GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reorganisatie, geen reformatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reorganisatie, geen reformatie.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

In' deze artikelen wordt besproken het reorganisatie-rapport, ingediend biJ de Synode der Ned. Herv. Kerlï.

Zü hebben geen polemisch doel, maar dienen ter oriënteering van onze lezers.

En uit den naam van Commissie en Rapport, welke trouwens overeenkomt met de opdraclit, èn uit liet .Jnleidend woord" blijkt, dat aan de zoo noodigo Reformatie der Ned. Herv. Kerk niet gedacht wordt. Reorganisatie en Refonnatie verschillen breed.

De Dordtscho Kerkenorde wenscht de Commissie zelfs niet als leiddraad. Welke bezwaren ook tegen het reglement van^ 1816 worden ingebracht, niet dit, dat de autonomie der plaatselijke kerken werd opgeheven. De grondstraktuur ook van dit reorganisatieplan is het genootschap.

" De belijdenis is volgens dit i-apport niet akkoord van kerkelijke gemeenschap, maar slechts gemeenschappelijk getuigenis van de Kerk. De Commissie wil geen binding aan de geheele belijdenis, maar aan het centrum, aan „geest en hoofdzaak" van de belijdenis, mits deze „geest en hoofdzaak" worde omschreven.

Het stelt teleur, dat het ernstigste bezwaar tegen het reglement van 1816 in het rapport zelfs niet wordt genoemd, n.l. dat het lijnrecht ingaat tegen Gods Woord. In deze voorgestelde reorganisatie werkt blijkbaar niet de drang om de Kerk in te richten overeenkomstig de instelling van Christus en de apostelen. De eerste reden tot organisatie wordt ont-•leend aan een fiktie.. . de fiktie van de volkskerk.

Als tweede reden wordt opgegeven, dat de tegenwoordige organisatie vele misstanden en misverstanden heeft veroorzaakt. Het is echter de vraag, of deze bij verwerkelijking van dit plan nfet zouden vermeerderen.

De derde reden is het meest opportunistisch. De huidige organisatie biedt geen ruimte om het groote-stads-probleem, enz. op te lossen. Kon daarvoor echter niet met een geringe wijziging volstaan?

Verwondering baart het, dat men zich op ethische voormannen beroept, waar het gaat om de ontwikkeling van het klassieke Gereformeerde Kerkbegrip.

Over leertuoht wordt slechts onder de grootste reserve gesproken. Niet afwijkingen van de leer, zelfs niet excessen, maar allean onderm ü n e n d e excessen mogen bestreden. En dan wordt dit „bestrijden" nog zóó verzacht, dat men niet behoeft te vragen, wat er van die teertucht worden zal.

Het centrum van de belijdenis wordt gezocht in „de .^elijdenis van Jezus Christus, Gods eeniggeboren Zoon, onzen Heer". Zelfs de apostolische geloofsbelijdenis is dus als centrum nog te breed. Allerlei richtingen kurmen dan in de Herv. Kerk worden geduld. JMisschien hoopt de commissie zóó ten minste de modernisten te kunnen weren. Maar ook daarmee kou zij wel eens bedrogen uitkomen.

Een ingezonden stuk van Dr J. Riemens in „De Nederlander", tegen ons eerste artikel gericht, bood ons aanleiding het leven naar de voor onzen tiJd herziene Dordtsohe Kerkenorde aan te prijzen.

Uit de artikelen zelf wordt met citaten aangetoond, dat, indien dit ontwerp tot reorganisatie wet wordt, de Ned. Herv. Kerk haar hiërarchisch genootschappelijk karakter blijft behouden.

Het bewaren vati de genootschapsidee in dit oniwerp-reglement achten wij zoozeer bedenkelijk voor een reformatie van de Ned. Herv. Kerk in de toekomst, dat wij' er nog nader op willen ingaan.

Hoezeer de autonomie der plaatselijke kerk geknot wordt in dit Ontwerp blijkt wel hieruit, clat zij al haar regelingen aan de goedkeuring van de Classicale vergadering moet onderwerpen.

Art. 13 bepaalt: „geene bijzondere reglementen voor de plaatselijke Gemeenten of veranderingen daarin (kunnen worden vastgesteld) dan door de Kerkeraden, na de goedkeuring te hebben ontvangen van de Classicale vergadering". (Spatiëering van ons).

Wel wordt dit eenigszins verzacht door wat erop volgt: „Deze goedkeuring van ©en meerdere vergadering mag niet geweigerd worden, tenzij het blijken mocht, dat de bijzondere reglementen met de algemeene in strijd zijn".

Daardoor is willekeur afgesneden.

Doch de zaak zelf verandert er niet door.

De plaatselijke kerk is voor al haar doen en laten op de goedkeuring der Classis aangewezen.

Haar wordt niet de minste vrijheid overgelaten.

Niet minder wordt het bestuurskarakter der meerdere vergaderingen gehandhaafd door de Commissies, welke een semi-permanent karakter dragen. Zij besturen de kerk, al zijn zij rekenschap verschuldigd aan de meerdere vergaderingen, waardoor zij zijn benoemd

Er bestaat volgens dit ontwerp een Classicale, een Provinciale en een Algemeene S y n o dale Commissie.

Welk een uitgebreide macht die Classicale Commissie bezit, komt hierin reeds uit, dat vier 'Classicale vergaderingen 's jaars niet noodig worden geoordeeld. Als eerste reden daarvoor wordt opgegeven : „Vier Classicale Vergaderingen belioeven wij niet voor te stellen, daar 'de Classicale Commissie(siën) verschillende werkzaamheden voor hare rekening nemen", (blz. 36).

Onomwonden wordt hier dus verklaard, dat de Classicale Commissie(sies) de Classis veel werk uit de handen neemt.

Die Classicale Commissie is een zeer invloedrijk lichaam.

Art. 40 verklaart toch: , , D e leiding der zaken berust in elke Classis bij de Algemeene Classicale Commissie".

Deze Commissie is alzoo niet te vergelijken met een Deputaatschap, gelijk wij dat in onze "kerken kennen en dat geenerlei leidende bevoegdheid bezit.

Trouwens, onze Deputaatschappen duren slechts van vergadering tot vergadering.

Maar volgens het ontworpen reglement hebben de leden van de Algemeene Classicale Commissie zitting voor drie jaren.

Als we dan ook spranken van een semi-permanent college is dat eör'-te zwak dan te sterk uitgedrukt.

En dat de Algemeene Classicale Commissie feitelijk niet anders dan een bestuurscollege is, kan men opmaken uit de volgende karakteristiek: „Dit ontwerp denkt zich de verhouding van de Algemeene Classicale Commissie tot 'de Classicale vergadering ongeveer gelijk aan de verhouding van de Algemeene Synodale Commissie tot de Algemeene Synode, volgens het huidige reglementaire stelsel. Vandaar ook de benaming, die hier voorgesteld wordt: Algemeene Classicale Commissie", (bl. 38).

Duidelijker kan het wel niet.

Het huidige reglementaire stelsel wordt uitdrukkelijk aanvaard en uitgebreid tot da Algemeene Classicale Commissie.

Wel wordt er aan toegevoegd, dat de Algemeene Synodale Commissie slechts als uitvoerende Commissie gedacht mag worden.

Maar „uitvoerend" staat hier voornamelijk tegenstelling met „wetgevend". in

De praktijk leert, dat door die Algemeene Synodale Commissie zeer belangrijke beslissingen worden genomen.

Dat „uitvoeren" heeft men op te vatten in den zin van: besturen.

En dit ontwerp brengt daarin geen verandering.

Het geeft integendeel zijn sanktie aan wat er nu geschiedt.

Niet weinig wordt dan ook aan 'de iVlgemeene Classicale Commissie opgedragen.

Haar bevoegdheid wordt in art. 44 aldus omschreven :

„De Algemeene Classicale Commissie:

lo. zorgt voor de ordelijke uitvoering van de door de Classicale Vergadering genomen besluiten, beslissingen en uitspraken, bereidt de agenda van iedere Classicale Vergadering voor en geeft telkens aan de Classicale 'Vergadering verslag van de gewichtigste werkzaamheden, door de Commissie verricht sinds de laatste Classicale Vergadering;

2o. geeft kerkelijke goedkeuring van aangenomen beroepen in • vacante 'Gemeenten en verleent acte van ontslag uit, en lidmaatschap van de Classis aan predikanten;

3o. is bevoegd tot het schorsen van predikanten en candidaten tot den Heiligen Dieast;

4o. doet, wat des Kerkeraads is, in de gevallen, bedoeld in art. 21 van dit Reglement;

5o. zorgt voor het archief, naar de bepalingen van het Reglement op de kerkelijke archieven;

Go. geeft acht op die der kerkelijke goederen, alsmede der pastoriegoederen;

7o. waakt voor de - belangen der predikantsweduwen en - weezen in het Ressort, alsmede-voor de rechten der classis op de Classicale Weduwen-, beurzen;

8o. correspondeert met de Kerkeraden, de Algemeene Provinciale Commissiën en de Provinciale Synoden namens de Classicale 'Vergadering."

Men ziet, dit is vrij wat meer dan „uitvoeren".

Inzonderheid in wat genoemd wordt onder de punten 2 en 3 vervangt zij de Classis.

En waar de Classis zelf volgens dit ontwerp een besturend college is, geldt dit ook van de Algemeene Classicale Commissie.

Zelfs de ongelukkige idee van het „doende wat des kerkeraads is", wordt hier niet gerriist.

Wij zullen niet punt voor punt ontleden.

Dit overzicht toont voldoende, welk een bestuursmacht er aan dit coUeg'e wordt gegeven.

Wij zouden iets dergelijks kunnen opmerken omtrent de Algemeene Provinciale Commissie.

Dan — dit slaan wij over om niet al te uitvoerig te worden.

laever nemen we hier nog op, wat als taak van de Algemeene Synodale Commissie wordt voorgesteld.

Art. 60 luidt:

„De Algemeene Synodale Commissie:

lo. geeft uitvoering van alles, wat de Algemeene bynode haar in last heeft gegeven;

2o. behandelt en beslist in vorderingen tot vernietiging van hooger beroep bij genomen besluiten, gedane uitspraken en genomen beslissingen overeenkomstig de artt. 15—18 van dit reglement;

3o. geeft aan de Algemeene Synode een verslag van. de gewichtigste werkzaamheden door haar verricht en biedt jaarlijks aan de Algemeene Synode een overzicht aan van den staat det Nederlandsche Hervormde Kerk;

4o. beheert de algemeene kerkelijke fondsen, waarvan de administratie aan den Quaestor-Generaal onder haar toezicht is opgedragen;

5o. houdt zoodanig algemeen toezicht op de administratie van kerkelijke goederen, als haar bij een reglement zal worden opgedragen;

6o. behandelt de diaconale, alsmede die spoe^vorderende zaken, welke tot de bevoegdheid der Algemeene Synode behooreri;

7o. correspondeert met alle kerkelijke vergaderingen en commissiën, njet de vanwege de Kerk benoemde Hoogleeraren in de Godgeleerdheid en niet de Hooge Regeering; terwijl alle kerkelijke vergaderingen harerzijds verplicht zijn, alle door de Commissie gevraagde inlichtingen te geven en te voldoen aan hare aanschrijvingen omtrent zaken, die tot hare bevoegdheid behooren, behoudens beroep op de Algemeene Synode;

8o. houdt toezicht op de archieven volgens het Reglement op de kerkelijke archieven;

9o. beslist geschillen over de uitlegging en toepassing van het Reglement op de Algemeene Weduwen-en 'Weezenbeurs der Nederlandsche Hervormde Kerk en van het Reglement op het Pensioenfonds ten behoeve van de predikanten der Nederlandsche Hervormde Kerk, 'behalve in de gevallen, waarin de artikelen 23, 24 en 25 van het laatstgenoemd Reglement voorzien;

lOo. beslist geschillen over de uitlegging van het Reglement op de predikantstraktementen."

Ook hier staan we niet bij elk punt afzonderlijk stil.

Zij spreken voor zichzelf.

Het hiërarchisch en liesturend karakter is onmiskenbaar.

De grenzen van een Deputaatschap, gelijk het Gereformeerde Kerkrecht die heeft gesteld, worden hier zeer ver overschreden.

Het regeeren van boven af ligt er zeer dik op.

Volgens dit Concept krijgt de Hervormde Kerk alzoo niet minder dan zes soorten van bestuurscolleges :

de Algemeene Classicale Commissie, de Classicale Vergadering, de Algemeene Provinciale Commissie, de Provinciale Synode, - * de Algemeene Synodale Commissie, de Algemeene Synode.

Of de genootschapsgedachte ook tot in verre konsekwenties is uitgewerkt!

Als een bijzonderheid merken we nog op, dat in dit reglement streng onderscheiden wordt tusschen de gedoopten en de lidmaten, (bl. 25).

Hier wordt dan ook vastgehouden aan de zoozeer te wraken terminologie: bevestiging van lidmaten, (bl. 28).

Ongetwijfeld echte genootschappelijke taal!

Voegen we hierbij, dat het aan een emerituspredikant niet geoorloofd is belijdenis des geloofs af te nemen. (art. 27).

Waarom niet?

Hieromtrent tasten wij in het duister.

-^ VoorUereitliDg voor het publieke gebed.

Het gebed is en blijft een teer onderwerp. Daaro.ver te schrijven eischt schuchterheid. Het is dan ook een te waardeeren trek in ons Gereformeerde volk, dat het, moge het nog al eens kritiek op preeken oefenen, het gebed in den regel daarvan verschoont.

Moge het deze houding bewaren!

Dit neemt niet weg, dat wij Ons gedurig rekenchap hebben te geven of het publieke gebed, et gebed vooral in de vergadering der gelooigen, wel beantwoordt aan den eisch.

Bepaalde gevallen, bepaalde personen blijven dan uiten den gezichtskring.

De kwestie wordt in het generaal gesteld.

De kerken hier te lande onderscheiden zich vaii ndere Gereformeerde kerken onder meer hierin, Jat zij zeer gehecht zijn aan het zoogenaamde rije gebed.

Onze formuliergebeden, hoe schoon ook, woren schier alleen gebruikt, wanneer het verplichend is, zooals bij Doop, Avondmaal, Bevestiging an Dienaren des Woords, van Ouderlingen en iakenen, - van het Huwelijk.

Maar het aangrijpende gebed „voor allen nood der Christenheid" en andere zijn als het ware in onze kerken dood kapitaal geworden.

Dit is zeer jammer.

Want juist bij zulk een gebed kan de gemeenschap der heiligen soms zoo heerlijk worden ervaren.

Het is of hier het tegenwoordige geslacht der geloovigen tezamen met de voorgeslachten heihge banden ten hemel heffen.

Nu zouden' we niet durven adviseeren om met onzen volksaard in deze geen rekening te houden en eiken Zondag onze formuliergebeden met inlasschingen naar de omstandigheden op te zenden.

Ook hierbij moet' paedagogisch worden te werk gegaan.'

Wanneer onze predikanten af en ioe eens zulk een formuliergebed gebruiken, zal de gemeente de stichtelijkheid en schoonheid daarvan allengs meer gaan waardeeren.

In het formuliergebed schuilt een groote kracht.

Het kan gebeuren, dal een kerk, die niet trouw is gebleven, door het formuliergebed nog altijd de zielen van Gods kinderen verkwikt.

Wie weleens voor langer tijd in het 'buitenlaad heeft vertoefd, zal zonder twijfel zelf deze ervaring hebben opgedaan.

Dikwijls is daar in de prediking waarheid met dwaling gemengd, hoort men er een soort toespraak, waarin het hart des evangelies niet klopt.

Maar zoo men er zich bedient van de oude formuliergebeden, wat niet zoo zelden het geval is, draagt men daarvan alleen nog een zegen weg.

Wij komen niemand te na, wanneer we zeggen, dat liet vrije gebed in den regel voor het formuliergebed moet onderdoen.

Of ontaardt het vrije gebed niet heel vaak in een eigengemaakt formuhergebed ?

En dan een formuliergebed, dat niet na rijpe voorbereiding 'is opgesteld, maar dat meer van zekere routine getuigt?

Als wij eens heel eerlijk tegenover elkander en tegenover onszelf zijn, moeten we dan niet belijden, dat • er nooit zooveel cliché's worden gebruikt als juist in het vrije gebed?

Het vrije gebed staat maar al te dikwijls in tegenstelling met de prediking.

Natuurlijk moet de toon van beide verschillen.

Onze God in den hemel moet anders worden aangesproken dan de gemeente.

Het gebed moet gekenmerkt door een eerbied, dien men geen mensch, ook de gemeente van Christus niet, mag toedragen.

De prediking daarentegen door een gezag, dat de machthebbende in Jezus' naam van den schriftgeleerde onderscheidt.

Doch nimmer mag het verschil hierin gezocht, dat het bidden den indruk maakt van het opzeggen van een bekende les, terwijl men bij de prediking zich toelegt op warmte en frischheid.

Onderzoeken we onszelf: wordt in het vrije gebed niet al te zeer de godvruchtige ontroering gemist?

Hoe komt dat?

Een van de voornaamste oorzaken zal wel hierin gelegen zijn, dat men het bij het gebed te veel op het moment - laat aankomen.

Van den dubbelen dienst, den dienst des Woords en der gebeden, maakt men zich van den laatste soms te gemakkelijk af.

Voor eiken dienst des Woords bereidt men zich soms een of meer dagen voor.

En voor den dienst der gebeden?

leder, die tot het publieke gebed worde geroepen, beantwoorde deze vraag in zijn binnenkamer.

Onze oude moralisten vatten het vrije gebed zoo geheel anders op.

Zij stelden als eisch, dat aan het publieke gebed lange meditatie behoort vooraf te gaan.

Van een predikant, die nu reeds vele jaren in den hemel is, is ons bekend, dat hij den geheelen Zaterdagavond besteedde aan de voorbereiding des gebeds.

Hij las daartoe de Belijdenissen van Augustinus, do Navolging van 'Thomas a Kempis en andere •stichtelijke mystieke lektuur om in de ware gebedsstemming te komen.

De eene psalm na de andere werd door hem biddend doorgelezen.

En dan schreef hij de gebeden voor den Zonilag op.

Niet om ze van buiten te-leeren, niet om er zich ' woordelijk aan te" houden, noch minder om ze voor te lezen, maar om te trachten op die wijze de gebedsstemming vast te houden. Nooit zou hij den kansel betreden zonder die opgeteekende gebeden te hebben geraadpleegd.

Zoogenaamde „loopjes" kwamen in zijn gebeden niet voor.

Hij was niet van oordeel, 'dat de gemeente recht had op rijke afwisseling in de prediking, terwijl jegens den Heere wel met matte herhaling kan worden volstaan.

Niet het minst om de innigheid en de vurigheid van zijn gebed was hij bij zijn gemeente geliefd.

Misschien zouden sommigen, indien zij van zijn voorbereiding hadden geweten, hem hebben veroordeeld.

Toch is zijn voorbeeld beschamend.

Het komt onze gemakzucht in het gevlei om van het gebed geen werk te maken.

We kunnen dit wellicht nog vroom aankleeden door te beweren, 'dat de Geest bidden moet leeren en dat dan de voorbereiding wel kan worden gemist.

Ja, we zijn menigmaal zoo inkonsekwent.

We beschouwen het als een ziekelijk verschijnsel, wajtmeer een predikant op den kansel pas zijn tekst moet krijgen en er dan zoogenaamd „door den Geest" twee of drie uur tot vervelens toe over preekt.

De knikkende bollen bewijzen dikwijls, dat men, begonnen hebbende met den Geest, voleindigt met et vleesch.

Maar behoort dan een predikant eerst op den kansel „van. den Geest" zijn gebed te krijgen?

Men voelt, hierin blijven we onszelf niet gelijk.

Zou dit den Geest niet bedroeven?

Om de gemeente te vermanen en te vertroosten nemen we de middelen te baat, wij getroosten ons sterke inspanning in de verwachting, dat de Geest de harten zal openen en het bestudeerde woord bevochtige met Zijn heiligen vruchtbaren dauw.

Maar mogen we dan onvoorbereid naderen tot den Heilige en het maar op het oogenblik laten aankoi'nen ?

Indien er gekozen moest worden, zouden wij moeten besluiten: liever onvoorbereid tot de gemeente, komen dan onvoorbereid tot den Heere gaan.

Maar er mag niet gekozen.

O, als wij er aan denken wat het beteeken t, tot onzen Vader in de hemelen den mond te openen

Als het ons zwaar weegt voor zooveel zielen een hemeltolk te zijn - '-

Hoe zouden onze gebeden winnen aan ernst en aan kracht!

Mogelijk oppert men de bedenking: het maken van twee preeken iedere week vordert schier allen beschikbaren tijd op.

En indien dan bovendien het gebed zóó moet worden voorbereid, vanwaar moet de prediker-voorbidder daarvoor eten tijd vandaan halen?

Wij onderschatten dit bezwaar niet.

Er wordt in de gemeente over de voorb'-e.'eiding voor de prediking heel 'dikwijls te licht gedacht.

Vooral als een predikant gemakkelijk spreekt, meent men al heel gauw, dat hij het uit de monw schudt.

Aan de voorbereiding voor de prediking zit heel wat vast.

wat vast. Meer dan eenig buitenstaander vermoedt.

En toch hebben we vrijmoedigheid om ten aanzien van den Heere ons te verontschuldigen: om U groot te maken, om U te verheerlijken, om onze gezamenlijke zoirden voor U te belijden, om onszelf bij U aan te klagen, daarvoor kunnen wij den tijd van nauwgezette bepeinzing niet vinden ?

Moeten we dezen tijd dan niet liever aan iets anders ontwoekeren?

Der overwefling waard.

In „De Standaard" schreef Prof. Dr F. W. Grosheide zeer interessante artikelen over de Christelijke persconferentie te Bazel.

Vooral twee dingen trokken onze aandacht.

Ten eerste, dat te Bazel de wenschelijkheid werd geuit, dat de vertegenwoordigers van de Christehjke Pers hier te lande met elkander kontakt zullen zoeken en zich organiseeren.

Prof. Grosheide staat hiertegenover sceptisch.

En wij stemmen het hem toe: gemakkelijk zal men er hier niet toe komen.

Maar kon tenminste niet de idee worden gepropageerd ?

Als de idee veld wint, blijft de daad niet uit.

En de idee is toch zeker niet verwerpelijk.

Een tweede punt is dit. Elders heeft men een bureau van de christelijke pers, dat de pers van de overzijde van betrouwbare berichten voorziet.

Verdient het geen overweging om ons hierover te bezinnen?

Dan-raken we misschien uit de narigheid van tendentieuse berichten in liberale en andere bladen.

Wil de tegenover ons staande pers daarvan geen gebruik maken, dan moet zij dit voor zichzelf weten.

351 Maar daarmee zou zij dan ook op haar medeeelingen en beschouwingen met eigen hand het tempel der apocryfiteit drukken.

Wiij gelooven niet, dat zulk een inlichtingsureau zooveel behoeft te kosten.

Mits er maar een organisatie tij, voor wie de eer der efficiency geen geheim meer is.

Het zou van onze persorganen een nauwelijks oemenswaardige uitgave vorderen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's

Reorganisatie, geen reformatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 september 1929

De Reformatie | 4 Pagina's