GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Sigrid Undsets „Kristin Lavransdochter”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sigrid Undsets „Kristin Lavransdochter”.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In het voorafgaande artikel wees ik op de plaats, die „Kristin Lavransdochter" inneemt in het geheeil van Sigrid Undsets werk en op de beteekenis, die de roman heeft als moment in den ontwikkelingsgang der Schrijfster, Hingen die men dient te weten, wil men over dit boek zich een oordeel vormen.

Na deze inleiding, als men daarvan spreken wil, komen we dan nu tot een bezien van den roman zelf, die bestaat uit drie omvangrijke deelen: „ D e Bruidskrans", „Vrouw", „Het Kruis", door Mej. Dr A. Snethlage vertaald in uitstekend Nederlandsch. i)

Van dit machtige werk, met z'n eindeloosheid van namen, détails, beschrijvingen, karakteriseeringen, een eenigszins volledigen indruk te geven, is zelfs bij benadering niet mogelijk. Ik kan alleen maar de heel groote lijnen trekken, alleen maar de contouren geven, waarbinnen de massaliteit van het geheel gespannen staat.

Kristin Lavransdochter is kind op de hoeve Jörunsgaard, ver vsreg in. de verlatenheid van het Gulbrandsdal. Onder de voortreffelijke zorgen van haar stoeren, fieren, patriarchalen vader groeit ze op tot een lieftallige verschijning. En in het leven op de hoeve en wat ze daarvan ervaart, opent zich haar jonge ziel voor de kieming der groote, allesbeheerschende liefde. Krachtens de zeden van den tijd wordt ze bestemd voor Simon Andreaszoon, maar om tot rust te komen van schokkend gebeuren, dat ze heeft meegemaakt, en waarin ze haars ondanks is betrokken geweest, moet ze eerst een poos naar een klooster.

Daar, in de verre stad, begint de eigenlijke lijn van haar leven, die door , de diepste diepten van schuld, berouw, boete, lijden, strijden en over'de hoogste hoogsten van liefdesgeluk en levensvervulling haar voeren zal. Ze pntmoet daar Erlend, een avonturier met een bezoedeld verleden, maar den man naar haar hart. Hem geeft ze zich, geheel en al, trotseerend den wil van haar vader, wien' ze toch ZOO' innige liefde toedraagt, niet achtend, wat over haar_j Simon Darres verloofde, gezegd zal worden en na eindelooze verwikkelingen wordt ze Erlends vrouw. Maar den bruidskrans, dien ze draagt op haar huwelijksdag, draagt ze niet meer met eere. De zonde heeft "haar de maagdekroon ontroofd.

Bij 't begin van het tweede deel zien we Kristin naar Erlends verwaarloosd landbezit, Husaby, trekken. Er is veel gebeurd, zooveel, dat voor haar eigen besef haar ziel zwart is van schuld. Samen met Erlend heeft ze zijn vroegere gehefde, de moeder van zijn twee kinderen, den dood ingedreven, heeft ze Lavrans wil getrotseerd, heeft ze het pad der geweldigste avonturen begaan. Nu komt de terugslag. Husaby vraagt veel meer verzorging, dan haar mogelijkheden zijn; de wispelturigheid van Erlend berokkent haar telkens grooten angst, de geboorte van haar kind, een worsteling om haar en zijn leven, teert haar krachten op. En terwijl telkens haar gezin vermeerdert en haar schuldgevoel om eigen zonde en tekortkoming groeit, wordt Erlend in een gevaarlijk complot verwikkeld, dat hem op verbeurdverklaring van al zijn goederen komt te staan. Was niet Simon Darre, 'de versmade, tusschenbeide getreden uit nooit vergane liefde voor Kristin, dan zou Erlend zijn gedood. Erlend is door deze geschiedenis in zijn vrijheid ingeperkt en binnen dien band, kan hij, avontuurlijk, bewegelijk mensch, zich niet voegen. Hij komt in allerlei conflicten met zijn pachters, zijn omgeving, ten slotte ook met Kristin. Er ontstaat een groote verwijdering tusschen haar en hem en hij trekt zich ten slotte terug op een eenzame hoeve.

Dan komt de tijd van Kristins kruis. Alleen staat ze voor de taak der opvoeding van 'haar zeven jongens; alleen draagt ze de zorg voor het bedrijf; en vooral, haar verlangen, groot en smartelijk, gaat uit naar Erlend, dien ze ondanks alles liefheeft met heel haar ziel. Maar ze kan niet voorbij komen aan het onrecht, dat hij haar lieeft gedaan, ze kan en wil de minste niet zijn. Juist in dien tijd wordt ze gevraagd te komen bij Simon Darre, die gaat sterven. Hij dringt voor zijn dood bij haar aan op verzoening met Erlend. En eindelijk gaat ze naaide hoeve, waar hij zich bevindt. Bij het zien van zijn eenzaamheid vergeet ze haar grieven en leeft weer uit haar liefde. Maar als, tia haar thuiskomst, Erlend nog niet tot haar terugkeert, zelfs niet als ze moeder wordt van haar achtsten zoon, die uit de tijdelijke verzoening geboren is, verklaart ze in haar ziel Erlend voor dood en aan het kind geeft ze zijn naam om (naar tijdsgewoontej die gedachte tot uitdrukking te brengen. Doch, als door de geboorte van dit kind haar eer in opspraak komt in de omgeving en de menschen ihet haar lastig maken, verschijnt ineens Erlend, om dien smaad te wreken. Bij het gevecht dat dan ontstaat, wordt 'hij doodelijk gewond en zoo heeft ze hem tóch terug, maar stervend. Dan, als ze zijn doodsstrijd ziet en de weinige woorden, die hij nog spreken kan, woorden van schulderkenning zijn, gaat haar groote, nimmer falende liefde met ongekende 'kracht haar overheerschen, en dan wordt ze van spijt en wroeging over haar liefdeloosheid verteerd. En die schuld draagt ze voort in haar verder leven, aldoor zwaarder gevoeld door de vele .smartelijke ervaringen, die ze opdoet met haar kinderen. Ten slotte begeeft ze zich in het klooster, waar haar leven begonnen is, om de wereld te ontvluchten en haar schuld voor God te boeten. Kort daarna breekt de pestziekte uit, die in dien tijd Europa teistert, die ook twee van haar kinderen opeischt. En dan hoort ze hoe de menschen, in hun radeloosheid tot heidensche begrippen terugvallend, een levend mensch, een jongen, willen ten offer brengen, om de ziekte af te wenden. Ze gaat, om dat te verijdelen en voor het geloof te getuigen. En als dan de mannen van haar een daad verlangen, een daad die bewijst dat zij zelf leeft uit de kracht van dat geloof, draagt ze de moeder van het kind, [die veertien dagen tevoren aan de pest stierf, maar nog onbegraven ligt, naar den gewijden kerkhofgrond. Daarmee voltrekt za haar doodvonnis, want ze wordt besmet en moet sterven. Maar ze heeft volkomen vrede in haar ziel, omdat ze haar taak gedaan weet.

In haar laatste uren valt haar oog op haar ring en ze denkt over haar leven. Maar dan ziet ze. hoe in haar vinger afgedrukt staat de M., die als beginletter van den naam der Maagd Maria in den: ring is gegrift. „En de laatste heldere gedachte, die zich in haar hersens vormde was, dat ze slerveii zou, voor dat merkteeken tijd kreeg om te verdwijnen en daar was ze blij om. Het leek haar een geheimenis, dat zij niet begrijpen kon, maar zij wist het toch zeker: God had haar vastgehouden in een verbond, dat voor haar gesloten was, zonder dat zij het begrepen had, dit een 'liefde, die over haar uitgestort was — en ondanks haar eigenzinnigheid, ondanks haar zwaar, aan de aarde gebonden gemoed, was iets van die liefde in haar gebleven, had in haar gewerkt, zooals de zon in den bodem, had een zaad doen ontkiemen, dat de heetste minnebrand en de hevigste minnetoorn niet geheel had kunnen verwoesten. Een dienstmaagd van God was zij geweest — een weerspannige, onwillige dienstmaagd, meestal een oogendienares in haar gebeden en ontrouw in haar hart, traag en nalatig, zonder geduld onder tuchtigingen, weinig standvastig in haar handelingen — toch had Hij haar vastgehouden en onder "haar glinsteren den ring was er kennelijk een merk op haar gezet, dat zij Zijn dienstmaagd was, het eigendom van dien heer en koning, die nu kwam, gedragen door de gewijde handen van den priester, om haar vrijheid en verlossing te schenken."

Uit dit overzicht moge, naar ik hoop, de groote lijn van het verhaal den lezer van dit artikel duidelijk worden — van de vele qualiteiten, die het werk bezit, kan geen beschouwende mededeeling oen eenigszins voldoenden indruk geven. Die kan men alleen zien, als men zelf het boek lezen gaat, als men Kristins vader, Lavrans' leert kennen, een volop epische figuur, mensch in zijn zwakheid en, in zijn kracht, en Ragnfrid, Kristins moeder, de teruggetrokken, maar nochtans diep-levende vrouw, Simon Darre in zijn nobelheid, Ulf in zijn trouw, Gunnulf, Erlends broer, in zijn priesterlijke toewijding en al die andere vele figuren, die te samen zijn „de volstrekt menschelijke creatie van menschelijkheid" (Knuvelderj. En dan rondom hen de tallooze beschrijvingen van natuur en zeden, van kerken, kloosters, hoeven; van gebeuren overal, heftig, fel, rauw vaa'k, zooals het dien tijd eigen is; van hartstocht, strijd, lijden, overwinnen, vallen; van trouw en valschheid, adeldom en laagheid, liefde en verguizing, leed en vreugde. Eerst als men gansch dit veelvormig en veelkleurig tafreel van menschelijkheid zelf heeft aanschouwd, in gretige, overgegeven, aandacht-spannende lectuur van heel het werk, eerst dan ziet men, dat het is, gelijk Dr Impeta schreef: „vol van wondervoUe kracht, vol van psychologische fijnheid, vol van robuste schoonheid", ^j

Zeker, men komt dan ook te staan, voor tal van rauw-realistische tooneelen, voor oj)enbaring van zonde, voor tafreel en van. schande en schuld, (daa.rom is het boek ook stellig geen lectuur voor onvolwassenenj maar nergens vindt men sensualiteit, nergens perversiteit, die den geest van het werk bezoedelt. Want als men. goed leest ziet men overal igetrokken de diepe voren van schuldbesef, van behoefte aan schulderkentenis, van berouw en een hijgen om vergeving. In 't bijzonder is dat duidelijk in Kristins leven. Van haar jeugd aan sleept ze achter zich de zware keten vaj"" schuldgevoel en ondanks alles, ondanks haar telkens weer zwaar en diep vallen, is er altijd weer de verheffing in de kracht van het geloof, die aan het eind van haar leven als een apotheose van lipht heenbreekt door de stapeling van donkerheid en het zwart van zondeduister.

En daarin nu ligt de rust_, de verzekerdheid, waarvan ik in het begin van dit artikel sprak als het eerste en groote van dit boek. 'Een gansche persoonlijkheid staat achter 'deze schepping: in de worsteling, het vragen, hunkeren, lijden, va'Uen, , maar eindelijk overwinnen heeft de Schrijfster neergelegd heel de bewogenheid van haar eigen zieleleven, is ^gekristalliseerd "het lange, moeilijke, psychische proces, dat begon m de dagen dat „Fru Oulie" (ontstond en met fel-aangrijpende kracht voortschreed, al de jaren die tot de verschijning van „Kristin Lavransdatter" verliepen.

En juist daardoor reikt dit boek uit ver boven de grenzen van dezen tijd. Want in deze dertiende eeuwsche menschen vmden wij, twintigste eeuwers, onszelf terug, geheel, volkomen dezelfden, menschen als zij, van gelijke menschelijkheid, van een zelfde zielsgesteldheid, een zelfden schuldstaat.

Wanneer men, al lezende van het moeitevolle leven van Erlend en Kristin, gaat begrijpen, waarom het een leven is van liefdesgeluk en smart tegelijk, vs*n bevrijding en gevangenschap, van verrukking en angst, van schuld en boete, wordt men gesteld voor het tekort in eigen leven: men ziet, ontstellend duidelijk, zijn eigen beeld aJs in een spiegel. Daarom spreekt dit bQek op zoo krachtige wijze juist tot den modernen mensch, die verward is in vragen en verstrikt zit in problemen, , en brengt hem een voor eigen levensgeluk hoogst belangrijke boodschap: 'tis de openbaring van het lev'ensgeheim, dat ook het geheim is van elk mensch persoonlijk. Zooals het beeld van Kristin is de analyse van het vrouwenhart in al zijn vele diepten, zoo is de Erlend-figuur teekening van de mannenziel in zijn vele complicaties, „een verbijsterendi staal", gelijk Knuvelder zegt, „van Undsets vermogen om binnen te drijigen in de mannenziel". En voor man en vrouw beiden, die als lezer en lezeres voor die beelden komen te staan, ligt daarin een rijkdom van materiaal om zichzelf en de(n) ander te leeren kennen.

't Behoeft wel geen uitdrukkelijk betoog, dat de de verzekerdheid, die in dit boek leeft, wortelt in de Roomsche levensovertuiging. De strijd tusschen de neiging tot het kwade en den wil tot 'het goede, zooals die telkens wordt geaccentueerd, is een roomsch motief en de verhouding van zonde en genade, gelijk die heel het boek door wordt aangegeven, correspondeert op de 'Roomsche leer. Een fragment als dat over Kristins sterven, één uit de honderden, die te citeeren zouden zijn, is in geheel zijn bewoording en in gansch zijn geest Roomsch. De Christus, die DE schuldverzoener is, ontbreekt in het boek vrijwel geheel en de priester staat in zijn plaats. Uit idie gesteldheid vloeien voor ons Protestantsch bewustzijn bezwaren voort, als het gaat om een ten volle en zonder beperking waardeeren. iWant. Knuvelder zegt het terecht: „hier is het Katholicisme verwerkelijkt, .niet als literair program in Gods-aanroepingen of momenteel lyrische verheffingen, rftaar als het vormend beginsel van een roman".

Evenwel, aan het feit der verzekerdheid, die de rust is van de Schrijfster, doet dit niet af, noch ook aan de waarde van het persoonlijk getuigenis, dat Sigrid Undset gegeven heeft, hier, in dezen roman en "in het groote werk, dat daarop gevolgdi is: „Olav Audrunszoon", waarin dezelfde levensontwikkeling geteekend wordt, maar nu met een man als hoofdpersoon, ^j'

En daarom, al zien we onze waardeering ingeperkt en al gevoelen we de ethische bezwarenj die het boek „slechts v o o r r ij p e r e, 1 e v en s-ervaren lezers te aanvaarden"*) maakt — we erkennen en bewonderen het monumentale in het werk van deze Schrijfster.

Het rust op historisch en grondslag en staat mid-' den in dezen tijd, het is menschelijk en gaat boven het menschelijke uit.

Daarbij doet de vraag of het historische beeld juist is^), niet ter zake: terecht schrijft de Gulden Winckel, dat „het historische verdwijnt achter den bloei van het algemeene". ^j'En in dat algemeene is het werk magistraal, zóó, dat Anton Thiry in de Groene Amsterdammer tot de stoute uitspraak komt, (dat er in de gansche Wereldliteratuur niet nog een werk te vinden is, waarin de mensch zoo volledig, zoo zuiver, zoo menschelijk is afgebeeld. Waar is het in elk geval, die wie hier de ontleding van het menschelijke heeft verstaan, diep beschamend in eigen leven heeft geschouwd. En dat ïs mede een van de rijkste vruchten, die literatuurgenieting brengen kan.


1) Alle uitg. vaji J. M. Meulenhoff, Amsterdam,

2) G«ref. j'ongelingsblad, 25 Ocl. 1929.

3) Men zie over dit boek de artikoleare^ks van Augusta, de Wit, N. R. Ct. van 7 Sep, t, 14 Oct. 1928, 3 Jan. 1929.

4) Maasbode, 18 Juli 1929.

5) Een. nauwgezette en diepgaande situdie van de gaaobieeiüs der Noorsdie middaloeuwem ligt aan het buek ten grondslag. Het historische beeld is 4aJi. ook, wat het feitelijke betreft, stellig juist: voorzoover ik het heb kunnen nagaan s my dat overtuigend gebleken. Alleen lijkt mij' het cultuurbeeld geïdealiseerd (men zie tan deze wat mej, Snethlage zegt op blz. 11 van haar brochure).

6) Gulden Vvfincfcel, 26 Jan. 1929,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Sigrid Undsets „Kristin Lavransdochter”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's