GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Orde der Liturgie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Orde der Liturgie.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

„De Orde der Liturgie".

Zoo leest imen boven het eerste hoofdstuk van het tweede deel van het „Liturgie"-rapport.

Vóór ik ter bespreking daarvan overga, zij mij een opmerking vergund.

'Of, liever ©en wensch.

Mocht bij de behandeling van de liturgie in onze bladen en in onze pers steeds het levensbeeld van Calvijn voor onzen geest staan!

Niet om in alles den groeten Hervormer na te volgen.

Want dat wilde hij zelf allerminst.

Maar om aan de liturgie de juiste waarde toe te kennen.

Er moet liturgiscihe orde zijn. Dat was de ©ene gedadite van Calvijn in dit opzicht. In de samenkomst der gemieente moet eenheid gevonden worden. Elk ©lement der openbare Godsvereering moet daarin tot haar recht komen en eeii vaste plaats [hebben. Welke di© 'elementen zijn moet woeden afgeleid uit d© Schrift.

Hoe de ilitnrgische orde wordt. vastgesteld, is geen eerste-rangs, imaar een tw©©de-rangs'fcwestie! Zietdaaj het tweede mtotief van Calvijn. De bediening des Woords moiet nummer ééij blijven en voor de zuiverheid daarvan moet gewa, a]kt met alle inspanning. De liturgie is daaraan ondergesehilct.

Vandaar dat .Calvijn zich in de liturgie zoo gemakkelijk kon aanpassen bij de toestanden, welke hij vond.

Meermalen was |hij genoopt zich over de liturgie te b'ezinnen.

Doch steeds legde hij daarbij de grootste soepelheid aan den dag.

Toen hij in Geneve werkzaam' was, behield hij in zijn ©lerste periode de liturgie van Farel.

In Straatsburg legde hij aan zijn liturgie de. aldaar bestaande ten grondslag, bracht daarin veranderingen aan, m^ar geen al te ingrijpende.

Te GenèvE teruggekeerd deed hij winst met wat hij te Straatsburg ontvangen en ontworpen had.

Maar hij k'oesterde op dit gebied menigen wensch, dien hij nooit-in vervulling zag gaan. Hoewel hij anders voor doortastende maatregelen niet bang was, wild© jhij die hier niet toepassen. Hierin was hij schier de toegeeflijkheid zelf.

Braken er op andere plaatsen Ywisten uit oif ontstond er oneenigheid over de liturgie, Calvijn nmande steeds tot kalmte en tot een zich schikken naar de omstandigheden.

Welnu, als onze Kerken één deel van Calvijn's geest in deze bezitten bij de behandeling van het rapport, dan zal deze zaak' voorz'eker tot een verblijdend einde worden gebradht.

Dan zal deze 'kwestie niet worden opgeblazen, alsof |het wel of wee vah ons Icerkelijk Jeruzalem' ervan athangt.

Dan zullen er geen broeders met warmie hoofden roepen: liik ben tegen elke verandering. „Gij zult het oude eten.”

Want Calvijn was ook' niet tegen verandering, al stond de liturgie op zijn agendum niet bovenaan.

Dan zal men er zeker Deputaten, echte geesteskinderen van Calvijn als ze zijn, er niet van verdenken onze kerken uit het Gereformeerde spoor te willen rangeeren.

Dan zullen we in ©en heel rustig© sfeer kunnen overwegen of het Dieputaten-voorstel ongewijzigd kan worden geaccepteerd, dan wel of het moet worden geamendeerd.

En valt |het eind-besluit niet precies naar ons inzicht uit, dan zullen we er ons gemakkelijk bij kunnen neerleggen.

Immers, de 'kern van ons geestelijk' leven is bij deze voorstellen niet betrofe'ken.

Het is wenschelijk, dat er op liturgisch gebied meer orde |köme.'

Vele kerken hebben reeds op eigen gelegenheid veranderingen ingevoerd.

Dat heeft de ©enheid nog mteer verbroken dan ze reeds was.

In elk geval kwam 'daarin Oiok uit, dat de begeerte naai" meerdere of betere liturgie op onderscheiden plaatsen leeft.

Daarom is |het goed, zich over de liturgische aangelegehbeden eens lopzettelijk te beraden.

In geen eeuwen heeft hierin een officiëele herziening plaats gehad.

Men zal dus onze kerken niet kunnen Verwijten aa.n veranderingszucht t© lijden.

Schreef ik echter in dit blad eens ov©r , , Reformatorisc'he Wenschen" en maalkte ik toen onderscheid tusschen centrum-©n omtrelc-wenschen, de liturgische verbeteringen behooren niet tot d© ©erste, miaar tot d© laatste.

Men verlieze dit niet.uit 'het oog.

Al ondergaat straks de liturgie menige gewenschte verandering, men meene niet, dat wij daarmee een heelen sprong vooruit hebben gedaan op den reformatorisohen weg.

Het voornaamiste wacht ons nog.

Laten we daarom onze krachteii niet opter^ aan wat betrekkelijk bijzaak moet genoemd.

Men hezie deze 'kwestie in de ware proportiëa

Dat waarborgt kalme en koel© bezinning.

En eventueel ©en gemlatigde k'riti©k.

Verdere opmierkingen hewaar ik voor later.

Eerst wil i'k een zoo volledig; mogelijke inlichting geven aangaande 'het voorstel van Deputaten.

Misschien 'kan dat het best geschieden door met elkander te vergelijken d©n tegenwoordigen gang in onzen eeredienst en de orde, welke Deputaten zich, hebben gedacht.

Zij ontwierpen ©en .afzonderlij'ke orde voor den morgen-• en voor den avonddienst.

Eerst dan over den morgendienst.

Thans wordt d© m'orgendienst gewoonlijk geopend door den , , voorlezer", die ©en psalm' 'opgeeft en terwijl d© gemeente zingt, k'omen predikant en kerfceraadsleden binnen. Na htet gezang spreekt de dienaar het yotum^ uit ©n legt de' gem©ente den zegen op.

Deze orde nu wordt in het voorstel van Deputaten om'gekeerd. Dadelijk neemt de predikant 'het woord voor votum en zegen en daarna wordt er pas gezongen.

Ook de woorden van votum en aanvangszegön worden in het rapport opgenomfen.

Zij luiden:

1. Votum: Onze hulpe is in den naam das HEEREN, die hemel en aarde gemaakt heeft, Amen.

2. Groetzegen: Genade zij u en vrede van 'God onzen Vader en den Heere Jezus Christus, Amen.

of:

Genade zij: u en vrede van Hem Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven Geesten die voor Zijnen troon zijn; en van Jezus Christus, Die de getrouwe getuige is, de eerstgeborene uit de doeden, en de Overste der Koningen der aarde. Amen.

Wordt tha, ns door velen — zoO' niet door de, meesten — geen „Amen" achter het votum uitgesproken, hier wordt het „Am'eri" vooirgeschreven.

Wordt op heden, afgezien van verschillende variaties, di© vroeger veel in gebruik', ma, ar nu veelal' in onbruik' zijn geraakt, door tal van predikanten achter den Paulinischen zegen: „Genade zij u en' vrede van God onzen Vader en den Heere Jezus Christus", nog |gevoegd: „door (of: door de wer-'king van) den Heiligen Geest", doo-r Deputaten: wordt voorgesteld, die toevoeging officieel uit te sluiten.

Zij geven als reden op: „Het is gewenscht voor dezen zegen te 'kiezen de taal der H. Schrift”.

Wil mien in den zegen de Drieëenheid Gods uitdrukkelijk vermelden, dan kan mien zich van den Johanneïschen zegen uit Openbaring 1 bedienen.

Deputaten wenschen hier geen bindende bepaling. „Deptitaten stellen voor, de keuze tusschen die twee aan den dienstdoienden liturg over t© laten”.

Dus niet aan den kerkeraad.

Maar aan den prediklant.

Dit over ; wlat het rapport heet: „De aanvangsiiturgie".

Daarop volgt in h©t rapport: „D© dienst der gebeden".

Komt bij de tegenwoordige regeling na de opening van den dienst onmiddellijk het lezen van de wet en van ©en Schriftgedeelte, Deputaten scheiden deze beide, stellen h©t lezen van de wet thans aan d© orde, maar verschuiven de Schriftlezing naar ©en ander deel van den eeredienst.

Het zingen van „Och', of wij uw gehoon volbrachten" of een ander vers, dat op de wetsafkondiging betrefeking Iheeft, ©n in enkele kerken is ingevoerd, acht het .rapport blijkbaar niet gewenscht.

Ook! het yoodezen van de Wet door den 'predikant, gelijk in een enkte'le keA plaats heeft, draagt de goedkeuring yan Deputaten niet weg.

Zij verantwoorden zidh: „Het is uit liturgiscli oogpunt niet goed te k'euren, dat .all© acten in den eeredienst beihalve gezang en collecte, verricht worden door den dienaai' des Woords. De dienaar des Woords heeft de leiding van d© vergadering, miaar dit 'wil niet zeggen, dat hij alleen het woord voeren moet ©n alle .anderen moeten zwijgen en luisteren Jïén van de liturgische beginselen is het beginsel van gemeenschappelij'kheid en uit toacht van dit beginsel treedt d© gemeente werkza, am op o.a. in haar lied, ©n is de voorlezing van de Wet des Heeren en 'het uitsprek'en van de Geloofsbelijdenis door ©en ander dan den dienaar des Wo'ords te [handhaven.”

Dit komt dus hierop neer, dat de „voorlezer" geen psalm meer opgeeft en ook geen Sctir if tgied eel temeer voorleest, maar dat de Wet des Heeren en de Geloofsbielijdenis |hem worden gelaten.

Doch nu Ikomt er ©en element in den eeredienst, dat wij nog niet kenden, n.l. de Belijdenis van zonden en de Absolutie of Ver'kondiging van vergeving der zonden. Tusschen beide handelingen zingt de gemeente het zesde vers van het Berijmde Gehed des Heeren, ten bewijze, dat zij de zondenbelijdenis voor haar rekening neemt.

Voor één en ander worden in het rapport de woorden vastgesteld.

In den breede wordt dit alles gemotiveerd.

Maar daar spreek ik later over.

Hier volgt, ihoe Deputaten zich dit gedeelte van den eeredienst denk'en:

Belijdenis van zonden. De dienaar des Woords spreekt: Hemelsche Vader, eeuwige en barmhartige God, wij! erkennen en belijden voor Uwc Goddelijke Majesteit, dat wij arme ellendige zondaren zijn, ontvangen en geboren in , alle boosheid en verdorvenheid, geneigd tot alle kwaad, en finmit tot eenig goed, en dat wij! met ons zondig leven zonder ophouden Uwe heilige geboden overtreden, waardoor wij Uwen toorn tegen qns verwekken, en naar Uw rechtvaardig oordeel op ons laden de eeuwige verdoemenis. Maar, o Heere, wij hebben berouw en leedwezen, dat wij , U vertoornd hebben; wij beschuldigen ons zelven en doen aanklacht van onze misdaden, begeerende dat Gij genadiglijk onze ellendigheid wilt aanzien. Wilt U over ons ontfermen, o allergaedertierenste God en Vader, en ons vergeven alle onze zonden, om het heilig lijden van Uwen lieven Zoon .Jezus Christus. Wil ons ook verleenen de genade Uws Heiligen Geestes, die ons leere onze ongerechtigheid van ganscher harte te erkennen, en onszelven rooht te mishagen, opdat de zonde in ons jnoge gedood w'orden, en wij in een nieuw leven weder oiigtaan, in hetwelk wijl waarachtige vruchten der heiligheid en gerechtigheid voortbrengen, die U kunnen aangenaam ^ijn door Jezus Christus, 'onzten Heere, Amen.

De gemeente zingt:

Vergeef ons onze schulden. Heer; Wij schonden aJ te snood IJw eer; D'e boosheid kleeft ons altijd aan. Wie onzer zou voor U bestaan. Had Jezus niet voor ons geleên? Wij schelden kwijt, die ons misdeên.

Vervondiging van vergeving der zonden . Die dienaar spreekt: Allen, die oprecht berouw hebben over hunne zonden en hunne toevlucht nemen tot den eenigen Zaligmaker Jezus Christus, verkondig-ik de vergeving der zonden in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, Amen.

Hierbij sluit zich dan aan, wat de gemeentemond noemt: bet „groote" gebed.

Vroeger kwam het achteraan. Men leze slechts in ons kerkboek |, , 'het gebed voox allen nood der Christenheid”.

Ook nu nog nemen sommigen het er voor op en dringien op wederinvoering ^an-

Doch Deputaten gaan daarin niet mee.

Volgens hen kunnen de bijzondere voorbeden en het gebed !\^oor allen nood der Christenheid het gesoMrtst een plaats vinden in het gebed vóór de preek.

Zij beredeneeren dit aldus: „Dit is in overeenstemtaing met de tegenwoordige practijk' in de meeste Gereformieerde • Kerken. Daarvooir kan verder nog aangevoerd worden, dat de gemieente, die nog mlaar pas is saamgek'omen, bij een langer gebed beter blaar laanda.cht 'kan concentreeren, dan wanneer zij met inspanning naar de preek' beeft geluisterd. Eindelijk is bet ook zee-r vermoeiend voor den dienaar des Woords, terstond na de preek voor te !ga, an in een gebed, waarin de nood der Christenheid eien plaats beeft”.

Een volgend deel van den eeredienst betitelen Deputaten als „Dienst der barmhiartigheid”.

Zij willen dit als zelfstandig elemieat in de liturgie duidelijk doen uitkomen.

Na bet [„groote" gebed k'ondigt de predikant de collecte of oollecte(n) af. Daarbij glaat voorop die voor de armien of zooals bet in bet rapport beet: voor de beboeftige broeders en zusters. Wordt er nog vooT den b'erkedienst gecollecteerd, dan komt deze inzamleling aan de beurt. En dan volgt eventueel de collecte VOOT bijzondere doeleinden. Na, deze , a.fkondiiging spreekt de dienaar:

Zie toe, dat gij in deze gave overvloedig zijt. Want gij weet de genade onzes Heeren Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is armi geworden, daar Hij rijk was, opdat gijl door Zijne armoede zoudt rijk worden.

of:

Deelt mede tot de behoeften der heiligen en 'gedenk aa-n de woorden des Heeren Jezus, dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger te geven dan te ontvangen.

Deze collecten worden ecihter niet gehouden onder het zingen der gemieente, maiar onder zacht orgelspel.

Toch Ini& ken Deputaten hier een vootrbehond. „Beschikt", zeggen zij, „mten over een voldoend aantal broeders, die de gaven inzamielen, dan is de collecte binnen yijf minuten afgeloopen. Mocht de verwerkelijkinig van dezen voorslag stuiten op practische m'oeilijkheden, dan wiorde de collecte gehouden onder het gezang, dat den overgang vormt tot den dienst des Woords, mïaair ricbte men het toch zóó in, dat de collecte onder het zingien , afloopt,

Als da.n het collecteeren geëindigd is, verdwijnen ^, die collecteerden, niet in een of ander lokaal bij de kerk om] bet gield er te deponeeren, zij hangen , de collectezalkben ook niet gevuld op in de terk zelf, |mia, ar zij „Iqgigen daarna de verzamelde gaven op leen taJ3el, die vóór den 'kansel geplaatst is”.

En wianneer dit .alles dan geschied is, gaat de "Jienaar voor in ïhiet dankgebed:

Wij danken U, o onze (God, en loven den naam Uwer heerlijkheid, want van U hebben wij d& macht verkregen, oani U dit vrijwillig te geven. Want het is alles van U, en vplij geven het U uit Uwe hand, Amen.

Alsnu zijn 'wij igenaderd tot den „Dienst des Woords”.

Deze vangt aan met gezang.

Dan is de voorlezing, van een gedeelte der H. Schrift .aan de orde.

Dan de voorlezing van den tekst.

En onmiddellijk daarop-de preek,

Daaromtrent ontwierpen Dieputaten alleen de bep, aling„ dat ze ten hoogste eenmjaal dooa-gezang onderbrokien mag worden.

En wel miet de bedoeling „om de a.andacbt zoo weinig mogelijk: af te leiden en de preek als een eenheid tot bet bewustzijn van de booiders te brengen”.

Het zingen mjaig nietimtor ter „verpoozing" dienen.

Ook niet een vaste plaats in de preek bekomen.

Neen, „wanneer de preek op een hoogtepunt is gekomen, kan jaan de gemeente gelegenheid geboden worden, in hiaar lied uiting Ie geven aan w, a.t ihaar Jiarl; vervult”.

Zoo nadert dan de dienst zijn einde,

De „slot-liturgie" jwerschilt niet zooveel van de thans gangbane.

Deputaten stellen na de preek de ging,

Zij merken ihierbij nog op: „Uit psychologisch oogpunt, zoowel miet betrekking tot de gemeente als met ; betrekldng tot den dienaar des Woords zou bet goed wgzen het na, gebed k'ort te doen zijn”.

Daarna de slotzang.

En eindelijk de slotzegen, Sta, at biervoor in de liturgie slechts de xiaron nitische zegen (Nunï, 6:24—26) aaiigegeven, doch heeft ook de zegen uit 2 Cor, 13:13 reeds zeker burgerrecht verkregen, Deputaten mteenen, dat het het best zou zijn beide te h: ndbaven.

Dus:

Die dienaar spreekt:

Verheft uwe harten tot God en ontvangt den zegen des Heeren:

De HEERE zegene u en behoede u;

De HEERE doe Zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig;

De HEERE verheffe Zijn aangezicht over u en geve u vrede, Amen,

Of:

De genade des Heeren Jezus - Christus en de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen Geestes zij met u allen, Amen.

Naar bet lontwerp van Deputaten verschilt de liturgie voor den n a m i d d a g d i e n s t niet zooveel van die voor den morgendienst.

De avangsliturgie” is in beide gevallen dezelfde.

De „dienst der barmh.artigbeid" ook'.

Bij den „dienst des Woords" is de voodezing van den tekst natuurlijk vervangen door die van de Zondagsafdeeling van , den Catechismus.

In de „slot-liturgie" wordt v, oor de da.nk'zeg'ging de voorkeur gegeven aan het , , Onze Vader",

Van mieer beteektenis zijn de veranderingen in den , , dienst der gebeden”.

De belijdenis van zonden en absolutie worden hier niet herhaald.

In plaats van de Wetslèzing k'omt hier de Belijdenis des geloofs.

Maar Deputaten geven hier de 'k'euze om' óf de gemteente de |a.postolische geloofsbelijdenis onberijmd te la, ten zingen óf deze 'belijdenis te laten lezen, waarna dan de gemieente zingt:

O Vader, dat Uw liefde ons blijk'; O Zoon, maak ons Uw beeld gelijk; O Geest, zend Uwen troost ons neer; Dricëenig God, U zij al d' eer.

Nieuwe rubriek?

Een lezer pcomt toet den voorslag een nieuwe rubriek voor „berijmingjen" te openen.

Er is, zoo schrijft hij, blijkbalar veel animoi. Uit al bet „g'roen en rijp", \viat er dan komt, kan misschien iets (groeien voor ons kerkgezang.

Ongetwijfeld hebben we over animo niet te klagen.

Toch moeten pe oaizen lezer teleurstellen.

Ons blad geeft reeds zooveel leesstof, dat aan uitbreiding voorloopig niet mbet wOirden gedacht.

En om van de bestaande ruimte een rubriek' voor „berijmingien" af te nemien, is ook niet wenschelijk.

In den regel hebben we nu reeds te veel copie,

Sommige stu'Hten pioeten al weken wachten.

Hoe ga.ax.ne we inzenders ter wille zijn, we kunnen de sluizen, die we voor , , berijmingen" hebben dich.tgedr.aaid niet weer openzetten.

Dagelijks ontv, angen we nog proeven.

We nemien er met belangstelling 'kennis van.

Maar we femnen ze niet mieer opnemen.

Later doen wie biisschien nog weleens een beroep op onze lezers,

Moderne liefflafliglieid.

Uit een verslag:

De dubbeltjes rolden flink in de stands; de oflervaardigïheid vierde alonT hoogtij.

Tot laat in den nacht is er gefeest, gedanst en voor het goede doel gearbeid.

Dat zijn de barn).hartigh.eden Van den modernen •mensch!

Vraagrecht.

Een poos gieleden gaven we in ons blad een artilcel over karakteristiek van de Gereformeerde Gemeenten.

Ds Kersten schreef daarover in , , De Saajïi'binder" in wa.ardeerenden zin, biiaar voelde zich gegriefd door de zinsnede: „Hier Kdmt het anti-no.mianisme om, ' den , hadk gluren, dat in die kringen zoo welig tiert". Hij verzocht ons O'm die beschiüdiging terug te nemen.

Gaarne hadden we hierop gereageerd, ware het niet, dat , Ds K, bij diezelfde gelegenheid enkele vragen stelde, welke ons den pas daartoe afsneden.

We meenden om .golven niet op te jagen, beter te doen miet het zwijgen te bew.aren.

Maar nu lons nog altijd datzelfde nummer van „De S, aam'binder" wordt toegiezonden, valt hieruit .af te leiden, d, at mien de oorzaak vain ons zwijgen niet raadt,

We willen er dan met enkele woorden rekenschap van geven.

Op de vraag of het zoo prachtig sta, at in de Gereformeerde Kerken, deed Ds Kersten er nog drie volgen, In de eerste gaf hij blijk' niet geheel op de hoogte van den tegenwoiordigen toestand te zijn, In de tweede zinspeelde hij op een geval, dat nog "(ill onderzoek was en het ware kiescher geweest hierAia, n öiiet geen woord te reppen. De derde vraag deed echter voor ons de deur dicht. Zij gaf toe — ik wil eerlijk zijn, hoewel ik door deze 'bekentenis ni'et bedoel te verbitteren — een gevoel van )Onpasselijkhiedd.

Wil men weten, wat Ds Kersten dan Hier hebben onze lezers het: schreef?

Diezer dagen schreef Prof. Visser: , , 0o'k in .ons volk is er een stroom van vuile ziekten, dia met vj-eeze vervult, zoodat zelfs de gang tot den heiligen disch des Verbonds, waaraan Gods kinderen neerzitten mogen en Gods kinderen alleen, een plaats der besmetting genoemd wordt." Durft Prof, Hepip beweren, dat dit niet waai is van de Ger, Kerken? In de Geref, Gemeenten is mij zulks onbekend, ook weei'houdt de scherpere voorbereiding er velen. Ik smaal niet. Met droefheid vervulde mij zooveel, dat ik uit betrouwbare bron hoorde. Ik zal er van zvvij'gen. De Christelijke actie lijdt onder deze gruwelen.

Thans zal mien het Verstaan, w.aarom we niet antwoordden.

De vraag wekte al te veel weerzin bij ons op.

Waarschijnlijk is piet Prof. Visser Prof. H, Visscher visin Utrecht bedoeld.

Waar hij het bovenstaande geschreven heeft, weet ik niet.

Maar ik kan niet gelooven, dat hij het bovensta, a.nde schreef met het oog op onze Gereformeerde Kerken.

Het kan toch Ds Kersten niet onbekend zijn. dat Prof. Visscher biehoort tot de Ned. Herv. Kerk en dat er geen Prof. Visser is, die lid is eener Gereformeerde Kerk?

Gaarne ontvingen we dan odk van hem nauwkteurige opgia.ve van de plaats, waar dit citaat is te vinden.

Te meer, wa.ar vroegere ei-varing leerde, dat eenige voorzichtigheid met citaten van Ds Kersten gewenscht is.

Bovendien.

Wat Ds Kersten van zijn gemteenten verklaarde, k'an ik vei-klaren van onze kerken.

In de Geref. Gemeenten is mij zulks onbekend.

Welnu, .hetzelfde Iklan ik voor God en - mijn geweten getuigen van onze Gereformieerde Kerklen: zulks is anij onbebend.

Over de scherpere voorbereiding in de Ciereformeeerde Gemeenten zal ük' nu niet uitweiden.

Maar ik' vrees, dat de betrouwbare bronnen van Ds Kersten liggen op het grondgebied van onze vijanden.

Misschien wel op dat van de vijanden van Sion in het algemeen.

Ik hoop nooit alles te gelooven, wat m'en van de Geref, Gemeenten vertelt. Maar dronk' Ds Kersten ons ikw, aad geruqht niet als water in?

Dat moest , aIzoo niet geschieden.

Maar wat voor mij het zwaarst weegt.

Wat gaf Ds Kersten het recht zóó te vragen?

Men mag toch ma, ar niet alles vragen.

Ook hier zijn grenzen.

En mij dunkt: ons Gereformeerde volk heeft er recht op', dat Ds Kersten nu miet bewijzen voor den dag Ik'omt.

Hij hoeft on^ niet te sparen.

Zonder verschoonen noeme hij ^ntroleerb, are feiten. - ^^

Zouden zij blij& n vi^iaiar te zijn — wat we weigeren .aan te nemen — dan zullen we niet rusten voor in onze kerken zulke gruwelen va.n voor Gods a, ange.zicht zijn weggedaan.

Zoolang echter het bewijs uitblijft, k'an hij ziidi en zijn 'kerken vian - de sintet van schijnheiligheid te dezen opzichte niet zuiveren.

Het spijt ons zoo te mioeten schrijven.

Er is reeds te veel geharrewiar.

Zwijgen ware ons aangenamier geweest.

Maar nu wij spraik'en, waren wij gedw-ongen zóó te spreken en niet anders.

Het geldt Jiier de hieiligheid van Gods volk, de heilighioid van Gods Naam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

De Orde der Liturgie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's