GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In eigen taal.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In eigen taal.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want ik hen ook een mensch onder de macht van anderen gesteld, hebbende faijgsk, nechten onder mij, en ik zeg tot dezen: a! en hij gaat; en tot den anderen: omI en hij komt; «n tot mijnen dienstknecht: oe dat! en hij doet het. Lukas 7:8.

Dat zegt 'diiei hoofdman o-ror honderd uit Eap.ernaüm. Kort tevoren is, gelijk uit het slot van. Jo-

hannes' vier'de hoofdstuk Mijbt, uit dalzelfd© Ka-" piemaüm die koninklijke hoveling naar Kana gereisd om van feus genezing te vragen vooï zijn doodziekten jong'en.

Toen höelt die vaider in zij|n angbt' tot den Heiland geroepen: „Heere, kom af, eer mijki ]bind sterft!"

Die hovöling wist niet alnders of Jezus' maoht was gebondfeii aatt Zijn plaatselijke tegenwoordigheid. Jezus zou de reis naar Kapernaüm moetiela meemaken, daar bij' het ziekbed van deli' jongen moeten staan, wellicht den ijlenden knaap moeten betasten, om dan misschien hel een of anjdere tooverwoorld te [Spreken. Dan zou de koorts verdwijnen.

We weten, idat' Jezus toen niet anders' heeft gezegd dan: , „Ga 'heen, uw; zoon leeft", en dat het aanvankelijk geloof ; in het hart van dien hoveling z'oo wonderlijk , is gesterkt, doordait juisl op idat oogenblik van Jezus' ontmoeting Ble koorts bleek geweken te jiijn.

Het ware wel vreemd; , indien het gerucht van deze wonderlijke igenezing niet tot den hoofdman over hondend jn datzelfde (Kaperjaaüm zou zijh doorgedrongen.

En er is in zijb.' ziel meer , d'an eön voorbijgaande indruk gewekt. Hij' gelooft met een levend, krachtig geloof, dat Jezus machtig is, zóó te 'doen.

Wanneer hij', de Heiden, de naar de wet onreine, schroomt Jezus in zijn huis te ontvangen, laat hij zijn vrienden zeggen: „Heere, neem de moeite niet, ik ben het niet waard U te ontvangen of te ontmoeten, zeg het met een woord eW mjjh knecht zal genezen worden. Want..."

Nu is zoo merkwaardig de vorm', waarin deze Romeinsche hoofdman zijn geloof belijdt.

Er is geen woord in nagepraat.

Het is , alles eigen taal.

Soldatentaal.

Deze officier is officier en hij' Jcleedt de geestelijke, onzienlijke dingen in het ^lewaad van eigen dagelij'ksch leven. •

Vreugde, .smart, gezondheiid, ziekte, leven en dood ziet hij vóór zich al's één groot leger, gewoon aan stipte tucht.

Den Heiland ziet hijl als den grooten opperbevelhebber, die het nu maar te zeggjen heeft, - ^iens woord wet is in het groote levensleger, op wiens enkele zeggen ^lle levenskrachten zich Éewegen en Zijn wil volbrengen.

Dan behoeft Jezus ook niet persoonlijk naar' het huis van den hooMman te komen. Irudien Hij' maar een woord wilde spreken.

Dat woord is genoeg.

Wat kort te^ vo'ren in het geval van den hoveling gebleken is, heeft de hoofdman in het geloof gezien.

Dat heeft hij' doorvoeld.

Dat heeft hij' doorleefd.

Dat is door zijn ziel heengegaan'.

En nu zegt hij hert. z-oo teekenend.

In eigen taal.

En als de Heiland die geloofstaal van den hoofdman hoort, is er in Hem de blij'de verwondering, die getuigt: „Ik zeg ulieden, ik heb! zoo groot een geloof zelfs in Israël niet .gevonden".

Er is onder on'si groot gebrek aan; originaliteit. ledei-meelevend Grereformeerde kent wel een heele reeks van stereotiepe uitdrukkingen in de godsdienstige gesprekken en openbare gebieden van onze geloofsgenooten.

Men hoort ze in Zeeland zoo goed als in Groningen, in de steden zooi goed als in de dorpen.

Oorspronkelijk teekenend en krachtig, hebben ze in 't veelvuldig gebruik al haar pracht en ki-aoht verloren.

Het eigenaardige ervan wordt niet meer gevoeld.

De teekening ervan wordt niet meer gezien.

Pe kracht ervan wordt niet meer ervaren.

Dit is méér dan een literair tekort.

Het is méér dan armoede aan vo^rm. Er kan zich in openbaren een tekort aan krachtig persoonlijk geloofsleven.

Het is menigmaal gemis aan frischheid.

We nemen de erfenis over zonder dat ze persoonlijk zielsbezit is geworden.

En nu komt het groote gevaar, dal we de geestelijke dingen gaan napraten en onze gebeden ontaarden in aangeleerde formulieren.

Nu komt het gevaar van de gedaante der godzaligheid, waaruit de kracht is weggevloeid.

Deze officier drukt zich uit jn soldatentaal.

Indien een boer eens dorst bezigen termen aan den landbouw ontleend.

Indien een timmerman zij'n geloof eens meer uitte in timmermans laai.

Indien een huismoeder eens van haar geloof getuigde in beelden van het gezin.

Dan kwam er jets van hen zelf in hun geloofsgetuigenis.

We zullen ook deze originaliteit niet mogen overdrijven.

We zijn niet enkel individu maar leven in een gemeenschap.

We 'mogen ook' in geestelijken, god'sdienstig.e'n; kerkelijfcen zin niet te zeer streven naar een apart leventje, in strikte aiziondering van elk ander leven.

Ook onze geloofstaal mag niet worden: „allerindividueelste expressie van allerindividueelste emotie".

God roept niet maar enkele personen toit Zijn 'dienst, maar Hij' heeft zich een volk geformeerld, dat Zijh lof vertellen zal.

En als volk, als gemeen'schap! dier heiligen, fi.ls' kerk heb'ben we noodig een giemieensdiappelijke geloofsbelijden.is, die gemeenschappelijke uitdrukking behoort Ie zij'n van de waarheid, welke we allen samen belijden... acooord van kerkelijke gemeenschap'.

Maar alis die g'etmeenschappelijke helijdenis iiu niet nagepraat' z!al worden, maar in onze ziel is ingegaan en persoonlijk eigenidtam is geworden, zullen we naast het gemeenschappelijke ook het persoonlijke hezitten.

Onze eigen taal niet in tegenstelling van, 'inaar in harmonie m'et wat we allen saam belijden.. .„Allen" ... het is goed! Maar ook: „een iegelijk".

Indien 'dan maar in ons leven blijfi de hartelijke ootmoed van 'den hoofdman uit i^apernaüm,

Onze eigen taal kan zoo spoedig onecht worden. 'Als we het gewilde, het geziO'chlie, het gedurfde voor het oorspironfcelijke en eigene gaan houden.

Maar dan komt 'de eigen taal niet meer uit de volle ziel maar uit het naar mooie woo*rden zoeken'd hoofd op.

Dan trachten we met oiize gewilde vindingen ons zelf te hehaigen .en voor anderen fe. pronken.

Dan ontstichten we ook meer dan we stichten. Dan halen we evenzeer het oordeel der onwaar'achtigheid over onze ziel.

Deze hoofdman had kleine gedachten' van zich zelf. Hij' oordeelde zich Jezus' komst niet waard.

En hij had niet naar ©en mooie belijdenis van .zijn geloof gezocht.

Toch zeiide hij' het zoo. En dam juist zoo eenvoudig. In dien eenvoud zoo prachtig.

Dat was eoht

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

In eigen taal.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 januari 1921

De Reformatie | 8 Pagina's