GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De werkwijze onzer Synodes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De werkwijze onzer Synodes

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Koesteren wij alzoo een liooge verwachting van een meer elvonomische inrichting der rapporten, welke door de verschillende commissies op de Synode worden uitgebracht, toch is dit het oenige niet, waarin wij verbetering zoeken.

Verbeteringen van klein kalilier passeeren wij stilzwijgend.

Maar er is echter nog een heel voornaam punt.

Wij zeiden in onze artikelen, dat wij daarop zouden terugkomen, en 'doen dit nu.

Het betreft den gang der Synode.

Thans is deze zoo, dat de Synode des Dinsdagsmorgens verwelkomd wordt door den pastor of een der pastores loei.

Daarna worden de geloofsbrieven nagezien en het moderamen gekozen.

De praeses houdt zijn openingsrede.

De commissies worden aangewezen met de onder­

werpen van "het agendum, over welke elk advies heeft uit te brengen.

Daarmee gaat zoo ongeveer de .-norgeii heen.

Gewoonlijk Ijoudt de Synode daa geen. plenaire zitting vóór Donderdagmorgen.

!n dien tusschentijd zorgen de commissies, dat er graan wordt gedorscht voor den synodalen molen.

Zij krijgen daarvoor dus aaderhalven da^.

Hierbij doet zich echter' een bezwaar op.

Wij kunnen ons voorstellen, 'dat die termijn van commissorialen arbeid voor sommige Synodes toereikend is.

Voor de Synodes als die van I9tt en 1917 is die, schoon kort genoeg, toch niet te kort.

Wanneer het agendum, gelijk op de genoemde Synodes het geval was, tamelijk beperkt is, kan men het met dien termijn wel wagen.

Maar voor Synodes, waarbij men haast van een overladen agendum kan spreken, is anderhalve dag beslist te weinig.

Zulke Synodes waren die van 1923, 1927 en zal ook die van 1930 zijn.

Het vaststellen van denzelfden tijd voor het commissoriale werk voor Synodes, wier agendum weinig of zeer uitgebreid is — uitgebreid, zoowel in den kwalitatieven als in den kwantitatieven zin — is naar ons inzicht een fout.

Deze fout wreekt zich.

Stel er worden vijf commissies benoemd.

Bij een uitgebreid agendum krijgen 'de meeste van deze meer voor haar rekening dan bij een, dat minder omvangrijk is.

Met het kennisnemen van het hun toebetrouwde deel gaat in het eerste geval geruime tijd heen.

De subcommissies of ook de alleenstaande rapporteurs kunnen hun arbeid eerst laat aanvangen.

Van afwerking van belangrijke punten is uiteraard in zoo'n kort tijdsbestek geen sprake.

Want eerst moet elk rapport van een subcommissie, hetzij die uit één of meer personen bestaat, in de volle commissie van alle kanten bezien worden.

De bespreking van een ingrijpend advies moet, zal de spijze gaar en wel toebereid op den Synodalen disch worden opgediend, rustig geschieden. Daarmee is men niet zoo spoedig gereed.

Gevolg: alleen j, kleingoed" — we bedoelen daarimee niets oneerbiedigs te zeggen. — kan 's Donderdagsmorgens worden aangeboden.

En nu leert de ervaring twee dingen.

Allereerst, dat er zelfs van het „kleingoed" in den regel nog niet genoeg aanwezig is om 'den Synodedag te vullen. Een uitkomst is het, als êr genoeg buitenlandsche afgevaardigden zijn om de Synode toe te spreken en namens de Synode toegesproken te worden. Soms ziet men dan Open plaatsen aan de tafels. Het zijn die van rapporteurs, die in zijzaal oï in tijdelijke woning zich beijveren voor de Synode een rapport in gereedheid te brengen. Hun ijver valt te loven, al lijdt de reverentie voor de buitenlandsche afgevaardigden er onder.

De tweede les der ervaring is deze, dat over die kleine rapporten betrekkelijk lang wordt gediscussieerd. De pra.eses viert het koord zijner leiding wat. jpij kan moeilijk anders. De dag moet vol. Vergelijkt men ha afloop der Synode, hoe lang over een onderwerp van .niet zoo groot belang m het begin is beraadslaagd en met hoeveel haast een zeer gewichtige zaak in het midden of tegen het eind der Synode dikwijls moet worden afgehandeld, dan voelt men: dat is toch eigenlijk niet in den haak.

De tij ds verhoudingen zijn niet goed geregeld.

Die eerste dagen zijn gewoonlijk beslissend voor heel den duur der Synode,

Men heeft na V/oensdag alleen de avonduren om in commissie te vergaderen.

Niet ieder kan op de Synode rapporten schrijven of bezit de vrijmoedigheid om zijn plaats ledig te laten. Zij. die keurstem hebben, behooren zelfs altijd door, present te zijïïr'Öok'fs'niet ieder in staat een groot gedeelte van den nacht te arbeiden. Daarom moeten de avonden der tweede week noodzakelijk nog voor de commissies worden gereserveerd. En pas in de derde week heeft de Synode genoeg stoom om inderdaad voort te varen.

Dit is natuurlijk slechts in algemeene 'trekken geschetst.

Af en toe kan het eens anders loopen.

Maar over het geheel genomen 'herhaalt zich dit op iedere Synode met een resp^ektabel agendum.

Komt men in de derde week opnieuw bijeen, dan is men bezorgd, dat men zelfs'daarin nog niet klaar zal komen.

Zonder afspraak stuurt men het er op aan om tijd te winnen.

De verleiding om in eea gewichtige aangelegenheid een voorstel tot uitstel in te djenen kan moeilijk worden weerstaan. Soms wordt het argument, dat 'de tijd er nog niet „rijp" voar is, als een uitkomst stil begroet.

Men kan, thuis gekomen, den indruk echter niet geheel van zich zetten, dat dit of dat onderwerp, korter had kunnen worden afgedaan zonder de zaak er onder te laten 'lijden, en "dat een .ander, waarover de beslissing werd aangehouden en opnieuw in handen yan d.eputaten wer^ jesteld, best kon zijn afgehandeld.

Al die uitgestelde zaken leggen weer beslag op een volgende Svnode.

Een aanmerkelijk deel van 'den tijd gaat daarmee heen.

indien de aanhangige voorstellen op een Synode meer dan totnogtoe konden worden afgewerkt, zou men den korteren dnur van volgende Synodes verzekeren.

zekeren. Zoo zouden de Synodes over het geheel korter worden.

En. ook: jie Synode, die doorzet om alles wat goed voorbereid ter tafel komt ook at te doen, zou niet zoo lang behoeven te duren indien een betere tjjdverdeeling kon worden gevonden.

Het staat voor ons vas't, dat onze Synodes in de eerste helft harer zittingen "te langzaam m'alen. Daarmee komen we noch de vlijt van het moderamen noch die van de Synodeleden ook maar in het minst te na. Die zijn inderdaad voorbeeldig.

Doch hoe kan dit nu worden verholpen'?

Door het getal Synode-leden uit te breiden, zoodat het commissoriale werk over meer personen kan worden verdeeld?

Daarin zien wij geen 'heil.

Zulk een maatregel zou noodzakelijkerwijze neerkomen op verlenging der discussie én in de commissies én ia de Synodale vergaderingen.

Immers, hoe meer leden, hoe meer sprekers.

Neen, de oplossing moet hierin gezocht, dat men bij Synodes met een rijk agendum den eersten termijn voor commissorialen arbeid verlengt.

Men zou er om te beginnen den Donderdag moeten bijnemen. 'Ondersteld, dat de Donderdagavond toch reeds vrij gehouden wordt voor commissies, zou dit beteekenen, dat de commissies op dien dag een drievoudigen arbeid kunnen presteeren. Rapporten ook van grooteren omvang kunnen worden geschreven.

Zelfs zou wanneer het noodig .'bleek, ook _de Vrijdagmorgen erbij kunnen worden getrokken.

Maar dat zal wel uitzondering behoeven te blijven.

Op dien Vrijdag kunnen dan de buitenlandsche afgevaardigden aan het woord komen, voorzoover zij niet reeds des Dinsdagsmorgens daartoe in de gelegenheid zijn gesteld. Ook op dit laatste willen wij de aandacht vestigen. Het gebeurt toch, dat er op den openingsmorgein nog wel een uur overblijft. Dan komen dadelijk de commissies bijeen. Toch kunnen deze in zoo korten tijd niet heel veel beginnen. Beter ware het, dunkt ons, indien zooveel mogelijk afgevaardigden van buitenlandsche kerken, inzonderheid zij, die wegens het taalverschil de commissievergaderingen niet kunnen bijwonen, dan hun wenschen konden overbrengen.

En voorts kon op dien Vrijdag naast oen paar kleinere ook een eenigszins groote zaak aan de 'ö'rde worden gesteld.

Intusschen kon het multiplicatie-bureau, waarover we een vorig maal schreven, voortgaan de gereede rapporten te vermenigvuldigen, zoodat 's Vrijdagsnamiddags ieder Synodelid een flink dossier ter bestudeering mee naar huis kon nemen.

De Zaterdag en 'Maandag kunnen dan benut door hen, die de doorwrochtste rapporten hebben te schrijven. Daarbij moest het regel worden, wat nu ook al voorkomt, dat de kerken, die haar predikant of een harer predikanten naar de Synode zien afgevaardigd, hem van 'den dienst op den tusschenliggenden Zondag geheel vrijstellen.

Zou het werkelijk te optimistisch zijn geoordeeld, indien, wij onderstellen, dat als de commissies den Maandagavond van de tweede week bij .elkander komen, zoo niet alle dan zeven achtste der rapporten kant en klaar liggen.

Dan kan de Synode in die week met volle kracht — ook eiken avond als het meeloopt — doorwerken.

Gewichtige en minder gewichtige 'zaken Icunnen "elkander afwisselen.

Op die manier brengt ieder Synodelid voor zichzelf al perspektief aan.

Hij weet-straks komt deze of die gewichtige kwestie aan de orde, daarom mag bij dit betrekkelijk weinig belangrijke punt slechts even worden stilgestaan.

Van een aktetasch vol met getypte gereede rapporten gaat een psychologische werl^ing uit.

Wij zijn er van verzekerd, dat zulk een tijdsverdeeling resultaten zou opleveren, die èn den kerken ill het gemeen en dien kerken, wier predikant naar de Synode werd afgevaardigd èn den jnaatschappëlijken arbeid der broeders ouderlingen en den gezinnen der Synodeleden ten goede komen.

Gereformeerde beginssien.I.

Dezen zomer kwam weer eens ter sprake de kwestie van de formuleering der Gereformeerde beginselen.

Eigenlijk staat deze kwestie aldoor op de dagorde.

Men mag er soms over heen lezen, men mag oordeelen: vandaag komen we er niet aan toe, maar de kwestie zelf is niet uit te wisschen.

Joch mogen we er ons niet aan gewennen, dat zij^ altoos op het agendum van den dag prijkt, maar om des tijds en der moeilijkheid wil onaangeroerd wordt gelaten.

Daarom gaven we uiting aan de hoop, dat er eens een opzettelijke gelegenheid werd geschapen c«n haar onder de oogen te zien.

In eai kort debat is dat niet mogelijk.

Door delibereeren in de pers bereikt men ook niet het gewenschte éffekt.

Het liefst zagen we haar min of meer officieel aan de orde gesteld.

Dat verhoogt de belangstelling.

Dat scherpt de denkkracht.

Dat opent het uitzicht op verder reikende gevolgen.

Velen zullen zich herinneren, dat de Senaat Vrije Universiteit in 1895, waarvan wijlen Dr Kuyper destijds Abactis was een belangrijke uiteenzetting heeft gegeven.

Ds J. C. RuUmann drukt haar nog eens af in het „Gereformeerd Jongelingsblad".

Wij willen haar hier overnemen.

AVant al zijn we van meening, dat dit onderwerp óp andere wijze behoort te worden aangesneden dan in 'de pers, toch "behoeft de laatste zich in deze niet tot geheelonthouding te verbinden.

Wij willen gaarne bij de stellingen, welke dr. Kuyper publiceerde, eenige kantteekeningen maken.

"Hier volgen de stellingen:

1.

Ouder G 3 r af orm e er d e beginselen is in Art. 2 der Statuten te verstaan: de beginselen van k et Cal vini sme.

Al wordt toch niet ontkend, dat de naam, van „Gereformeerd" ook wel gebeeigd is ter aanduiding van het Zwinglianisme, en op Duitschen bodem een ten deele Melanchtoniaansche strooining dsktc', ja, zelfs hier ts lande met zeikere voorliefde door de Arminianen word aangegrepen, historisch staat niettemin vast, dat het Calvinisme op Gereformeerd terrein de meest principieels uiting van het Gereformeerde leven vertoont, zoodat dit hieruit, en niet uit 74ijn zwakkere en minder zuivere fonnatiën moet gekend worden; terwijl voorts het tweede gedeelte van Art. 2, waarin voor de Theologische faculteit de Gereformeerde beginselen nader aan de Formulieren van Eenigheid der streng Calvinistische kerken ia Nederland gebonden worden, niet slechts deze opvatting! bevestigt, - maar zelfs elke andere uitsluit.

2.

Aangezien in Art. 2 der Statuten van Gereformeerde beginselen alleen in dien zin gesproken wordt, dat zij den grondslag van zeker o n d e r w ij s moeten uitmaken, zoo zijn hier onder beginselen te verstaan, niet die uitgangspunten-welke in de feiten en in het wezen der dingen liggen, maar zulke beginselen, dio in liet bewustzijn de wereld der gedachte baheersohen.

Natuurlijk worden de uitgangspunten van het denken, die in de feilen en in het wezen der dingen ooiK voor het denken liggen, daarom niet buiten rekening gelaten, maar slechts uitgesproken, dat ze in den grondslag van het onderwijs eerst meerekenen nadat ze uitgedrukt zijn in den vorm der gedachte. Voorts wordt door den meervoudigen vorm niet ontkend, dat deze beginselen een gemeenschappelijken woalel hebben en alzooi organisch samenhangen, maar teirwijl dit laatste erkend wordt, slechts aangeduid, dat de onderscheidene vakkon van onderwijs in engeren zin afgeleide beginselen tot uitgangspunt hebben.

3.

„Gereformeerde beginselen" mag niet uitsluitend verstaan worden in antithetisch en zin, als kwame hierbij slechts datgene in aanmerking wat de Calvinistische richting van andere richtingen 'OM.der s cheidt, zoodat hetgene haar met andere richtingen gemeensoliappelijk is buiten beschouwing zou blijven; maar is aldus te begrijpen, dat Gereformeerde beginselen zijn die beheersobende uitgangspunten van ons denken, die geheel bet meiischelijfc leven, zoo als zich dit in Calvinistische kringen vertoont, verklaren, en richten kunnen.

4.

Overmits het measchelijk leven, ia zijn Calvinistisch type, niet een nieuwe schepping is, iniaar opkomt in de historie; ncoh ook in zichzelf is opgesloten, maar in gedurige aanraking komt, ja, organisch samenhangt met het menschelijk laven, dat in verwante of geheel vreemde of zelfs tegenovergestelde vormen optreedt, moet liet ook in verband met dat overige leven beschouwd worden en moeten' de Gereformeerde beginselen tevens bij het onderwijs het uitgangspunt geven voor de juiste beschouwing V a n, en het rechte oordeel over dit voor-en buiten - '.Calvinistische leven.

5.

De Gereformeerde beginselen mogen niet, naar de wijze der Nominalisten, in onsamenhajigenden zin worden opgevat, als ware hieronder te verstaan, hetgeen óf bij Calvijn óf bij eenigen Calvinist na hem, als bewust dankbeginsel is uitgesproken. Meer dan eenige andere richting is juist het Calvinisme tegen zulke oppervlakkige opvatting gekant. Van God en niet van den mensch ging de actie uit, die aan een deel der Clu'istenlieid den hooge-ren levensvorm schonk, die in het Calvinisme belichaamd is. De gedachte, die bij deze actie Calvijn on zijn geestverwanten dreef, 'gaat boven hun persooidijk denken uit. Zij zijn geleid door de mptieveai, die lang niet altijd tot hun persoonlijk bewustzijn, in al haar klaarheid, warsn doorgedrongen. Eu allerminst stelde helder inzicht iar den organischen gedachtensamenhang van deze nicfieven hen tot het formuleeren van hun denlcbeginselen in staat.

Uit dien hoofde is het wetenschappelijk onde'rzoek naar da Calvinistische beginselen allerminst afgeloopen, zoo we weten wat Calvijn dacht; maar is dit dan eerst voleind, zoo we volledig en in juist verband die uitgangspunten voor ons denkon, op elk terrein des levens, voor ons hebben, waaruit logisch oonsecfuent een denlcwereld voortkomt, die het Calvinisme als levonsverschijnsel ten volle dekt en in zijn verschillende levensuitingen verklaart.

6.

Hieruit volgt, dat bij het onderzoek naar de kennis der Gereformeerde beginselen zeer zeker ook te rekenen valt met hetgeen de oorsfpronkelij'ke en latere Calvinistische denkervS als beginselen van hun denken hebben aangegeven; maar tevens dat hetgeen aldus door hen is uitgesproken aanvulling en critiek behoeft, en dat deze alleen te verkrijgen is door nauwkeurige bestudeering van het gelieele complex van verschijnselen, waarin zich het menschelijk leven van Calvinistisch type, zoo op kerkelijk als staatkundig, op huiselijk als maatschappelijk, op wetenschappelijk als aesthetisch gebied, geopenbaard heeft, en zulks in zijn oorsprong, zijn historitsch verloop, 'en zijn huidig bestand.

7.

Bleek, dat achter deze verschillende verschijnselen geen gedachte school, of ook, dat de gedachten, die in deze onderscheidene verschijnselen zich belichaamden, onderling niet samenhingen, en alzoo niet tot vaste beginselen te herleiden waren, zoo zou hieruit volgen, dat er slechts van aphoristische verschijnselen, maar in geen geval van Gereformeerde of Calvinistische beginselen sprake kon zijn.

Ten einde in den zin van art. 2 der Statuten hooger onderwijs op den grondslag der Gereformeerde beginselen te kunnen geven, moet dus ondersteld, 'dat achter deze onderscheidene verschijnselen wel een gedachte schuilt, en dat deze onderscheidene gedachten w e 1 tot beginselen te herleiden zijn, en dat deze beginselen wel onderling samenhangen.

'Doel der methodologie van de Gereformeerde beginselen moet diensvolgens zijn, de gedachten, waaruit de kenmerkende verschijnselen van het Calvinisme zich verklaren laten, op te sporen, van deze gedachten uit door te dringen tot 'de beginselen, waaruit ze opkomen, en niet te rusten eer de wortel is blootgelegd, waaruit deze beginselen in organisch verband opspruiten.

8.

Onder „verschijnselen" in de 6e en 7e stelling zijn te verstaan, niet enkel levensuitingen in engeren zin, maar evenzoo gewoonten en toestanden; en niet minder gedachtenuitingen, zoo over eigen leven, als over het vóór-en b u i t e n-Calvinistische menschelijk leven en denken.

9.

Overmits er „wisselwerking" bestond tussohen de eigenaardige gesteldheid van het menschelijk leven in die volkskringen, waar het Calvinisme ingang vond, en de Calvinistische geestesrichting zelve, levert het gemeenschappelijke in de eigenaardige gesteldheid van deze volkskringen een niet te versmaden bijdrage tot het rechte inzicht in de Gereformeerde beginselen.

10.

Bii het opsporen van de keimis der Gereformeerde beginselen uit het complex van de ver.schijnselen, die het Calvinistische leven, in onderscheidene landen en tijden, te aanschouwen geeft, is niet aan alle deze verschijnselen gelijke waardij toe te kennen.

Bij het afwegen dezer onderscheidene waardij, is rekening te houden met deze distinctiën:

lo. is te onderscheiden tusschen de uitingen van het Calvinistische leven in 'zijn middelpunt, en in 'den meer afgelegen omtrek; met dien verstande, dat de waarde, aan de verschijnselen te hechten, klimt, naar gelang ze dichter bü het centrum liggen, en daalt, naarmate ze meer den omtrek naderen;

2o. is te onderscheiden tusschen de formatie van het Calvinistische type inzijn opkomen, en tussohen de ontwikkeling van dit eens geformeerde type i n z iJ n historisch verloop, met zijn vertakkingen, verzwakkingen en ontaardingen;

3o. is te onderscheiden tusschen hetgeen in deze levensuitinigen essentieel en accidentieelis; en voor wat het laatste aangaat, is met name daarop te letten ot en in hoeverre iets uit eigen beginsel ontsproten, dan wel uit het verleden mee overgenomen is; of en in hoeverre iets uit het beginsel voortvloeide, dan wel accommodatie aan bestaande toestanden was: en zoo ook of en in hoeverre de zuivere doorwerking van dit beginsel belet werd door van elders geboden tegenstand of geoefenden dwang;

4o. is te onderscheiden tusschen hetgeen Calvijn c. s. zelven met bewustheid inzagen en najaagden, en datgene, wat hen, zonder dat zij het 'genoegzaam helder inzagen, onbewust bewoog, voortdreef en leidde;

en 5o. is te onderscheiden tusschen hetgeen zij enkel t h e t i s c h en daardoor meer in algemeenen vorm uitspraken, en heifgeen zij ook antithetisch, en daardoor in scherper belijning, hebben uiteengezet.

11.

Voor zoover het Calvinisme over zichzelf heeft nagedacht, en ons de vrucht van dat denken in geschriften heeft achtergelaten, is de leidende gedachte van het Calvinisme te zoeken op K e r k e 1 ü k en Theologisch gebied; eensdeels, overmits op dit gebied de heel ons menschelük leven beheerschende vraagstukken thuisbehooren, en anderdeels, om.dat hot Calvinisme zich juist daardoor alsprincipieele levensrichting openbaarde, dat 't begon met den strijd aan te binden op geloofsterrein.

Uit dien hoofde staat als eerste kenbron van het Calvinisme op den voorgrond die beschouwing over de Heilige Schrift en die uitlegging van haren inhoud waarvan de Belijdenisgeschriften der Gereformeerde Kerken ons getuigenis geven.

Buiten de Heilige Schrift kende het Calvinisme geen ons denken volstrektelijk beheersohend gezag; maar dat gezag der Heilige Schrift wilde het dan ook doen gelden zuiv> ? rlt!k en in vollen omvang. Het bond - zich daarom niet enkel aan wat letterlijk in dezen of genen tekst geschreven stond, maar ook aan de logische gevolgtrekkingen, die in die enkele teksten en in den samenhang dier teksten besloten lag, overmits het oordeelde, dat er geen Woord Gods kan zijn, zonder dat tevens alle logische gevolgtrekkingen uit dat Woord in dat Woord begrepen en alzoo mede bedoeld waren. En overmits nu èn over de uitlegging van die teksten, èn over hun samenhang, èn over logische consequentiën, die er in besloten lagen, verschillende meeningen waren verkondigd, de één meer, de andere minder zuiver, en hieruit zeer uiteenloopende voorstellingen van den wille en de openbaring Gods ontstaan waren, heeft het Calvinisme in ziJn Belijdenisschriften uitgesproken, hoe en op wat manier het gezag der Heilige Schrift, dat ons leven en denken moet beheerschen, te verstaan zij.

12.

Subsidiair komen hieribij in aanmerking de L i t u r-g i s c h e formulieren der Gereformeerde kerken, haar K e r k e n o r d e n i n g e n, en andere door haar Synoden genomen beslissingen, en de D o g m a t i s o h e consensus van haar kundigsfe woordvoerders, zoo voor de leerstellige en zedekundige, als voor de kerkrechtelijke Godgeleerdheid; Calvijn, als de vader van heel deze geestesrichting, vooraan.

13.

Tweede hoofdbron voor de kennis van de Gereformeerde beginselen is de verzameling s t r ij d-schriften, waarin de Calvinisten het goed recht van hun belijdenis en van geheel hun levensbeschouwing verweerd hebben tegen verwanten of antithetische richtingen, met name tegenover de Roomschen, de Anabaptisten, de Libertijnen, de Socinianen, de Luthersohen, de Arminianen, de school van Saumur, de Independenten, de Cartesianen, de Ooccejanen en 'de Spinozisten.

14.

Derde hoofdbron is de Historie van de Calvinistische kerken en volkeren, of ook van de Calvinistische groepen in landen, waar zij duureaam vervolgd en ten laatste onderdrukt werden. En in verband •hiermee de beschrijving van de toestanden en gewoonten, die zich, onder den invloed van het Calvinisme, op allerlei gebied des levens gevormd hebben; alsmede de levensbeschrijving van Calvinistische mannen en vrouwen.

15.

Vierde hoofdbron eindelijk is hetgeen op wetenschappelijk en aesthetisch gebied (dit laatste met name in de poëzie), over allerlei onderwerpen, en hi allerlei vorm, in den loop der eeuwen, van Calvinistische zijde geleverd is.

16.

Overmits Art. 2 van de Statuten der Veroeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag bedoelt een beoefening der onderscheidene wetenschappen op den grondslag der iGereformeerde beginselen V o o r o n z e n f ij d in het leven te roepen, is het vóór alle dingen noodig, dat aan die beginselen ook de be^antwoording worde ontlokt van de vragen, die eerst sinds Kant's onderzoek van het kennende subject meer op den voorgrond zijn getreden, en die in de 16de eeuw zich nog aan niemand, en dus ook niet aan Calvijn, in die voUe strekking voordeden. Over den aard en het wezen onzer kennis, over de wijze, waarop het kennend vermogen werkt, op het verband tusschen dit kennend vermogen en het te kennen voorwerp, over de grenzen onzer kennis, over de methode om kennis te erlangen, onderscheidenlijk bij de natuurlijke en de geestelijke wetenschappen, is bij onize vroegere Calvinisten geen genoegzaam bevredigend bescheid te vinden.

Toch mag ook de beantwoording van deze vragen, volgens Art. 2, niet van elders worden verwacht, maarm o e t zij worden ontleend aan de 'Gereformeerde beginselen. Om nu hiertoe te geraken, zijn de gegevens die van Calvinistische zijde, in verband met 's menschen schepping naar den beelde Gods, zijn vastgesteld, zoo omtrent het wezen van den mensch en zijn vermogens, als omtrent de verhouding van onz'i kennis tot de kemiisse Gods, omtrent de verhouding van den mensch tot den kosmos, omtrent do verduistering van ons verstand en de verdonkering van onze wijsheid door de zonde, omtrent het verband tusschen natuurlijke en bijzonderlijk geopenbaarde kermis, omtrent de uitwerking der palingenesie en der illuminatio, omtrent de vormen die de creatuurlijke kenn =; bij de engelen en de gezaligden heeft — zóó bijeen te ver-

zamelen, dat daaruit de theorie der kennis kunne worden opgebouwd.

Subsidiair doet dau daarbij dienst de kennisneming van den strijd die over ondervvei-pen, hiermee saamhangende, van Calvinistisclie zijde gevoerd is met de Roomschen over de openbaring, met de Anabaptisten en anderen over de illuminatio, met de Luthersohen over de rede in den gevallen rnensoh met de Socinianen over de rede en de openbaring, , met de Cartesianen over het uitgangspunt van allo zekerheid, en .met anderen over het verband tusschen kennis en .gevoel, over het nominalisme, en over de aangeboren begrippen.

17.

Wat eindelijk de onderscheidene vakken van vi-etonschap aangaat, die niet tot de theologische wetenschap behooren, zoo wordt de studie dezer vakken in het gemeen beheerscht door de Calvinistische belijdenis omtrent de schepping, de souvereine regeering Gods over d€ wereld, het wezen van den mensch on van den kosmos, den val in zonde met de daaruit voortvloeiende verstoring van de oorspronkelijke schepping, zoo in als buiten den mensch, en omtrent de genade, die deels algemeen, deels bijzonder van aard zoowel den 'tegenwoordigen stand der dingen beheerscht als het einddoel van aller dingen verloop en ontwikkeling bepaalt. Uit deze onderscheidene gegevens vloeit een tegenstelling voort tussohen hetgeen alleen krachtens de s o h e p p i n g en hetgeen krachtens herschepping in gewijzig'den vorm bestaat, en het is de telkens zich openbarende verhouding tusschen deze beiden, die van Calvinistische zijde beheerscht wordt door de wijze, waarop het Calvinisme de dingen der natuur en de dingen der genade onderscheidt en toch weer in verband zet.

In de tweede plaats moet elk afzonderlijk vak van studio rekening houden met de bijzondere gegevens, die met opzicht tot de voorwerpen waarmede zij zich bezighoudt, in de Calvinistische belijdenis, en dus ook in de bron, waaruit zij vloeide, d.i. in Gods Woord gegeven zijn.

En in de derde plaats heeft elk afzonderlijk vak van studie zich, in het gemeen en bij elk onderdeel, rekenschap te geven van de inzichten, die in den Calvinist tischen levenskring over 'zulk een vraagstuk steeds gegolden hebben, of ook bij wettige gevolgtrokkiug uit de naaste en de meer verwijderde beginselen van het Calvinisme voortvloeien.

Dit laatste, met dien verstande, dat krachtens deze beginselen tevens critiek op de tot dusver heerschende inzichten worde uitgeoefend, en bij verschil van inzicht tusschen de onderscheidene Calvinistische personen of groepen, aan de beginselen de beslissing blijve.

Bij zich voordoenden strijd tusschen de gegevens der ervaring en de gegevens der Heilige 'Schrift, eischt het Calvinistische beginsel, dat óf de onjuistheid der uit die natuurlijke 'gegevens getrokken conclusie worde aangetoond, óf de onjuistheid van opvatting bij de uitlegging der Heilige Schrift worde beleden.

18.

Langs dezen weg moet èn de theorie onzer kennis èn elk organisch deel der wetenschap, èn eindelijk het geheel der wetenschap, tenslotte zóó komen te staan, dat de grondslag der Gereformeerde beginselen geheel en uitsluitend het gansche gebouw der wetenschap drage, en wel in dien izin, dat er niet één enlcel rustpunt voor onze wetenschap overWijve, dat niet door onze beginselen gewaarmerkt zij.

Voor Copie conform,

KUYPER, h. t. Abactis.

Amsterdam, 15 Nov. 1895.

Hoe men op het „recht om niet te juhileeren" reageert.

Den laats ten tijd volgde in de bladen de eene publikatie de andere op, 'dat iemand gebruik wilde maken van zijn recbt om niet te jubileeren.

, Waarschijnlijk zal men nieuwsgierig zijn te vernemen, hoe hierop wordt gereageerd.

Waar ik zelf ook zulk een verzoek deed, waarvoor ik de motiveering reeds vroeger aangaf en mijn „jubileum" — dat volgens mijn besef geen volwaardig jubileum kon heeten — thans achter den rug ligt, kan ik daaromtrent uit eigen ervaring eenige inlichtingen verschaffen.

De eerste, die zulk een verzoelc poogt te negeeren, is de pers.

Klaarblijkelijk voelt deze zich als „Koningin der aarde" boven rec'ht en wet verheven.

Toch gelukte het mij aan interviews te ontkomen en slaagde ik erin aan den aandrang om eigen doopceel te lichten weerstand te bieden.

Des te meer bewonderde ik daarom den speurzin, waarmee verschillende bijzonderheden werden opgediept en ben ik er erkentelijk voor, dat men aan mijn verzoek om zich van beschouwingen te onthouden, heeft gevolg gegeven.

Voorts kan ik aanstaande jubilarissen er op voorbereiden, dat men op strikte eerbiediging van zijn wensch niet moet hopen.

Toch mist dé publicatie van zoo'n wensch niet alle uitwerking.

Men behoeft de eigen woning niet te ontvluchten.

Mij althans heeft men aan dem arbeid gelaten.

Wel werden mij door telegraaf-en postdienst en ook op andere wijze gelukwenschen in uiteenloopende vormen toegezonden.

Maar dat zou ook zijn geschied, wanneer ik mij buitenslands bevond.

Het zou veel tijd rooven, indien ik ieder permijn dankbaarheid uitsprak voor al die blijken van meeleven en waardeering.

Mag ik daarom bij deze voor dat alles mijn hartelijken dank betuigen?

En wil men dit aanvaarden als volstrekt eenige dankbetuiging ?

Het zou veel tijd rooven, indien ik ieder persoonlijk moest antwoorden.

Maar niet minder hartelijk is mijn erkentelijkheid jegens allen, die zich strikt aan mijn wensch hebben gehouden en dien datum zwijgend lieten passeeren.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

De werkwijze onzer Synodes

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's