelijk het Nieuwe Testament hem teekent, niet verdragen. Bakels briescht tegen do strengheid, de gerechtigheid, den toom van Christus. Hij blijft daarin de oude moderne dominee. Maar hij heeft op zijne collega's tegen, dat zij oneerlijk zijn. „Het is — zoo beschuldigt hij op blz. 87 — van alle Cluistelijke predikers, onderwijzers, propagandisten (ik zelf heb er mij nota bene ook 20 jaar lang tamelijk schuldig aan gemaakt) duivelseh oneerlijk, dat wiJ altijd, hoogst oneerlijk en onpartijdig, het

mooie uit den bijbel aan ons publiek vertellen." Zij doen alsof er alleen eea „lieven" Jezus in het Nieuw© Testament bestaat. Dan zijn volgens hem de „doleerenden" eerlijker. „Ik zeg u: die doleerende diaken, ' die dominee, die pastoor^ die hebben g e 1 ij k. En hunne christelijke formulieren heh.ben g e 1 iJ k, en hunne christelüke dogma's hebben g e 1 ij' k." Inderdaad wijst Bakels hier een van de wondeplekken der moderne theologie aan. De eer van konsekwent te zijn, mag hem niet worden onthouden.

Maar dit kan mvj met zgn boek onmogelijk verzoenen.

Dit boek krenkt mö in het heiligste, in het teederste, dat ik heb.

Gelijk hij zich over den bijbel uitlaat, grieft mij tot in mijn ziel. Hij noemt de Schrift een slecht boek. „De grondidee van het Nieuwe Testament is slecht. Want die leer is (zooals we reeds zagen): dat God de n i e tjChristenen in de ver. doemenis laat" (bl. 31). Hij wijdt breed uit over „het per"verse in het Nieuwe Testament" (bl. 37). Meedoogenloos is zijn oordeel over de Schrift. Hoort maai'. „De bijbel zit stikvol onwaarheden. Zóó vol, zóó vol, dat men hem u als leek eigenlijk niet in handefa kan geven. U, argelooze stakker, moogt niet zoo bedrogen worden. Dat kan ik ïiiet dulden. Er steekt immers in den bijbel nog veel meer onwaarheid dan u, argelooze boy vermoedt.. . Om maar één dingetje te noemen. Bijna alle boeken zijn er misleidend. N.l. pseudepigraffisoh. D.w.z. niet geschreven door de auteurs op wier namen ze staan, maar veel later geschreven" (bl. 120). Hij zou dan ook niets liever zien, dan dat de bijbel openlijk door de kerk verbrand werd. „Ik zie een grootsch tafereel: detn krater van den Vesuvius als een reusachtig amphitheater. De omringende binnenhellingen zijn bezet met honderdduizenden van toeschouwers. En de gekozen Vertegenwoordiger der geloovigen staat in het midden bij den put des kraters en werpt een reusachtigen foliobijbel in den put des kraters. Terwijl de honderdduizenden in doodelijk zwijgen voor zichizelve en in zichzelve alle bijgeloof afzweren. Dat zal nog eens een echte autodafé zijn. Want „autodaié" =: acte de foi = geloofsdaad." (bl. 129.)

Maar het gruwelijkst is wel de hoon, waarmee hij Christus overlaadt. Zeker, hij waarschuwt wel, dat hiJ hiermede niet den historischen Jezus bedoelt, doch den Christus van het Nieuwe Testament. Maar voor mij is dit geen tegenstelling. Voor mij ziJn de historische Jezus en die van het Nieuwe Testament één. Trouwens, wie de historische Jezus geweest is, Bakels bekent het niet te weten. Maaj voor mij is de Christus van het Nieuwe Testament mijn Jezus.

Het is mijn Jezus, die hier wordt aangerand.

En daarom mag, daarom wil ik niet zwijgen.

Gij kunt niet gelooven, met welk een bitterheid Bakels zich over dien Christus uitlaat. Hij heeft den scheldwoordeof schat van ons volk geplunderd om er Christus mee te steenigen. „Een kat, die op zijn prooi loert" (bl. 23), , , groote kwaad-aardige menschdruivenstuktrapper" (bl. 24), „bijgeloovige toovenaar en goochelaar" (bl. 59), „gepolitoerde üeverd" (bl. 60), „bloedgeneraal" (bl. 63), , .grootmoordenaar" (bl. 99), zietdaar nog slechts enkele schimpnamen, die Bakels onzen Heiland naar het hoofd wil slingeren.

Ja, hij steekt zijn haat tegen Christus niet onder stoelen of banken. HiJ brult die uit gelijk eens Voltaire deed.

Ik lees op bl. 26:

„.. .. die eindigt met de luidjes tot bloedmoes te trappen. D i e Christus.... .weg er mee.

Damnatus sit.

Damnatus."

Op bl. 59:

„O er waxen meer staaltjes van te vertellen, van het slechte en van het satanische van dezen braaf lijkenden „Christus", die zooveel te afschuwelijker is omdat hij zoo braaf lijkt. O ik haat dien gepomadeerden lief en „zacht" kijkenden „Christus", die zoo , .zachtmoedig en nederig van hart" 1 ü k t. Dien gepoetsten Christus consolator, waar de lui op allerlei plaatjes zoo deemoedig de armen naar uitstrekken.

Ik haat hem."

En op bl. 99:

„„Christus" is ten slotte ( ^= aan het Slot): de grootimoordenaar.

Welaan, sinds dit tot me doordrong, kan ik van hem niet meer hooren praten zelfs.

Ik heb een afschuw van hem."

Meer schrijf ik niet af.

't Is al te erg.

En dan zegt hij nog aan het eind van zijn boek (bl. 180): „Van het oorspronkelijke boek „WiJ — Ketters", zooals ik het geschreven heb, liet ik biJ het gereedmaken der copy voor de drukpers, de ergste hoofdstukken maar weg. Van de aldus verslap; .^ copy schrapte mijn vrouw weer eenige hoofdstukken.

Wat u hier derhalve werd aangeboden is tot tweemaal toe verslapte grog, en heel mak."

Ge behoeft niet te vragen, wat voor godslasterltjks er nog in hem broedt en nog niet tot uiting kwam.

Het is niet om in te denken.

Spreekt niet fel en bitter de geest van den Antichrist uit zijn mond ?

Maar wat nu het verwonderlijke is.

Dat Bakels boven ieder hoofdstuk schrijft: In naam van God.

Dat hij op den titel het al uitroept: Ja. „om de eere Gods"'

Dat hij verzeke-T.'.: „Het doel van mijn boek is: de eer van God en de eer van den martelaar Jezus te herstellen en te handhaven" (bl. 27).

Dat hij, excentriek mensch als hiJ is, op de laatste bladjzijde van zijn boek dit gebed onderstboven plaatst:

„Uit Uw naam heb ik gesproken.

En U roep ik aan, o God."

Of ik geloof, dat hij dit meent?

Ja, dat geloof ik.

Bakels wil geen Godloochenaar zijn. Hij houdt vast aan de trits: God, deugd en onsterfelijkheid. Maar hij verwerpt den Christus als Gods Zoon.

Alzoo meent hiJ Gode een dienst te doen.

Daardoor herinnert hij aan een man uit het door hem zoo gehate Nieuwe Testament.

Die blaasde dreiging en moord. (Hand. 9:1).

Die was lasteraar, evenals Bakels (1 Tim. 1:13).

Die meende ook voor de eer van God op te komen door den naam van Jezus van Nazareth tegenstand te bieden. (Hand. 26:9).

Maar_ Christus, de „harde Heer" verscheen hem op den weg naar Damaskus en was hem genadig.

Die Christus leeft nog.

Is nog dezelfde van voorheen.

Hij kan Bakels ook veranderen.

O, dat dit eens gebeurde.

Dan zal Bakels niet meer wenschen, dat de bijbol verbrand werd.

Dan zou hiJ er alles voor over hebben om zijn eigen boek „WiJ ketters" te verbranden.

Wat ik u aanraad?

Dit boek te lezen?

Ik zou willen vragen: als men u vertelde, dat Saulus godslasterlijkheden uitbraakte, zoudt gij dit dan interessant vinden en er uit nieuwsgierigheid jiaar gaan luisteren'

Wat gij: voor dien Saulus zoudt doen, doet dit ook voor Bakels.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

„Wij ketters. Ja, „om de eere Gods

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 oktober 1920

De Reformatie | 8 Pagina's