Door uw gebed.

Welk een trek van teederheid en ootmoed wordt hier in. den apostel Paulus openbaar.

Uw gebed, —• dat is het gebed der gemeente te Filippi, het gebed van Lydia en den stokbewaarder.

Paulus is gevangen te Rome, en zijne banden knellen hem. Hij kan niet uitgaan in de wereld met het Evangelie van Jezus Christus. Hij moet de gemeenten alleen laten. De valsch© broeders belagen hem. Het zwaard van den scherprechter is reeds halverwege ontbloot. Ook in den kerker slaat de Satan hem met vuisten. Welk een ontzaglijkzware last heeft zijn geloof te torsen. En nu himkert Paulus naar de voorbede van die kleine, zwakke gemeente, en "hij vertroost zich daarmede. „Door uw gebed, " — daarin hooren wij, ja, de wetenschap dat er voor hem gebeden wórdt, maar tegelijk de zacht uitgesproken begeerte dat er voor hem gebeden mocht worden.

Dit is nu die machtigste aller geesten in het Godsrijk, op wien méér dan op een der andere apostelen de Kerk gebouwd is; die eenmaal ten derden hemel inging, en zeggen kon dat hij alle dingen vermocht door Christus. Hij buigt zich hier voorover in de richting van Filippi, en hij verlangt naar en verkwikt zich met het gebed van die eenvoudige en hulpbehoevende gemeenteleden. Hij zelf is het, die deze gemeente 'draagt op het hart, en versterkt onder het kruis, en ten allen tijde voor haar het gebed doet; en diezelfde voorbidder en wachter der kudde verblijdt zich in de wetenschap, dat de arme schapen van Christus biddend aan hem denken.

Dit is ootmoed. Dit is waarachtige teederheid des harten. Dit is een trek uit het beeld van Jezus Chris; tus, den .grooten en éénigen worstelaar en voorbidder voor .Zijn volk, die, als Hij heengaat in Gethsemané om de Zijnen biddend te verlossen, zich nog eenmaal tot hen omkeert met de roerend© vraag: — „Blijft hier en waakt met mij".

En zoudt gij. Christen, uw hoofd hier niet mogen opheffen en luisteren?

Gij hebt óók uwe banden. • Gij hebt de banden van ziekte en rouw, van moeite en zorg, van zonde en vrees.

Maar gij hebt eveneens uwe gemeente te Filippi, tot welke gij zeggen moogt: — „door uw gebed".

Neen, dit mag u niet tot gerustheid strekken, zoo ge zélf geen gebedsleven kent, ©n vreemd z'ijt aan den verborgen omgang met God. Paulus was zélf ook een bidder. Maar voor allen, di© uit de behoeften van hun hart en de nooden van het leven, — tijdelijke en eeuwige, — hunne smeekingen in oprechtheid voor den Heer© brengen, en Hem in Christus Jezus om Zijn© genade aanroepen, — voor die allen, hoe klein zij zijn of groot, mag de steunende wetenschap zijn, dat er eene gemeente is die hunner gedenkt in de gebeden. Er is een Lichaam van Christus, dat bidt voor de leden, en het meest voor de leden die in lijd©n en banden zijn. Er gaat een gebed op van al de heihgen. Daar zorgt Christus voor. Hij is het verhoogde Hoofd, en Zijn voorbiddend leven daarboven wordt in Zijn Lichaam op aarde uitgewerkt. En nu is er een gedurig gebed van d© Gemeente voor elkander.

Dan behoeft men eikaars nooden niet eens te weten, en elkander persoonlijk niet te kennen: —• Gód weet het, en Hij deelt de verhooringen uit. Dan kan er eene arme ziel eenzaam in haar kerker worstelen, en niemand weet daarvan; ja, dan kan ze zelfs een tijdlang verstomd en biddeloos zijn, geheel neergeslagen; en niettemin laat Christus door Zijn Geest vanuit Zijn Kerk de smeeking opgaan, en als dan de verhooring ©n verkwikking indaalt, dan gaat dit woord in vervulling: — „door uw gebed".

Door uw gebed. Wij mogen de voorbidding van Christus' kerk begeeren. Wij behooren de hand uit te strekken naar deze gemeenschap der heiligen. Wij moeten niet hoogmoedig en eenzelvig zijn, maar in ootmoed en teederheid het een voorrecht van God achten, zoo de kleinen en ©©nvoudigen onzer gedenken in hunne gebeden; gelijk de groote Paulus dit begeerd© van de gemeente te Filippi.

En wij mogen in nood en zorg vertroost zijn. Er wordt gebeden. Er wordt geboden in gemeenschap met den volmaakten Voorbidder in den hemel. En wij zijn daarbij ingesloten. Wij staan niet alleen. Wij zijn niet vergeten van God en van Zijn volk. God hoort onzen naam noemen, al zou niemand op aarde dien kennen. En zoo wij zelf biddend leven, en geloovig schuilen in de voorbede van onzen Hoogepriester, — dan mogen wij óók verkwikt worden uit de woorden: — „"door uw gebed".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen