GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over de gegevens van de nieuwere zielkunde in verband met den ambtelijken arbeid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over de gegevens van de nieuwere zielkunde in verband met den ambtelijken arbeid.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Van groote beteekeiiis voor den ambtelijken arbeid is al datgene, wat vooral in de latere jaren omtrent de typische grensgevallen der psychologie bekend werd.

Juist daar, waar het terrein van predikant en dokter elkaar raken, liggen dikwijls de zeer moeilijke, maar tegelijkertijd ook de zeer interessante gevallen.

Interessant, omdat hier nog zoo veel te onderzoeken vaJt en omdat de vraagstelling op zichzelf ireeds uitermate belangwekkend is; moeilijk, omdat het vooralsnog niet wel mogelijk is op dit terrein de onderscheidingen aan te brengen, die wij eigenlijk noodig hebben.

Een enkel voorbeeld moge dit duidelijk maken: Meermalen komt het voor, dat iemand in zijn leven na een zeer diepgaande worsteling en 'een zwaren strijd tot het licht komt en juicht over de verlossing in Christus zijn Zaligmaker, terwijl deze toestand van geloofsdoorbraak dan ook schier omnerkbaar, maar toch onmiddellijk overglijdt in 'eeii toestand van abnormaal iieleleven, waarin zijn geest in verwarring komt en de nevel over zijn bewustzijn trekt. Nu doen zich hier natuurlijk vragen voor naar de verbanden tusschen deze verschijnselen. Dr Hutter schreef onlangs over deze kwestie hot volgende i):

„Toch moet men in elk geval van psychose na beteering voorzichtig in zijn oordeel zijn. Men kan het medisch bezien, doch ook weer op tweeërlei wijze. De geestelijke spanning van de bekeering zou mede een oorzaak van de psychotische catastrophe kunnen zijn. Maar ook kon omgekeerd de naderende psychose het zieleleven dermate verdiepen, opwoeien, dat het verdrongen zondebesef en de verdrongen hunkering naar verlossing sterk zich gelden lieten en nu de ziel zich opende voor God. Men kan het theologisch bezien en zeggen: God heeft, vóór Hij over dezen geest de verwarring bracht en over dit bewustzijn de nevel, eerst Zijn licht laten schijnen en deze ziel tot Zich gebracht. Bij elk geval, waar religieuse strijd met zielsziekte eindigde, kan men deze drie overwegingen laten gelden. Men kan de keus nimmer doen; misschien gelden de drie gezichtspunten wel gelijktijdig. Door te wijzen vooral op het laatste gezichtspunt kan men, ik zeg dit uit ervaring, de nabestaanden van den geestesgestoorde, veel troost geven".

Misschien is het mogelijk om aan de verklaringsmogelijkheden van Dr Hutter er nog één toe te voegen, die samenhangt, met de eerst door hem' genoemde: de geestelijke spanning van de bekeering is mede oorzaak van de psychotische catastrophe. Mij aansluitende aan 'deze verklaring zou ik toch de verbanden iets anders willen .zien; Ik zou deze verklaring iets willen uitbreiden.

Zijn mijn waarnemingen juist, dan hebben wij in deze gevallen dikwijls te doen met personen die voor hun bekeeringsworsteling óf vrij sterk) in excessen geleefd hebben, óf het leven leidden van vergeten burgers, die zich terugtrokken, di© stil hun eigen weg gingen en steeds poogden zoo weinig mogelijk op te vallen. Deze typen schijnen dus te vinden te zijn onder de uitersten, menschen die in excessen leefden en menschen, die in zich­ zelf teruggetrokken hun bestaan eenzaam, slijten. Toch geloof ik, dat de achtergrond van het gedrag bij beiden precies hetzelfde kan zijn. Er is biji beiden een belasting tengevolge van een waar of vermeend conflict in hun leven, waardoor zij voortdurend onder deze belasting gebukt gaan. De een poogt aan den druk te ontko^men door vani het eene uiterste iit het andere te vervallen, de ander gaat tobberig met zijn last zijn weg. Hier is reeds een soort erfelijke dispositie aanwezig. Immers, niet ieder komt ertoe om een conflict zoozeer te beleven, dat het zijn levensgedrag gaat beheerschen. "Wij zouden dus kunnen zeggen, dat een erfelijke belasting hier reeds de primaire oorzaak is.

Bij zulke figuren komen echter juist voor de typische psychosen na de bekeering. De in excessen levende wordt plotseling „stilgehouden op den weg" en komt, zooals men dat noemt, „krachtdadig tot bekeering". De stille begint opeens te spreken en getuigt van wat God aan zijn zie] gedaan heeft. En wanneer dan straks met deze menschen (meestal zijn het jongeren, althans menschen beneden 40 jaar) gesproken wordt, geven zij een klaar getuigenis, „de bazuin geeft geen onzeker geluid".

Toch is er in hun spreken dan reeds iets dat op een soort overspanning wijst. Causaal is dit te vörklaron uit het feit, dat zij inderdaad nu een. verlossing beleven, die voor hun subjectief begrip veel sterker ingrijpt, dan wij met hen mee Kunnen beleven, omdat wij in den regel onkundig zijn van het conflict dat vroeger reeds in hun leveai was. Maar omgekeerd wordt deze extra groote spanning op haar beurt weer het begin van eeni psychotische 'catastrophe, die in dit geval een vreeselijke en toch misschien ook vanzelfsprekend© consequentie beteekent van d© bekeering in het leven van dezen persoon.

Nu wil het mij voorkomen, dat de bovengenoemde vragen, zooals 'zij door Dr Hutter geformuleerd werden, haar eenheid vinden in de conceptie, dat ook de weg van de bekeering een zekeren psychologisch vanzelfsprekenden ontwikkelingsgang inhoudt in veel gevallen.

Gaarne neem ik aan, dat bij de figuren, die hier bedoeld worden, een zekere psychische minderwaardigheid van meet af aan aanwezig geweest is. Zij hebben zwaar getild onder den last van hun ware of vermeende zonden. In de worsteling, die dat meebracht, wil God inderdaad zich ook toonen een Ontfermer en' ik zie gee'n enkele reden, waarom de „bekeering" die zij doormaken niet echt kan zijn en vrucht van wedergeboorte. Trouwens, ook Dr Hiitter neemt wel degelijk d© mogelijkheid van d© echtheid der bekeering aan. En toch is het mogelijk, dat deze bekeering, of wil men, dat het voor hun bewustzijn klaar worden van de vergeving hunner zonden nu tevens weer oorzaak is, dat zij met hun minderwaardigen aanleg de groote spanningen niet kunnen dragen en overspannen geraken, zoodat een psychose het gevolg is.

Bij deze dingen mag bovendien niet uitgeschakeld worden het feit, dat in meer dan éen kring in' ons vaderland en daarbuiten een zeer eenzijdig© voorstelling bestaat omtrent het wezen van d© bekeering en dat allerlei ziekelijke instellingen tenj deze bij de menschen een voorstellmgsleven t© voorschijn dreigen te roepen, dat voor hen, di© geringeren weerstand hebben, niet altijd te dragen is. Een zekere mate van overgevoeligheid speelt juist in dit verband ©en rol. Er zijn patiënten, die den duivel bij zich op bed krijgen in lijfelijke gestalte, maar die ook, toen zij nog aJs volkomen normaal beschouwd werden, meenden, dat zij den vorst der duisternis in concreten vorm konden aanschouwen.

Deze dingen werken er weer toe mede, dat er speciaal ouder de patiënten, die aan waandenkbeelden lijden, de vaste overtuiging is, dat zij de zwaveldampen van de hel ruiken, dat zij de bokspooteri van den duivel zien, en dergelijk© me©r.

Uit den aard der zaak zal daar, waar de meeste weerstand gevonden wordt voor den geloofsstrijd cok het grootste gevaar bestaan, dat op een of andere wijze een afwijking zich openbaart. Het is vooral de zo'ude tegen den Heiligen Geest, di© zeer velen hier moeilijkheden geeft. Daar nu nog pas in het meer genoemde tijdschrift door Dr Hutter op uitnemende wijze over dit onderwerp is geschreven, willen wij hier niet anders doen, dam in het kort het door Dr Hutter geschrevene releveeren.

Dr Hutter oordeelt, dat het denkbeeld van de zonde tegen den Heiligen Geest voorkomt o.m'. in d© volgende vijf vormen:

als kleinheidswaan bij melancholie, als overwaardig denkbeeld, als dwangdenkbeeld, als hysterische phantasie, als element in den religieusen strijd van een paranoia.

Eenige van deze pmiten nu vragen oan nader© verklaring. Wat wij onder kleinheidswaan bij melancholie hebben te verstaan, is wel duidelijk.

Iets anders is het met het overwaardig denkbeeld. Dr Hutter schrijft daaromtrent het volgende 2):

„Een vrouw uit protestantsch gezin staat voor ons, lichamelijk gezond. Zij heeft vroeger, als meisje niet en evenmin in haar huwelijk goed doorzicht getoond. Zij begrijpt de dingen traag en kan eenvoudige intellectsvragen naar haar kennis en begrip moeilük beantwoorden. Zy is achterlijk, doch niet in sterken graad, haar ondervrijs heeft ze op de gewone lagere school genoten.

Na een moeilijke bevalling is zij gaan tobben, en kreeg zij allerlei zelfverwijt over pliohtsverzaking bij ziekte van een bloedverwant. Ook ging ze eenerzijds vreezen gedood te moeten worden, anderzijds dreigde zij zichzelf te kort te doen. Patiënte werd moeilijk door haar angst en wanhoop, zelfs viel zij familieleden aan. Toen moest zij in een inrichting verpleegd worden. Daar Heef zij maandenlang in een sombere stemming, eentonig tobbend en veelal luid tot iedereen klagend, dat zij sinds haar prille jeugd naar den booze geluisterd heeft. Als jong kind begon ze met masturbatie, dit bleef zij telkens doen tot haar huwelijk en nu heeft zij de z o n d e tegen den Heihgen Geest gedaan, want wie tegen het lichaam zondigt, meent patiënte, doet die zonde. Door deze masturbatie is ook haar kindje ongezond, is haar huwelijk vernield en zal zij folteringen moeten doorstaan. Eenmaal zei een dominee van den kansel: wacht U voor den toekomenden toom. Dat sloeg op haar, meent zij. Zelfs zei ze eenmaal: door mijn (immoreele) daden is de wereldoorlog gekomen. Dit hield ze later niet meer vol. Ook zeide patiënte, dat ze nooit meer kinderen zou kunnen krijgen.

Eenige dagen na die mededeehngen trekt patiënte zelf de meening van zonde tegen den Heiligen Geest in twijfel. Haar vader had n.l. gezegd: als je meent, dat je het gedaan hebt, heb je het juist niet gedeian. Ook verder klampt lijderes zich vast aan geruststellende verklaringen van den vader en den medicus.

Opmerkelijk is bij patiënte het vele spreken over de klachten. Met iedereen praat ze, als een groot kind, vertrouwelijk erover, en beschuldigt dan de familie, niet goed op haar toegezien te hebben, toen ze dat kwaad deed. Nu en dan vraagt ze: heb ik ook tegen den Heiligen Geest gezondigd?

Deze vrouw heeft de gedachte van zonde tegen den Heiligen Geest duidelijk anders dan de vorige (in het aangehaalde artikel genoemde. J. W.). Hier is geen waan; immers het denkbeeld kan gecorrigeerd worden. Toch bezet de gedachte telkens het centrum van den geest. Het is een overwaardig denkbeeld. Nog een ander verschil vertoont dit gevai met het vorige. De patiënte heeft er geen besef van, wat die zonde inhoudt; zij heeft daar te ontoereikend begrip voor. Zij heeft er eens wat over gelezen en nu zij gedrukt wordt, gaat ze haar zelfverwijt kristalhseeren rondom het denkbeeld van zonde tegen den Heihgen Geest. Deze patiënte heeft behoefte aan geruststellende verzekeringen; met haar moet gepraat worden; zij moet opwekking hebben, werk om den tijd van tobberij te boven te komen. Zij is zoowel voor psychotherapie als voor zielszorg, in den meest eenvoudigen vorm, een dankbaar voorwerp. Dit volwassen kind heeft een vaderlijke behandeling noodig; en goed toezicht, want in wanhoop kon zij zich te kort doen".

Met het dwangdenkbeeld staat het eenigszins anders. Het woord zelf zegt reeds min of meer, wat ermee bedoeld wordt. Zooals wij wel eens ervaren, dat een bepaald wijsje niet uit onze gedachten weg wil, maar wij den geheelen 'dag die melodie loopen te neuriën, zoo zijn er ook menschen, die een bepaald denkbeeld niet kwijt loinnen woiden. Ik ken iemand, die maanden liep te tobben, waarom de lucht blauw is en, ofschoon hij het onzinnige van die vraag inzag (hij bedoelde inderdaad niet waardoor, maar waarom), kon hij zich toch niet aan die vraag ontworstelen. ZoO' zijn er ooTc menschen met het dwangdenkbeeld, dat zij een misdaad begaan hebben. Een meisje van 16 jaar leefde onder het denkbeeld, dat zij de oorzaak was vaai den dood van een buurvrouw. öp het oogenblik toch, dat deze vronw plotseling süerf, had zij de geit van die buurvrouw geplaagd. En hoewel het onzinnige van haar gedachte haar was aan te toonen en hoewel zij ook zelf dat erkende, kon zij die gedachte maar niet kwijt worden.

Op dit terrein ligt ook de bacterie-vrees van sommige personen, die den geheelen dag hun handen wasschen en hun kleeren borstelen. Of de vrees van anderen, dat zij een brief niet juist hebben geschreven, niet juist hebben geadresseerd, zoodat zij niet dan met de grootste moeite ertoe overgaan om dien bïief te posten.

Wanneer de zonde tegen den Heiligen Geest voor dezulken een dwangdenkbeeld geworden is, is uit den aard der zaak eerder een medische dan een' herderlijke behandeling noodig.

Over de hysterie spreken we "ditmaal niet. De volgende week handelen wij over dit onderwerp breeder.

Wanneer de gedachte van de zonde tegen den Heiligen Geest voorkomt bij paranoia, d.i. een bepaalde vorm van geestesziekte, dan is uit den aard der zaak het ingrijpen van den medicus geboden.


1) „Predikant en Dokter", 1 Jaargang, No. 2, p. 65.

2) „Predikant en Dokter", No. 2 p. 74.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over de gegevens van de nieuwere zielkunde in verband met den ambtelijken arbeid.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's