Onkunde der wereld.
Daarom kent ons de wereld niet, omdfttfzS.'-r'
Hem niet kent. 1 - Joh. 3: Ib. „Cmdat zij Hem niet kent".
Men neme dit woord niet maar iti 't alge-meen.
•^doch in die eigenaardige beteekenis, die het verkrijgt in samenhang met het onmiddellijk voorafgaande: „Ziet hoe groote liefde"
De apostel heeft gesproken over de gadelooze ontferming, waardoor de Heere, zonder eenige aanleiding in den meosch te zien, alleen nit vrije genade, Zich tot den goddelooze nederboog om hem aan te nemen tot Zijii kind.
„Ziet hoe groote liefde_ ons de Vader gegeven heeft, namelijk dat wij kinderen Gods zo-uderi genaamd worden." En als hij dan daarna zegt, dat de wereld Hem, dien Vader, niet kent, dan bedoelt hij ongetwijfeld; dat zij Hem daarin niet kent, — in die-groote liefde, in die vrije ontferming.
Hoeveel de' wereld aangaande 'God, ook uit Zijn Woord, moge weten , — dit heilgeheim blijft buiten haar gezichtskring, dat er een God is, die, zonder eenige waardigheid ol aantrekkelijkheid in het schepsel te zien, alleen uit de vrijmacht Zijner liefde, Zich met den zondaar verzoent. Niet, dat dit mysterie wèl zou opgeklaard zijn voor Gods kind. Verre van dat. Het bhjft ook hèm' een wonder, dat hij nooit zal begrijpen. Zelfs een engel kaai het niet verklaren. Maar al zal Gods kind dit goddelijk geheim der groote liefde niet begrijpen, kennen doet hij het wel; hij gelooft en ervaart het; hij' heeft er de werkelijkheid van aan zijne ziel o-ndervonden; hij heeft die vrijmachtige liefde gesmaakt, en zij is hem ten troost geworden in leven en sterven. Zooals wij ©ene bron niet kunnen begrijpen, niet in hare verborgen aderen kunnen naspeuren en ten «inde toe verklaren, maar haar wel kunnen kennen, als we ons dorstig buigen om uit den uilvlietenden stroom te drinken. Dit laatste doet de wereld niet, en daarom kent zij; God niet als de ee.n.ige, souvereine Fontein van zondaarsliefde. Zij blijft buiten die liefde staan. God in Zijne liefde is 'haar een vreemde. De natuurlijke raensch verstaat niet de dingen, die des Geestes 'Gods zijn.
Zietdaar de oorzaak waarom de wereld vreemd staat tegenover het volk van God.
, , Da, arom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent." Wie de liefde Gods niet'verstaat, kan ook de kinderen niet verstaan, die uit die liefde geboren zijn.
Dat er een volk is, 't welk zijn liOiOgst geluk vindt in den dienst van dien God, die het in-vrije ontferming uit de, duisternis trok tot Zijn wonderbaar licht; dat dit volk geen smaak meer heeft in de schatten dezer wereld; dat het met die wereld niet mee doet; de genoegens van die wereld niet kan waardeeren en op bijna elk terrein anders denkt en andere beginselen huldigt — ziet, dat kan de wereld niet verstaan. Zij schrijft het toe a: an bekrompenheid, en eigengerechtigheid. Zij; kent Gods liefde niet, en daarom verstaat zij de vreugde niet, die er voor Gods kind ligt in den heerlijken dienst van die liefde. „Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent."
Dat een Christen in zonde kan vallen, zichzelven en den naam des Heeren scTiande aandoen, en dan tóch een kind van God kan blijven, en straks in beronw en geloof zich weer kan opheffen en roemen in de zaligheid, — daar ergert de wereld zich aan, daar smaalt ze op. Zij kent de vrije gave van Gods liefde aan schuldigen niet, en daarom verstaat ze een zondaar niet, die zich vastklemt en opricht aan eene liefde, die goiddeloozen rechtvaardigt. „Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent."
Zij de gemeente des Heeren getroost. De onkunde der wereld bezoTgt haar wel achteruitzetting, hoon, beleediging; zoowel In het persoonlijk leven, als op maatschappelijk, staatkundig, wetenschappelijk en ander terrein komt het uit. Maar de kinderen hebben dat gemeen met hun Vader; zij worden ook daarin Hem gelijkvormig. Zij moeten deze onkunde der wereld hoogerop zoeken; dan kunnen zij haar wel dragen. „Daarom kent ons de wereld niet, omdat zij Hem niet kent".
Kent de wereld ook u niet, mijn lezer? Er is helaas somtijds bij hen, die den naam van den God der liefde aan het voorhoofd dragen, een zoeken om bij de wereld gekend en gewaardeerd te worden; 'eene begeerte om daar toegejuicht en geprezen te zijn als ruim van opvatting, en breed van standpunt. Ook dat wordt op allerlei gebied gezien.
Zie men wel toe. Het is geen gunstig teeken, de goedkeuring der wereld te genieten èn door haar gekend en verstaan te worden. Wie de groote liefde Gods ervaart, heeft genieting genoeg om het handgeklap der wereld te kunnen missen.
Onderzoeke men zich dan wel. Dat de wereld • ons goed kent, is een .bewijs, dat wij de wereld goed kennen. Het zou kunnen zijn, dat wij met ons hart nog 'in die wereld leefden. En dan zouden we straks met die wereld geoordeeld worden. Zoek dan Hèm, uwen God, te kennen in Zijne groote liefde, opdat gij niet door de wereld als tot haar behoorend, maar door den Vader als Zijn kind gekend wordt.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 oktober 1926
De Reformatie | 8 Pagina's