GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Prof. Haitjema's Kuyperophobie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Prof. Haitjema's Kuyperophobie.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het zou interessant zijn om na Galviju en Junius nog onze beste 'Gereformeerde theologen uit deai bloeitijd van het Calvinisme contra Prof. Haitjema te laten optreden.

Bij hen zijn frappante uitspraken te vinden, welke Prof. Haitjema geheel en al in het ongelijk stellen.

Mocht het wenschelijk blijken, "diui hopen wij ook dit materiaal aan te spreken.

Voorloopig houden wij het in portefeuille.

Immers', wij mogen van het geduld onzer lezers niet te veel vergen.

Heeds weken lang hielden wij ons met Prof. Haitjema's artikel bezig.

Er moet.ook eens een eind aan komen.

ïoch moet noo'dzakelijk nog op één ding gewezen.

Daartoe diene dan dit slotartikel.

Prof. Haitjema is, wij wezen er bij vroegere gele'genheden reeds op, toen Assen zelfs nog niet in het zicht was, lijdende aan Kuyperophobie oftewel Kuyper-vrees.

Hij moge de „vrees" weinig „koninklijk" achten, zijn theologisch standpunt wordt in niet geringe mate dooi' vrees, n.l. de genoemde Kuyper-vrees, beheerscht.

En wij meenen niet mis te tasten, wanneer wij daarin de psychologische verklaring vinden, waarom hij zich als een zulk een toegewijden schildknaap vair Barth doet kennen.

Kuyper heeft zulk een groote beteekenis gehad voor 'de herleving van het Calvinisme en de Gereformeerde dogmatiek, dat zonder hem ook de Confcllsicneelen het niet tot het peil van gereformeerdheid zouden hebben gebracht, waarop zij nu staan.

Hoedemaker, de Schokkings en andere kopstukken, zijn in dogmaticis van Kuyper afhankelijk.

Maar om het kerkelijk konflikt van 1886 schamen vele leiders der Confessio'ueelen zich, er voor uitte komen, dat zij sterk den invloed van Kuyper hebben ondergaan.

Onder hen staan Ds Lingbeek, de beide Doctores Kromsigt en Prof. Haitjema vooraan.

Hun voornaamste Gereformeerde denkbeelden danken zij aan Kuyper.

Maar zij ^trachten door een grootendeels onbewuste mystificatie aan den klem van dit feit té ontko'men.

Zij doen alsof zij geheel zelfstandig tot hun Gereformeerd inzicht zijn gekomen.

Zij kunnen schier Kuyper's naam niet noemen of zij haasten zich er bij te voegen, dat zij het mèt hem niet eens zijn.

Het ergste wat hen overkomen kan is, dat men hen van Kuyperianisme verdenkt.

Gelijk Kloosterbalsem, Pinkpillen en dergelijke middelen heeten tegen zoowat alle kwalen, zoo is Kuyper voor hen de oorzaak van de meeste kerkelijke kwalen, waaraan de Gereformeerden in ons land lijden.

Zonder Kuyper-bestrijding zou 'een blad als „De Gereformeerde Kerk" een permanent tekort aan kopie hebben.

Jaar in jaar uit, vyee'k aan week is de grootste ruimte van dat blad ingenomen door artikelen, die Kuyper voorstellen als 'den beroerder van Israël.

Dat deze lek'tuur den lezers niet verveelt, of althans niet genoeg verveelt om het blad te doen verkwijnen, is het schitferendste getuigenis, dat Kuyper een geweldige figuur is geweest, van wie zij maar niet kunnen ^ loskomen, hoe gaarne zij dit ook zouden willen.

Prof. Haitjema kan zelfs in zijn artikel O'ver „De Asser Synode en bet Schriftgezag" van Kuyper niet zwijgen.

„Kuyper heeft het gedaan", dat is onder al zijn argumenten de klap op de vuurpijl.

De genialiteit van Kuyper ontkent hij niet.

Dat zou trouwens moe'ilijk gaan.

Deed hij het, dan zou hij den wind van voren krijgen, niet het eerst van 'de Gereformeerden, maar van een massa andersdenkenden.

Hij zou gestriemd worden om zijn kleinzieligheid.

Daarvoor wacht hij zich 'dan ook.

Maar - hij exploiteert de genialiteit van Kuyper toch ten vo-ordeele van eigen parochie.

Dit kunststuk speelt hij klaar O'P' de volgende manier: omdat Kuyper zoo geniaal is, daarom is zijn werk zoo uiterst gevaarlijk geweest.

Kuyper heeft de 'Gereformeerde Kerken in Assen ten val gebracht.

Of om Prof. Haitjema's eigen woorden te gebruiken : „Toch — en nu tast ik naar den diepsten grond voor den droeven afloop van het Geelkerkenproces — is Kuyper zelf door zqn werken, en vooral, door zijn princip'iëel beredeneeren van zijn werken, niet onschuldig aan deze geestesgesteldheid van het 4ssensch Calvinisme".

Niet onschuldig — dat is 'om zijn negativiteit tamelijk zwak uitgedrukt.

Maar Prof. Haitjema zal - dit nu in positieven zin flink aandikken. „Hij heeft wind gezaaid', — de storm moet geoogst worden."

Het is dus Kuypers schuld.

Hij heeft het wind-zaad uitgestrooid.

Hine illae lacrimae — ziedaar de oorzaak van al die tranen, die er om Asgen zijn geschreid.

„De wind, die Kuyper zaaide, was aanvankelijk zoo frisch, zoo op'klarend, zoo stalend to't beslistheid tegenover de slapheid van liberalisme en „verlicht" Christendom in de 19e eeuw. Doch de storm, die is losgebroken op de Gereformeerd-kerkelijke erve van 'den jongsten. tijd is vernielend; neerwerpend ook wat eigen hand eerst moeizaam gebouwd had; ontwrichtend zelfs de belijdenis, waarvoor de vaderen goed en bloed hadden veil gehad."

Het is weer eenige maanden geleden, 'dat Prof. Haitjema zoo sprak en schreef.

Zou hij het nu nog durven volhouden, dat er te Assen een vernielende storm is losgebroken?

Hij zal het verloep van het schisma wel hebben gevolgd.

Meent hij het nu nog, dat door, de besluiten van Assen onze kerken zoo deerlijk gehavend zijn?

Of staat Prof. Haitji-ma misschien met vergrootglazen vooT de oogen op en gaat hij er mee naar bed ?

Tn dat geval zou er met hem niet te redenesren zijn over deze kwestie.

Reeds meermalen hebben wij geschreven, dat iedere broeder, die van ons heengaat en toch bij ons hO'Ort, er een te veel is en dat wij zijn afscheiding betreuren.

M!aar in gemoede gesproken — 'is het schisma in zijn geheel genomen gelukkig niet een schisma „in zakformaat" (om ©en geliefde schismatieke uitdrukking te bezigen) gebleken?

Heeft de Heere in Zijn genade niet juist een groote scheuring verhoed? ï^^sÊgtJ

Moet Prof. Haitjema thans niet op 'zijn overdrijving terugkomen"?

Doch laat hij dan meteen een onjuistheid terugnemen en wel deze, dat de „storm" van Assen zou hebben ontwricht „zelfs de belijdenis, waarvoor de vaderen goed en bloed hadden veil gehad".

Waarom met het , , goed en bloed" der vaderen toch zoo uit den treure gesold?

Prof. Haitjema heeft pogen te bewijzen, dat te Assen de belijdenis was ontwricht.

'M, aar gelijk wij aant.oo'nden, vond hij voor die bewijzen noch steun in 'de Schrift noch bij de „vaderen".

Zijn bewijzen waren reclame-ballonnetjes en er was niet eens een Kuyper-wind, doch slechts een klein zuchtje toe noodig om het eindje garen, dat het kind in d& hand houdt, door te" breken en ze de lucht in te laten vliegen.

De , .vaderen" vielen Prof. Haitjema jammerlijk af en Assen bij.

Heusch, voor de belijdenis van Prof. Haitjema zouden zij „goe'd en bloed" niet hebben veil gehad.

Maar Prof. Haitjema is over Kuyper nog niet uitgepraat.

„Uit het land van de wereldsche Cultuur neemt de reformatoT van den eeredienst licht te veel mede. Was DT Kuyper niet zulk een geweldig reformaitor, die het land der „Aufklarungs"-cultuur had verlaten met veel meer, dan hij in 'den dienst van zijn God en tot uitbouw van een Calvinistische wereld-en levensbeschouwing gebruiken kon? Deed hij de , , verlichtings"-wijsbe'geerte niet te groote eer aan, door zijn anti-revolutionaire staatkunde zóó uit te werken, da.t de Christen voluit zich stellen mocht op den bodem der nuchtere werkelijkheid, mede uit hoofde van de eischen der-praktijk? Was daarmede niet aan ~de beginselen van "de verlichtingswijsbegeerte het eeresaluut gebracht, daar toch die beginselen 'de wei'kelijkheid zóó hadden doen worden als zij zich in Kuyp'Sr's dagen voordeed? "

Van dit getuigenis omtrent Kuyper geldt hot: zoo'veel regels, zooveel misverstanden.

Toch 'zullen we er geen artikelen aan besteden om te trachten ze uit den weg te ruimen.

Wij vreezen, 'dat het toch niet zou baten.

Prof. Haitjema is nu eenmaal door Kuyper-angst bevangen en in een angstoestaaid is de waarneming nooit zuiver, , ziet men de dingen vergrofd en 'verdraaid.

Wij vragen alleen: welke theoloog in Ne'derland uit 'de vorige eeuw heeft de „Aufklarung", ^ 'het i rationalisme vuriger bevochten dan Kuyper?

Weet Prof. Haitjema niet, dat Kuyper voor ons volk de profeet der antithese is geweest? .

Weet hij niet, - dat juist Kuyper de idee •Y^'f^iöÉ „tweeërlei wetenschap" in de vorige vorige eeuw op de dagorde »heeft geplaatst?

Wat doet angst toch een enormiteiten sahrijvenl

En dan die „bodem der nuchtere werkelijk hei'd", waarop - Kuypier zich stelde!

Wai wil Prof. Haitjema toch?

Had Kuyper zich dan moeten stellen op' den bodem van een onnucht-ere, van een dronken werkelijkheid?

Of misschien op den bodem van een nuchtere o n w e r k e 1 ij k h e i d ?

Of anders op den bodem vg, n een onnuchtere o n w e r k e 1 ij k h e i d ?

Tusschen een van deze drie onmogelijke mogelijkhe'den zal toch een keuze moeten wordeg-x.ge daan!

Maar welke van deze drie bodems hij voor zichzelf ook heeft gekozen, wij zouden ons niet gaarne naast hem plaatsen.

W, ant zij zijn nog broozer dan de'dunne ijsvliesjes. Waarmee onze kwakfcelwinter hier en daar voor een dag of w; at het water beeft gestremd.

Men wage zich op den bodem van Prof. Haitjema niet, zoo zijn Gereformeerd leven hem lief is!

Daar komen vast en stellig ongelukken van.

Neen, wij houden ons ook in deze aan de Schrift.

Hoe Prof. Haitjema op de nuchterheid smale, de Schrift prijst haar ons aan.

Zijt nuchteren en waakt!

Evenzeer waarschuwt ze ons, dat wij .geen „kunstig verdichte fabelen", geen onwerkelijkheid zullen navolgen.

Wij moeten juist 'de werkelijkheid onder de oogeu zien.

Geen konsekwenter werkelijkheidsmensch dan de Gereformeerde.

De „Auiklarung", het rationalisme drong niet tot 'de werkelijkheid door, gelijk Prof. Haitjema tot onze verbazing schijnt te meenen.

Door de ratio verdichtte zij zich juist eên werkelijkheid, maar in wezen was het een onwerkelijkheid.

Prof. Haitjema geeft de „nuchtere werkelijkheid" ; aan het rationalisme prijs.

Maar wij aarzelen niet het uit te spreken: dat is zonde voor God.

De nuchtere werkelijkheid is onzer.

Wij danken dC'U God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij ons die door het geloof deed zien.

Het geloof maakt nuchter en houdt nuchter.

Het geloof alleen doet ons ook' werkelijkheid v; ui onwerkelijkheid O'nderschei'den.

Wij aanvaarden door het geloof de volle werkelijkheid, de geestelijke, welke aan onze waar-• neming is onttrokken, maar ook de zintuiglijk waar­

neembare. Ja, ook de zin tui g 1 ij k waarneembare!

En 'daarbij bevinden wij ons in goed gezelschap.

De zintuiglijke waarneembaarheid van'de verlossingswerkelijkheid ko'zen de apostelen tot uitgangspunt van hun prediking.

Hoe geestdriftig schrijft Johannes niet: „Hetgeen van den beginne was, hetgeen wij gehoord hebben, hetgeen wij gezien hebben met onze oogen, hetgeen wij aanschouwd hebben, on onze handen getast hebben van het Woord des levens, hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zoudt hebben en deze onze gemeenschap ook zij met den V.ader en met Zijn Zoon Jezus Christus. En deze dingen schrijven wij u, opdat uw blijdschapi vervuld zij.

Maar, indien er geen gelukkige inkonsekwentie tusschen kwam, zo-u Prof. Haitjema hierover .niet..., met Johannes verblijd kunnen zijn.

Dan zou hij moeten roepen: bah! altijd weer dat ' zintuiglijk waarneembare.

Doch wij aanbidden de Majesteit Gods, waardoor Hij Zijn Zoon tot de zintuiglijk' waarneembare, tot de nuchtere werkelijkheid deed ingaan.

En in deze lijdensweken vooral trekken wij de , zintuiglijk waarneembare werkelijkheid, die Christus eens als Man van Smarten bezat en die Hij thans als onze verhoegde Heer in verheerlijking : heeft, voor ons.

De zintuiglijk waarneembare werkelijkheid van onzen Heila.nd is van Zijn geestelijke werkelijkheid ; niet te scheiden. .

Daarin hopen wij te roemen tot het einde toe.

En zou Prof. Haitjema niet mede roemen?

Wij gelooven, 'dat hij dit gaarne doet.

Doch dan moet hij, wil hij dat m'et bewustheid ' en konsekwentie doen, jan zijn standpunt af. .

Het 'doet weldadig aan, dat Prof. Haitjema aan het slot van zijn artikel schrijft: „Ik weet, dat hij (n.l. Kuyper) diep genoeg leefde met zijn God en rijk genoeg in genialen geestesaanleg was om.

Doch deze waardeerende woorden over Kuyper . worden O'Utsierd door wat er op volgt „om te

kunnen erkennen, dat de lijn, die ik van zijn werk uit trok, van de branding van zijn kerkdijken en politiek'en strijd uit, niet op fantasie berustte".

Hetwelk, overgezet zijnde in rond HoUandsch, wil zeggen: Kuyper was godzalig en geniaal genoeg om mij achteraf gehjk te geven.

Hoe kon zoo iets uit Prof. Haitjema's pen vloeien! Iemands godzaligheid is toch geen speelgoed!

Men mag er toch geen zaakje ten eigen bate van opzetten!

Dit is alweer een van die zwarte vlekken in Prof. Haitjema's artikel.

Zoo tracht hij zijn Kuyper-vrees te bezweren.

Zelfs nu de Kuyp er-angst hem in de armen van Barth heeft gejaagd, wordt hij er nog door geplaagd.

Onze bespreking van Prof. Haitjema's artikel is hiermee ten einde.

Wij hebben den Groninger hoogleeraar ter wille van de objektiviteit eerst door middel van breed'e aanhalingen zijn gedachten laten uiteenzetten.

Van tendentieus citeeren zal hij ons niet kunnen beschuldigen.

Mocht hij meenen, 'dat een of andere passage noodig door onze lezers moet worden gekend om over zijn gedachten te oordeelen, dan zijn wij alsnog bereid die op te nemen.

Heeft Prof. Haitjema zich in zijn artikel niet angstvallig afgevraagd, hoe hij gevoeligheden kon ontzien, wij hebben daaraan de vrijheid ontleend om hem hierin op eenigen afstand te volgen.

Moesten wij ons soms scherp stellen tegenover zijn ideeën, hij neme ten overvloede van ons de verzekering aan, dat wij ons geen oogenblik scherp weiischten te stellen tegenov'er zijn persoon.

Wij h'adden eens het genoegen hem . persoonlijk te ontmoeten en dragen daarvan nog altijd aangename herinneringen mee.

Onze persoonlijke sympathie heeft' onder zijn sciirijven niet geleden.

Maar zijn onbillijk vonnis en zijn onhoudbare argumenten drongen ons de waarheid getuigenis te geven.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Prof. Haitjema's Kuyperophobie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's