GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Mej. M. W. Maclaine Pont.†

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mej. M. W. Maclaine Pont.†

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het midden der ^vorige week is te Den Haag overleden Mej. M. W. Maclaine Pont, die jarenlang een-der toegewijde leidsters is geweest in den arbeid der opivoedingsgestjchten te Zetten.

Gedurende 35 jaren heeft zij te Zetten gewerkt, ' eerst als Secretaresse van Ds H. Pierson, later, toen haar'meer en meer de practi'sche zijde van het mooie werk der opvoedingsgestichten begon aan te trekken, als hulpleidster en weldra als directrice van het opleidingshuis „Hosa Semma", dat ze tot Augustus 1918 met nimmer-aflatende zorg heeft bestuurd. In dat opleidingshuis Hosa ïsemma „waren ondergebracht de meisjes, die om een of andere reden niet op de bekende Zettensche kweekschool voor onderwijzeressen terecht konden en die nu, oarder de treffelijke leiding van Mej. Macl. Pont, werden opgeleid tot huishoudelijken arbeid. Daar was het, dat zij haar zeldzame gaven kon ontplooien en tot de volle expansie van haar biiifengewone geestkracht komen kon. „Gelijk een moeder van een groot gezin voortdurend met haar kinderen samen", aldus schreef Geertrui Carelsen (in „de Vrouw en haar Huis" van 1919) „en de uiteraard sobere leefwijze der gestichtshuishouding deelend, trachtte zij zooveel doenlijk buiten en boven het gewone onderricht aan de leerlingen op het verder levenspad een grondslag van algemeene' ontwikkeling mee te geven. Wie er eventjes vatbaar voor waren, kregen van haar practiscli onderwijs in minstens één vreemde taal, waardoor menigeen de weg geopend werd om buitenslands een betrekking te vinden”.

Dat was Mej. Maclaine Pont te Zetten: veel meer doende, dan. de toch al zware taak eischte', altijd, ook in haar eigen tijd, bezig in het stille, maar hoogst belangrijke werk der opvoeding en dat werk stellend op' een broedere basis van ontwikkeling in algemeenen zin, naast de engere op­ leiding tot huiselijke bekwaamheden. Haar, lichamelijke moeilijkheden (ze had in haar jeu'gd ©en verlammingsziekte doorgemaakt, waarvan de gevolgen haar heur heele leven bleven drukken) telde ze niet: ze was de leidster, evengoed pp-wandelingen ^en buiten tochtjes, als op rustige huiskameravonden van vertellen, letterkunde-en diohtkunstonderwijs. Zelfs ging ze, toen eens een groot financieel tekort dreigde, persoonlijk op' een oollecte-reis in de groote steden, een vermoeiend en voor haar dubbel zwaar werk, maar ondernomen en met succes volbracht, dank zij haar warme liefde en nimmer-inzinkende geestkracht. Het geheim van deze, schier onbluschbare, energie was haar stalend, geloofsvertrouwen, het duidelijk besef eener hooge, - maar offers-vragende roeping, de zekerheid — hoe vaak heeft zij er in geschrifte van getuigd — dat ze in dezen arbeid Gods werk mocht werken.

In den zomer van 1918 — ze was toen 66 jaar — dwongen haar afnemende krachten tot een neerleggen van de te zwaar geworden taak. Noodgedwongen scheidde ze van Zetten en ging naar Den Haag. Maar ook daar bleef ze het werk van haar leven en haar hart doen^ zooveel ze vermocht. Op vertelmiddagen en club-avondjes vereenigde ze vele meisjes rondom zich en andermaal schiepi ze een sfeer, waarin ze velen tot tijdelijken en eeuwigen zegen is geweest.

Tot kort voor haar dood heeft ze dezen verkleinden vorm van den haar lief-geworden arbeid volgehouden, frisch van geest, verlicht door genadeglanzen, die over haar zinkenden levensavond vielen. En in de blijde zekerheid des geloofs is ze daar in Den Haag gestonken, 76'jaar oud.

Een hoogst-merkwaardige vrouw dus, een rijkbegaafde, die met haar talenten gewoekerd heeft, zoolang het dag was, maar ook tot aan den Jaten avond van haar leven toe, die groote liefde had omdat zij de groote liefde kende.

Toch, hoezeer we dezen philanthropischen arbeid der overledene met dankbare waardeering gedenken, daarin ligt niet de eerste aanleiding, dat we over Mej. Maclaine Pont schrijven. Ze heeft óók nog op ander gebied vruchtdragend werk gedaan, op het gebied der christelijke romankunst, en daarop' willen we de aandacht vestigen in deze rubriek van ons blad. Want óók daarin vinden we oorzaak van dankbare herdenking.

Mej. M. W. Maclaine Pont werd in 1852 te Hasselt geboren (vandaar het piseudoniem D. van Hasselt, waaronder ze haar eerste novelle schreef). Jong nog verhuisde ze naar Alkmaar en die verplaatsing is voor haar van biji; ondere beteekenis geweest. Want, literair begaafd en zich tol literairen arbeid aangetrokken gevoelend, kwam zo daar in contact met de groote romancière der 19e eeuw, Mevr. Bosboom—Toussaint, die sindsdien haar, wel veel oudere, maar zeer-welgezinde vriendin werd, Uraar raadgeefster en helpster, haar ideaal.

Die omgang met Mevr. Bosboom heeft op het werk van Mej. Maclaine Pont een onuitwischbaar stempel gezet, zoo duidelijk, dat ze wel genoemd is „de moderne Bosboom".

Allereerst blijkt dat uit den aard van haar geschriften en de stofkeuze. Behoudens een enkele uitzondering (b.v. een sprookjesboek) schreef ze uitsluitend historische romans en dan van het type, dat den roem van haar leermeesteres uitmaaïctei: het karakter-beeldend genre, 't Is daarbij zeker niet toevallig, dat Maclaine Ponts romans steeds weer vrouwenkarakters teekenen: ze volgde daarin stellig de richting, die Mevr. Bosboom haar wees. De voornaamste boeken, die Mej. Maclaine Pont ons heeft nagelaten, zijn alle analyseerende beischouwingen van een vrouwen-leven. De titels reeds bewijzen dat. We noemen b.v. „Een Alkmaarsche byrgemeestersdochter", „Twee vrouwenbeelden uit vervlogen eeuwen" (over Aleide van Nassau en Madame Louise), „Op de grenzen der Middeleeuwen" (een levensbeeld van Gravin Jacoba van Beieren), „De freule van Renthoeve", „Francisca de Enzinas". En — al staan ze dan ook literair niet op de hoogte van Mevr. Bosbooms karakterromans — men herkent aanstonds den igvloed der meesteres in de wijzo' van ontleden en de behoefte aan nauwkeurige histoirische reproductie.

Stellig zijn deze, te weinig bekende, romans onze belangstelling waard. Ze zijn goed, goed als historische verhalen, goed als karakterbeschrijvingen, goed vooral ook als christelijke boeken. En dan noemen we daar aanstonds bij „De poorterszoon van Hoorn", „De kinderen van Batenburg" en „Het fortuin van de Grancey" als niet minder aanbevelenswaardig. Bij de heerschende behoefte aan goede, christelijke lectuur van literair gehalte mogen deze romans niet onopgemerkt blijven. Boeken, waarin de geest van Mevr. Bosboom leeft, zijn alleen reeds daarom voor ons en onzen tijd van waardij!

Maar ook uit den vorm van deze romans treedt de invloed van de leermeesteres naar voren. Er is iets in Maclai'ne Ponts stijl, dat onmiddellijk aan Mevr. Bosboom herinnert: "dezelfde gedragenheid, het breed-beschrijvende, de eigenaardige deelwoord-constructies, de ietwat ouderwetsche woordformaties. Het is in. alles duidelijk, dat Mej. Pont bij de Alkmaarsche grootmeesteres heeft school gegaan en daaraan ontleent haar werk zeker voor een groot deel zijn bekoring: het is daardoor van een intonatie, die ons welluidend in de ooren klinkt.

Eindelijk, maar niet in de minste plaats, herinnert de romankunst van' Maclaine Pont aan die van Mevr. Bosboom, wat betreft den geest van vroomheid, van geloof en geloofsverzekerdheid, van christelijke levensvisie en levenshouding, die er uit spreekt. Een onzer bladen schreef van Macl. Pont, dat zij „haar kracht vond bij het kruis" en dat is het, wat haar romails getuigen, zoo goed als haar Zettensch werk; dat is het mede, wat die romans aan Mevr. Bosbooms geschriften verwant doet zijn en telkens weer als soortgelijk doet gevoelen.

Intusschen — - op de hoogte van haar leermeesteres stond Mej. Maclaine Pont als romanschrijfster niet: haar talent was zwakker, haar stof-en stijlbeheersching lang niet gelijkwaardig. Ze was een leerlinge en niet, als Mevr. Bosboom, een geboren kunstenares.

Niemand heeft dit beter gevoeld dan zij zelf. En die erkenning heeft de richting van haar verderen arbeid bepaald.

Dr J. Lammerts van Bueren, die verleden Zaterdag de begrafenisplechtigheid in de Vluchtheuvelkerk te Zetten leidde, heeft dat meegedeeld, toen hij (blijkens het krantenverslag) deze woorden van Mej. Maclaine Pont citeerde: „Mijn illusie was het, om baars gelijke te worden. Maar het ingeschapen talent ontbreekt mij en dat is niet te vergoeden, door hoeveel ijver ook. Ik heb dit betrekkelij: ki jong ingezien en gelukkig toen ook begrepten, dat, al word ik geen schrijfster zooals zij, mijn leven daarom niet waardeloos behoeft te zijn. Daarom heb ik mij hier jn Zetten aan den arbeid aangesloten. Ik heb er geen berouw van. Was er meer van mijn letterkundigen arbeid terecht geikomen, als ik dat niet had gedaan? Ik weet het niet. maar betwijfel het".

Ze is dan ook niet op' den literairen weg voortgegaan: het Zettensche werk nam haar boivendien geheel in beslag. Wat ze in die jaren schreef hield met dat werk verband, 't Waren mededeelingen van haar opleidingsschool (geplaatst in het tijdschrift „Eigen Haard") en van den arbeid der opvoedingsgestichten in 't algemeen („De Heldringgestichten") of ook practisch-paedagogische brochures („Hoe spreken wij tot onze kinderen over de eeuwige dingen", „Po'ëzie in de Opvoeding") e.d., geen romans en, een enkele uitzondering van belletristisC'hen aard als „Uit de Overbetuwe" daargelaten, ook geen literaire geschriften.

Maar — en dat is zeker merkwaardig, bewijs, dat de schrijfstersroeping, die zij in haar jonge jaren meende te zien toch niet louter inbeelding is geweest — toen zij haar Zettensche taak had neergelegd, kwam de oude liefde weer boven. Ze begon weer historische studie en piubliceerde van tijd tot tijd historisch-novellistische bijdragen in „Stemmen des Tijds". Ook betrok ze in die hernieuwde belangstelling de Indische geschiedenis en schreef daarover belangrijke persbijdragen (oia. over het oude Javaansche rijk). Zelfs verdiepte zij zich weer in 'de herinneringen van haar jeugdomgang met-. Mevr. BosbO'Om en vond iets terug van den geest, dien deze in haar had gewekt. Daarvan geeft blijk haar mooie studie „Versmade liefde, het leven van Mevr. Bosboom uitgebeeld in haar boeken", die in „Stemmen des Tijds" verscheen. En ook keerde zij terug tot het, werk van haar eersten tijd, de uitbeelding van het vrouwenkarakter in de geschiedenis. Ze zette zich tot de bestudeering van het leven van Juliana van Stolberg en schreef ook daarover een artikel, dat nog niet in druk verschenen was, toen de dood aan haar werkzaam en vruchtbaar leven een einde maakte ('t artikel zal eerstdaags in „Stemmen des Tijds" verschijnen).

Zoo sloot toch haar laatste levensperiode weer aan bij de eerste. En daarom mogen we in Mej. Maclaine Pont gedenken een vrouw, wier groote levenswerk zeker op ander terrein gelegen heeft dan dat der literatuur, maar die toch ook voor de literaire kunst, .^en dan in 't bijzonder voor de christelijke romankunst, haar beleekenis heeft ge^had. En zoO' goed als in haar toegewijden Zettenschen arbeid, spreekt ze in haar romans nog, nadat zè gestorven is, van de kracht van het kruis, die haar levenskracht was.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Mej. M. W. Maclaine Pont.†

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1928

De Reformatie | 8 Pagina's