GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op den weg naar het leven.

Meer dan de diolxter, en zijn lezers, zelven vermoedden, lag er w ij s h e i d verborgen in den dichtregel van de Génestet:

„'t Leven alleen is de leersdiool des levens".

Wiant „het leven" is de algemeene benaming, waaronder ook de trotsche wijsbegeerte, die zich len doel stelt het leven te fcennen, begrepen is.

Wij zien in de geschiedenis telKens een schommeling, die de menschelijke geest ondergaat, door zich beurtelings denkend te stellen tegenover, en dan weer zich mystiek peinzend over te geven aan het leven.

Het zoeken naar wijsheid neemt telkens weer het karakter aan van een worsteling met het mysterie.

Inzonderheid de nieuwste wijsbegeerte geeft ons van dezen moedig-hopeloozen en hoopvol-moedigen strijd het belangwekkend beeld.

In de Marburger en Badensche school zagen wij de geniale poging om de wereld redelijk te verklaren, eenerzijds door het zijn te vereenzelvigen met het' denken, anderzijds door het zijn in te sluiten in een schema v'an , , absolute waarden".

Het wondervolle, oneindig-variëerende, leven bleef zich echter onttrekken aan den vang dezer logische en vormelijke afgetrokkenhedén.

Natuurkunde, levensleer, en vooral geschiedenis, zijn nu eenmaal geen wetenschappen, die zich gehoorzaam buigen onder den potentaat der logische redelijkheid.

Ze zijn te zwaar, te massief, te w e r k e 1 ij k, om zich te laten verdampen tot de ijle sfeer eener puur idealistische wijsbegeerte.

Vandaar, dat de nieuwe wijsbegeerte al spoedig, ja reeds gelijktijdig met de ontwikkeling in de richting van het idealisme, een realistisch karakter begon te vertoonen.

Realistisch wil hier zeggen: erkenning en aanvaarding van het leven, zooals het zich voorwerpelijk aan onzen geest aanbiedt en opdringt, met inbegrip van den ongenaiakbaren achtergrond, waarin het wortelt, van het metafysisch zijn, waarvan het de openbaring is.

Verschillende wijsgeeren reageerden, op deze realistische wijze, tegen de idealistische Kantianen.

Een bekende baanbreker onder hen is de sympathieke Otto Külpe.

In zijn hoofdwei'k „Die ReaJisierung" stelt hij' zich ten doel om, uitgaande van de afzonderlijke wetenscha.ppen, het reale, dat is werkelijk zijnde, te leeren kennen, en wel door te beginnen bij het begin, namelijk door eenvoudig te constateeï'en, datheteris.

De vaststelling van het bestaian dezer werkelijkheid kan niet geschieden door enkele ervaring en louter („rein") denken. Als hulpmiddelen kunnen deze „argumenten" van den geest zeker dienst doen, maar om de realiteit der natuur (dat is de buitenwereld) en van den geest (dat is de bin-)ienwereld) te leeren keimen, moet de wijsgeer naar andere argumenten zoeken.

Op grond van dit onderzoek, dat wij hier niet in zijn bijzonderheden kunnen napluizen, komt Külp'e tot de slotsom, dat Kant geen redh't had een ónoverspanbare klove te stellen tusschen het denkend subject en de wereld buiten hem, en de onbereikbaarheid te proklameeren van het ding-op-zichzelf, dat zich achter de verschijnselen zou verschuilen.

Külpe heeft zijn interessant werk over de realiseering niet voltooid', maar anderen, zooals Becher en Volkelt, hebben op den grondslag van de realistische doel-stelling verder gebouwd, door zich aan te sluiten bij de instincten en functies van den geest, die alleen verklaard kunnen worden uit een objectieve oorzaak.

In onderscheiding van, en in tegenstelling met, de streng orthodoxe Kantianen, die de wijsgeerige kennis beperkten tot kenkritiek, dat is het formeele denken over de mogelijkheid en de wetten van het denken, breidt deze realistische wijsbegeerte hare vleugels weder uit over de groote werkelijkheid, die daar ligt buiten den z.g. bewustzijnsinhoud.

Het spreekt vanzelf, dat deze wijsgeerige richting, uit Icracht van haar „instelling" op de werkelijklieid, meer dan de idealistische Kantianen, aangetrokken wordt door het pralitische leven en de weerspiegeling van het leven in de exacte wetenschappen.

Men mag haar de eere geven, dat zij, zooal niet de wegbereidster, dan toch de voorbode, is geweest van de, ook voor ons, positieve christenen, zoo hoogst belangwekkende en leerzame, levensfilosofie.

Wij nemen de vrijheid de andere nieuw-wijsgeerige stelsels, die zich rondom Kant, voor een deel, in tegenstelling met hem, hebben gevormd en die bij alle verscheidenheid toch eenigermate het type van de wetenschapsfilosofie vertoonen, voorbij te gaan en onze a, 'andaciit bij deze bloedwarme levensfilosofie te bepalen.

Ik zeg bloedwarme levensfilosofie, omdat deze filosofie, niet alleen door haar naam, maar ook door haar inhoud en structuur, op ons den indruk maakt van een gezonde natuurlijkheid, tegenover het kunstmatige en abstracte van de wetenschapsfilosofie.

Wel scherp, maar niet onjuist karakteriseert Richard Muller de wetenschapsfilosolie als een „geweldige, uiterst fijngeconstrueerde, machinerie, die hare raderen met veel energie en gedruis laat wentelen, maar verbazend weinig bruikbare producten levert. Er wordt gemalen en nog eens gemalen, maar er komt geen koren tusschen de steenen. Alle deze denkers gelooven, dat z.ij door het consequente denken óver het denken het wereldprobleem kunnen oplossen, alsof het denken opi de een of andere manier het zijn insluit".

De levensfilosofie kan eerst met recht den naam van een vernieuwing der wijsbegeerte dragen. Zij brengt een verfrissching en verjonging in de uitgedroogde en seniele stammen van den tuin der wijsbegeerte, door de moedige rerplaatsing van het zwaartepunt van het denken.

De ervaring der eeuwen heeft immers twee dingen geleerd: ten eerste, dat de groote ontdekkingen op het gebied van het denken niet te danken zijn aan het stelselmatige, logische, vorschen, maar veel meer aan den genialen inval (intuïtie) van den geest, en ten tweede, dat het vinden van de a b-solnte waaAeid door het mensöhelijk' verstand telkens weer een ijdele waan is gebleken, doordat de resultaten van het denken bij de wijsgeeren gedurig van elkander onderling verschillen en de menschheid ook bij de meest schitterende resultaten toch onbevredigd blijft en de mooie stelsels als „verouderd" laat liggen.

Op grond van deze tweevoudige overweging, acht de levensfilosoof een omwenteling in methode, of liever in de instelling, van h'et denken noodzaikelijk.

De filosoof moet allereerst laten varen de verblindende, en daardoor belemmerende, leuze alsof het doel der filosofie zou zijn de geheimzinnige, wonderbare, wereld, waarvan hijzelf ook maa.r een verschijnsel is, logisch te verklaren.

Er zijn natuurlijk wel een hoop dingen, die de menschelijke rede begrijpen kan, namelijk in Öe vormen en wetten van het leven.

Maar deze uitwendige vormen van het leven zijn toch nog iets anders dan het leven zelf. Ze zijn niet meer dan de schaal, waarin het kostbaar geheim des levens verborgen ligt, en dtaf geheim is ontoegankelijk voor het louter formeels denken.

Om dit geheim te benaderen moet de mensch' de tocvliicht nemen tot een ander apjparaat van zijn ziel, namelijk het intuïtief vermogen, dat evengoed 'deel uitmaakt van zijn gevoel als van zijn verstand.

De levensfilosoof veracht daarbij de wetenschap niet. Maar hij eischt, dat de wetenschap zich niet. aanmatige de pretentie het leven zelf dooizintuigelij'ke waarneming en afleidend denken te kunnen doorgronden. De' wetenschap mag en kan niet meer dan levensverschijnsel zijn en heeft alleen waarde als object en hulpmiddel van het wijsgeerig denken. Het groote object van dit denken is en blijft het bonte, rijke, wisselende, leven zelf. Dit leven is niet de grondslag of het uitgangspunt, maar het doel zelf van de wijsbegeerte.

De wetenschapsfilosoof neemt dat leven in zich op', op de manier van een scheikundige, die verschillende elementen in zijn retort, of als een huismoeder, die theeblaren in haar trékpot, doet, om daarvan een verheugelijk aftreksel te maken. Hij wil het leven in het laboratorium van zijn verstand afkoken en ómdistilleeren tot een zuiver wetenschappelijk, logisch, sopje.

De levensfilosoof kiest de (in zeker opzicht) tegenovergestelde methode.

Hij stelt zijn geest in dienst van het leven, hij wil zijn geest laten ondergaan den doop van het leven, en desnoods de logica opofferen aan het leven.

Het reeds genoemde spreukje van de Génestet geeft duidelijk de richting aan van dit denken, maar dan met vervanging van het laatste woord door een ander:

't Leven alleen is de leerschool van de wijsbegeerte.

Deze insteUing van den geest is op zichzelf, ook in de wijsbegeerte, niet nieuw.

Onder de voorloopers, op wie de levensfilosofen zich gaarne beroepen, behoort p.a. niemand minder dan Goethe, de verheerlijker van het leven.

In zijn Faust rekent hij af met de pogingen om het levenswonder wetenschappelijk te verklaren.

De klacht van Faust in den aanvang der tragedie is den levensbespiegelaars uit het hart gegrepen:

Habè nun, ach, Philosophie, Juristerei und Medizin, I3nd, leider, audh Theologie, Durchaus studiert, mit heiszen Bemiihn, Da steh' ich nun, ich armer Tor! Und bin so Mug, als wie zuvor.

Nietzsche was ook een voorman, die de „nieuwe lijn" omgaf. De logica werd door Nietzsche met een souverein gebaar uit den tempel der wijsbegeerte weggezonden.

Geplaatst voor de keuze tusschen de twee beginselen: De waarheid boven, al gaat het leven er bij te gronde (Fiat Veritas, perea, t vita), — en: Het leven heerscht, al gaat de waarheid er bij onder (Fiat vita, pereat veritas), neemt hij het laatste.

Ook Eduard von Hartmann, die de wereld beschouwde als het kleed van het goddelijk leven,

kan men in de rei van 'de genoemde wegba^ers noemen.

En boven dezen rijst de geest van den macibtigen ScÜopenlhauer, wiens pessimisme weliswaar in d'e nieuwere filosofie is losgelaten, maar wiens beginselstelling : de wereld als wil t o t 1 e v e n, den stoot gegeven heeft tot Het alomopduildend vitalisme (het erkennen van een onverklaarbare levenskracht in de natuur).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's