GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beproeving tot het ambt.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beproeving tot het ambt.

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het eerste artikel is'gewezen op-de gemelitige laak-van het ouderlingschap, en in verlxmd daaj-raede de viaag besproken, wal v> -e onder de beproe-\'iug, waarvan Paulus in 1 Tim. 3: "10 spreekt, te verstaan hebben. Deze beproeving geldt èn ouderlingen èn diakenen. Ohderscheidene meeningen zijn genoemd, waaruit bleek, dat niel met zekerheid is te zeggen, waarin in de oude christ.eUjke kerk de beproeving heeft bestaan.

II.

Hoe moet de beproeving tot hes0Sttjp|'; onder.Jons geschiedens?

Van haar noodzakelijkheid; zal^ iede'P-wér óveirtuigd zijin., want eer iemand tot een ambt in de 'gemee'iiite van Christus ger; pjepen wordt, moet eerst blijken, of hij waarlijk de vereischte gaven en be

kwiianiiliedea bezilj en of hij iu overeenstemming bevonden wordt - niet de voorwaarden, die de apostel Paulus in • 1 Tim.D< tih'e(us 3 stelt. Docli de groote vïaag is deze, oip welk'e wijze diö geestelijke^ Jjeiiring Zial plaats vinden, en welke de meest proifijteUjke weg is, om aatn de-apostolische eiscHen te voldoiein. Zallen wij blijven op den weg, 'dien jyve to(t ïiu to: e bewandelen, en uit den wandel en de oipienbanngf van dezen en genen broeder conoludeeïen tot 'zijin gesclhiktheid voor höt ambt, of dien^ er evenals bij de dienane»n des Woords "èen bijzon-'dere examinatie ingesteld te wioirden?

Met dit laatste wil ik beginnen.

Zulk ©en oipzettelijk onderzoek kan op tweeërlei wifzè •gescbiéden.-

In de eerste pla.ats door iemand, die in hét aanbt . zal dienen, een proeftijd te stellen, ön hem gedurende een zekeren tijd gelegenheid te geven |iiet bewijs te leveren, dat 'Mj voor het ambt voldoende bekwaaimheden bezit. Aan züik een proeftijd denkt b.v. Van An del, die in 1 Tim. 3:10 de vermaning leest, olm iemand eerst als helper te laten piptredönj en wanneer bij gescbikt gebleken is, tot dienaar te verheffen. Doejh al ZO'LI^ deze meening, jujst, ein. al zioiu de pracjtijk' der apoistelen aldus geweest zijn, volgt hierait nog niet, dat wij dezelfde m'ethiode kunhen toepassen.

Tegen een öpziettielijken proeftijd zijin teveel bezwaren.

Vooreerst gaat bet Wef-affi^'Om'iemand als proet oiuderling of proefdiafcen te verfcieKien, en hem, als bSj na ienkele maanden niet voldoiet, weer los te laten, want. zulks laat de waardigheid van fiet ambt niet toe, en daarvoor leent, nieqiand zicili, die eenig zelfrespect heeft. Een kerkeraad mag dan ook nooit personen nomineeren, van wiier geschiktheid hijzelf niet zeker is, en die hij candideert, opdat de gemeente het maar eens met dez'e broeders probeeren zlal. Zulk een pïoef heeft doorgaans minder gewensoMe gevolgen, en het kerkelijk leven is bij een dergelijk waagstuk weinig gebaat.

Op dezfe wijze gaat bet niet.

Dat wil natuurlijk niet zegigen, dat ieder, diiS als ambtsdrager gekoz'en wordt, altoos ten. volle geschikt blijkt. Het kotnt meermalen voor, dat iemand tijdens de vervulling van den ambfcelijken dienst, het onweersprekelijk bewijs levert voor ouderling of voor diaken niet te deugen, en dan wiordt doorgaans zulk een broeder ook niet hierko25en. Doch deze mogelijkheid gfeeft ons niet het recht lOm ambtsdragers speciaal .op proef te verkiezen, en aldusiaan, den.©isG|i, der „b e p r .o e v i n g" te voldoen.

Maar nu de andere wégï-• De weg van het hulp.

- Dit institTim'%c!hïjnï' in' de--Siidfr° ènris®i}kë" kerk beétaan te hebben. Uit hetgeen de apostel' Paulus over den arbeid der vrouwen z-egt, blijkt ons. dat zijl èn optraden als helpsters , bij de verbreiding van biet.Evangelie, Rom. 16:2, 3; Fil. '4:3; èn bulpdiensten verrichtten bij bet presbyteraat, Rom. 16:1, 2. (de naam ^, voorstands ters" wijst hierop), 1 Tim. 5:9, 10, en vooral den diakenen bijstonden in de vervulling van den dienst der barmharligbeid, 1 Tim. - 3 ten 5. Nu kan ik over dez'en vrouweJijken arbeid niet verder spreken, doclh bet zal duidelijk ziijti, dat • ten tijde der apostelen niet 'alleen de olfici'ëiele ambtsdragers in de gemeente arbeidden, doch ook verschillende helpers en helpsters. De apioslelen zijn ziolve ook steeds omringd door een kring van helpers, al is de plaats en taak van dezie helpers van veel meter gewicht, dan de gewone; h'ulpdiensten in iedere plaatselijke kerk.

Wij kennen die hulpdiensten niel.

Althans niet voor bet ouderlingschapvMpiS'i; .'Hét diaconaat 'maakt hief en. daar, én''nét is janmier dat deze wijize van doen niet 'algemeen is, , gebruik van de hijlp van enkele yrouwen, die alé zusfcer-Gomité de diaconie uitnemende diensten bévvij'zen. Doch deze hulp-diónst komt bier lüet in aannrerking. Aan vrouwelijke ambtsdrageïs denken wè" nog in geteii jaren, en, al kennen de diakenen zulke bebulpsels, het onderlingscbap wieet van een d'ergelijfcen dienst niets. Want wtel worden in kleinere kerken de diakenen als bulpouderlingen in den Kerkeraad o.pgenomén, en wtel heeft menige diaken in de vervulling van zijn ambt blijk gegeven gaven voor bet ouderlingscbap te bezitten, doch onsite broeders armverzörgers zijn niet als helpers van de oiuderlingen te beschouwen.

Een andere vraag is, of ziilk. een hulpdienst onder ons niet mogelijk zou'zijn. Ik gevoel terstond de moeilijkheden, die - öen dergelijk instituut drukken, en vrees, dat de praotijk beel wat zwaarder zal zijn dan de theorie, rriaar het denkbeeld schijnt mij voor een groo'te igemeénte niet Arerwérpelijk'. In zulk een kerk, waar de dienaren des Wojords overbelast zijn met arbeid, zouden enkele bulppredikers geen overbodige weelde v^rezen, , en evenmin zo[u bet, een overtollige arbeid wezen, wanneer verschillende broeders en zusters de ouderlingeji hielpen. Ik denk bierbij' voornamelijk aan lal van dienstmeisjes, die van iiuiten in de steden gekomen zijn, en voor wie bét ongetwijfeld goed zö^u wezen, wanneer ze eens door ervaren en godvruchtige zusters der gemeente werden" hs< zacbt. Daarmee wil ik niets tekort doen aan het werk der opzieners, doch mij dankt dat dezen zelf verblijd zouden zijn, wanneer op deze wij'Zte Iniii firbeid gesteund, en de gemeenschap , der beüigen meer beoefend werd. : #; *sl^^^^^-; t.chter, WIJ kennen zulke nelpers-.-^i^^p; : .. In dezen weg kunnen wij de „bep'^^^^i, n|g; " niet zoeken.

Aan een opzettelijkél^^eftijd valt ondSf^lftl: daarom niet te denken, dbcli' wij moeten onsVÖgiëdacht 'nog van een examinatie, waarover ik.later spreek, beperken tot dé onopzettelijke beproeiving uit den wandel, en verdere oipénbaring yan de leden der gemeente. En.., die beproeving as in onzic dagen niet zoo heel moeilijk. Er zijn terreinen in overvloed, waarop de leden der gemeente gelegeaheid bebben, oan té bewijzen, dat hun van God gaven geschonken aijn, en de arbeid in bet Koninkrijk Gods is zoo veelzijdig, dat tal van broeders daarin eerst bun geschiktheid voor bet ambt kunnen toonen. Ik denk aan onze Jongelingsvereenigingen, waaruit de. meeste-kerkeraadsledeii vcorikomen; aan de actie op politiek en sociaal terrein, in welke actie kostelijke gaven voor den a-mbtelijken dienst openbaar zijn geworden; aan den strijd voor ons christelijk onderwijis, en aan bet werk der Evanigelisatie, dat uitnemende krach, ten naar voren heeft - doen treden, en een - Keer geschikte „beproeving" tot bet ambt kan zijn.

Hierbij meet ik twee opmerkingen maken. In de eerste plaats deze, dat uit het voorgaande niet de conclusie mag getrokken worden, alsof ieder, dio op een of meerdere van deze terreinen thuis is, bekwaam zo, u zijn voor o.üderling en diaken, en ten' tweede, dat' er ongetwijfeld stillen in den lande zijn, die zich' buiten „de publieke jnarkt des levens" bonden, maar toch door hun wijsheid en godsvrucht', in 'sHeeren kerk met zégen kun. nen dienen.

Dit zijn edbter uitóonderingen. Doorgaans is do kring van bestuursleden van 377 verschillende vereenigingen hét milieu, waaruit djgi Kerkeraad gevormd wordt, en Mj de verkiezing tot het ambt, dient niet alleen gerekend te worden met iemands geestelijk en zedelijk leven, maar pióik met zijin arbeid iii en belangstelling voor b'et koninkrijk Gods. Diezé interesse is vaak ©én yrijwel zuivere m'aatstaf, want iemand, die uit waarachtige liefde zich geeft aan de zaak des Heeren buiten zijn kerk, zal zi-ob oiok niet onttrekken aan de zaak Gods in zijn gemeente, wanneer hij n.l. over yol. doenden tijd beschikt.

Een oipzettelijke proeftijd - is ''^^'ÜK 'f#g^^a: ' uitstoiten.

Maar Mu 'de' examinMié!'

Is die no'odig, en - nroet er niet e'en opleiding tot 'het ouderlimgschap ingesteld worden? DaaroVet een volgend maal.

K. D

Een jeglement op het houden .van Oefeningen uit 1774.

Nu in onze dagen hier en daar het verlangen wordt geuit naar het optreden van zoogenaamde „leékénpredikers", zij er aan herinnerd dat men in de Oiude Gereformeerde kerken iets van dien aard hééft gekend in den, arbeid der oefenaars of voorgangers in oefeningen. .De 'benaming „oefening" voor onderlinge stichtelijke bijeenkomsten schijnt oipgekomen te zij-n in de adhttiende eeuw, doch fbeeft baren wortel in de taal der Middel-, eeuwen. „Oefenen", dat eigenlijk beteekent , , zioh' voortdurend met iets bezig - houden", "snindt men - nu en dan in b-et Middelnederlandscih verbonden met de namen God of Christus als voor-werp, in den zin van eeren of aanbidden, '.[later wordt dit voorwerp weggelaten, en blijft het werkwoord, absoluut gte-biTiikt, - eene godsdienstige handeling aanduiden; het daarvan afgeleide zelfstandig naamwoord heeft dan-'de beteekenis van samenkomst, waar men oefent. Het straks te noemen reglement geeft de volgende definitie voor deze oefeningen; „oipiénbare bijeenkomsten, waarin, op-ge-zette tijden . een oif meer personen, zijnde ledematen van onze Hervormde Kerk, als onderwijzers, in tegenwoordigheid van meerdere of mindere toehoorders, over de goddelijke waarbeden spreken". Naast deze openbare oefeningen stonden de zoogenaamde gezelschappen, bijeenkomsten yan „eenige goede vrienden, om do'or onderlinge gesprekken, door psal-mgeza.ng en gebeden, malkanderen nuttig te zijn in.^ de bevoirdering yan de - kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is".

Over bet vóór en tegen van beide soorten van saniienikomsten beb ik bier niet te handelen. .De Kerk beeft er riienigmaal moeite mede gehad; en in wereldscbe kiingen beeft men ©r vaak aanstoot aan genomen, soms, belaas, niet ten onreöhte. Een figiuir als broeder Benjamin in Sara Burgerhart, zal wel niet gebeel verz-o-nnen zijn. Diaarentegen zijn de werken van - oprecbte geloovigen als-een Laimbertus Myseras of een Justus Vermeer nog jiiet vergeten. In 1741 gaven de oefeningen aanleiding toit een pennestrijd. De Harderwijkscbé jurist mr Johan Scbrassert wilde ze-strafbaar gesteld zien! Hij schreef een boekje, waarvan de titei reeds zijne bedoeling duidelijk weergeeft: „Ondersoeck en berigt, dienende toit een recbtelijek' ])ewijs, dat de hedendaegsche saetatenkémsten ende oi& ffeningen van de zOiOgenaemde Fijnen ongéoorl-ooft zijn^ ende diensvölgens geweerd en de lials'terrige ^gestraft' behoren te werden". Tégen hem' trad in bet krijt de L-eidsdbe booigleeraar in de sterrenkunde, Johan Lulofs, wien volgens den, zeker niet bevooroordeelden, kerkhistoricus Ypey de palm der overwinning moet worden toegekend. Eénigé jaren later

voierde een Groninger, Hendrik ter Borgh, nogmaals (het • pleit voor de vrijheid der oefeningen, mits omder kerijelijk toezicht staande. En , van dezelfde gedachte gaat hèt Amsterdamsoh reglement uit, waarop ik hier de aandadit wil vestigen. Het werd in 1774 door den Kerk'eraad der Nederduitsche GerefoTHieerde Kerk vastgesteld, en den 27en December van dat jaar bekrachtigd door de Burgemeesteren, die het deden drukken en d© afl.? z!; ng va: n den kansel gelastten. De aanleiding loit het vaststellen zal wel moeten gezocht worden in de voortdurende toeneming der oefeningssamenkomsben.

Het reglement begint met heit bo.ven aangegeven oinderscheid te malken tussohen „bijzonder© gezelsohappien" en „oipenbare oefeningen". Alleen voor de laatste werden bepalingen gemaakt, met dien verstande dat aan „van o.ads bekende en sedert een lange reeks van jaren geho.uden woirdende oefeningen, Oip bekende plaatsen" niets in den wég zou 'worden gelegd, mits een verzoek' om ze te mogen voortzetten, werd ingediend. In het vea'volg echter zouden allen, die oefening wenschten te houden, ooli al waren zij reeds toegelaten als krankbezioèkers of catefihiseermieesters, zich bij den Ker-'keraad moeten aahm'elden, om eerst door eene commissie te wiorden „onderzocht en geëxamineerd".

Viel dit onderzQieik gunstig uit, dan zouden zij worden toegelaten, mits zij de volgends zevenvoxidige belofte aflegden:

1. Tot een onderwerp van hunne verhandelingen zeer spaarzaam vrije teksten te zullen nemen, en deze nimmer in den vorm van een leerrede !«• zulten verklaren; maar zich doorgaans te zullen houden bij de godgeleerde waarheden, gesdhikt naar den leiddraad van den Heidelbergschen Cateohismus, de Nederlaadsdhe Geloolsbelijdenis, of eenig ander goedgekeurd theologisch geschrift, en dat •wel hij wijize van vragen en antwoorden.

2. Zich zorgvuldig' te zullen wachten voor alle uitdruldcingen en voiorstelHngen, welke aanleiding' tot factiën en verdeeldheden in de giemeente kunnen geven, ' en het integendeel op de beiwariug van den band. der liefde in eenigheid des gelooifs, met alle vermogen toe te legglen; en nauwkeurig zorg te zullen dragen van noch de Hooge Overheid en hare 'Regeering, noch een predikant of deszelfs leer te taxéeren of hetgeen op den predikstoel is voorgesteld, te wederleggien.

3. Zich zuiver aan de Woorden Gods en de daarop gegronde' Formulieren van onze Kerk te zullen houden, en nooit iets daartegen strijdig te zullen voordragen.

4. De betamelijkheid en noiodzakelijkheid van de waarneming van den lOipenbaren godsdienst, in himne oefeningen en door h'un eigen voorbeeld, te zulten aanprijfeen; en nooit oefeningen te zullen . houden op tijden van den openbaren godsdienst.

5. Ten allen tijde beïeid te ziulten zijn met de predikanten en ouderlingen hunner wiijken, of ook met den Kerkeraad^ oiver hunne oisfeningen te spreken, hunne vermaningen met zachtmoedigheiid te ontvangen, en ook' de .leden van den Kerkeraad tot de oefeningen toe te laten.

6. De oefeningen te zullen hbüdeii in ©en „ordentelijk" huis of kamer en ze niet later dan te tien ure 's avonds te eindigen.

7; ' Steeds twee stoelen, voor een predikant en een. ouderling, te zullen reserveeren.

De Inaraen van hen, die aldus waren toegelaten, werden aangeteekend, ©n aan de wijkhroeders werdopgedragen toezicht te houden op de nakoming der afgelegde beloften. Zoowiel tijd en plaats der oefeningen, als de namen der sprfelkers, rioesten aan den Keiteraad worden mledegedeeld. Voor het optreden van iemand „die van buiten inkoimt" moest 14 dagen van te voren verlof worden gevraagd, onder overlegging van een attestatie van zijn kerk.. Gecensureerden en niet volgens dit reglement toegelatenen zouden worden gevsrieerd, onder - kennisgeving aan Biu^gemeesteren „om daarin yerder te voorzien".

Ten slotte bepaalde de Kerkjeraad, dat in elke oefening een „diaconie-ai'mbus" moest worden geplaatst voor liefdegaven ten behoeve van de, dia-Cioinie-aitoen. E; chter mochten, met goedvinden - van broiederen-diakenen, uit deze gelden, desnoods, ook de kasten van kamerhuur, vuur en licht worden bestreden. De Diaconie zou dan ook jaarlijks van den Kerkeraad een lijst ontvangen van de plaatsen, waar de oefeningen werden gehouden.

In de wij'ze van uitdrukiking draagt dit reglement den stempel van den tijd, waarin het werd uitgeivaaxdigd; niettemin spreken er, mijns inziens, zeer gezonde begrippen uit, en 'getuigt het van eene goede opvatting van het Gereformeerd kerkeHjk leven. Wanneer steeds in .dezien geest was gehan-• deld, zou • ongetwijfeld veel kiwaad zijn voorkomen. Do Amsterdamsche kerkeraad van 1774 verdient 'hulde voor zijn wijs besluit, d^tjagt, behoort te worden vergeten.

Dr JOH. C. BREEN.

De Theologische faculteit aan de Openhare Universiteiten.

Evenals alle andere faculteiten ondergaat ook de Theoilogische Faculteit aan de Openbare Universiteiten onder de vigneur van het nieuwe Akademische Statuut een gewichtige verandering. Het Statuut bepaalt dienaangaande:

§ 1. Tot het candidaaföexamen-geeft toegang het bewijs van een met goed-gevolg afgelegd p'ropaedèutisch examen in de wijsgeeriglo inleiding tot de godsdiens'twetensóhap', in de HebWeeuwsiche taal en in de Israëlietische omdheden. Den student wordt gelegenheid gegeven desverkiezende mede te doen blijken, hetzij door een examen oif door een lovergelegd getuigschrift, van voldoende kennis van Nieuwtestamentisöh Griekscli, van platristisoh Latijn, lOf 'Van heide.

§ '2. 'Het candidaatsexam'en omvat:1. geschiedenis der godsdiensten in het algemeen; . 2. ethiek; 3. uitlegging van geschriften des Ouden Tesitar ments, oveïzicht van de Israëlietische letterkunde, godsdienst van Is'raël; 4. uitlegging van gesthriffcen des Nieuwen Testaments, oveirzicht van de oudchristelijke letterku; nde; 5. geschiedenis, van hat Christendom.

§ 3. Het doctoraalexamen omvat:1. een der drie groepen van Wetenschap, welke in deze facul-' • teit te onderscheiden vallen, namelijk do letterkundige (Bijbelsche), de h-sfcoiiische (^daaronder niet begrepen de geschiedenis dor godsdiensten in het ' algemeen) en de wij'.^geeïlige, ter keuze van den candidaat; 2 en 3, .twee dioior den candidoiat, onder goedkeuring van de faculteit, buiiten de giroep', die het hoofdvak van het examen uitmaakt gekozen . bijvakken, waarvan ten minste .één moet behooïen tot de vakken in 'g^ S genoemd, en één kan behaoren tot de vakken eener andere faculteit.

Wie het oiude Statuut kent zal voetstoots fjoegeven, dat deze verandering, werkelijk een groote verbeterinig beteekent. Toch wordt het karakter dier faculteit er niet door gewij'zigd.

Oüzie voorna.amste bezwaren tegen het Oude Sta-• tuut blijiven ook vari. kradht fegen , het nieuwe; . De wet van 1876 verminkte de faculteit der godgeleerdheid tot ©en van godsdienstwebensöhap. Dieze miskenning van het biJKtoindere karaktier der theologie wo-rdt thans bestendigd. VO'or dognia en kerk is er in deze ïaoLilteit officieel geen plaats.

Een vak als de dogmatiek vindt men noig steeds niet op de lijst. Hét verbannings'besluit der dogmatiek is alz'oo nog niet herroepen. En wat is ©en tbeoiogie zonder dogmatiek? • Ook wordt de kerk nog steeds verwisseld piet het christendom.

Ondanks de wiril«|? sp^ door dit nieuw-e Statuut verkregen is, staat op deze faculteit nog steeds het positivistische stempel.

Onze Preflikantenveroaflering.

De vergaderinlgf^^nVereienigiing van Gereformeerde Predikanten; • ih h!et eerst van de'ze Snaand te Utrecht ^gehouden, laat een mooi effect achter. Van een aangeleg-enihleid als die der predikantstraikteanenten werd ook nu niet geïiept.

Dat geeft in onzen tijd aan zoio'n vergadering reeds het kenmierk van geestelijke aristocratie. •De referaten waïien — mie'n kan dit reeds uit .de verslagen opniaken — .zonder uitzondering! degelijk voorbereid.

En wat hiet voornaamste is, bij alle yersQhil va; n opinie, welke tot uiting kwam', bleek niets van partijen of elkaaï uitsluitende ricihtingen, wielke in onze kerken heeten te bestaan.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

De beproeving tot het ambt.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's